erfgoedobject

Jeugdherberg Gagelhof

bouwkundig element
ID
61101
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/61101

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Jeugdherberg Gagelhof
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

In 1949 raakt Braem betrokken bij de wederopbouw van de jeugdherberg Gagelhof in Zoersel, in opdracht van de Vlaamse Jeugdherbergcentrale. Deze jeugdherberg wordt in 1935 als een van de eerste in België opgericht, op een toen nog landelijk gelegen stuk grond aan de rand van het Zoerselbos. Het oorspronkelijke gebouw is een houten barak, naar verluidt overgebracht uit Kasterlee, die in maart 1944 door de luchtverplaatsing van een V1-inslag wordt vernield. Na de oorlog vat een aantal vrijwilligers het plan op de jeugdherberg met bescheiden middelen eigenhandig opnieuw op te bouwen. Dit nieuwe gebouw wordt ontworpen door Willy Van Gils, die in dezelfde periode samen met Emile Rulens eveneens de plannen opmaakt voor de jeugdherberg 't Pannenhuis in Nijlen. Braem, die Van Gils als een van de meest getalenteerde jonge architecten beschouwt, voert samen met zijn echtgenote Elza Severin een wandschildering voor deze jeugdherberg in Nijlen uit. Vervolgens nodigt hij Van Gils ook uit om een modelinterieur van een jeugdherberg te ontwerpen, voor de Tentoonstelling van Kunstambachten 'Schoner Wonen' in de Stadsfeestzaal in Antwerpen in 1949. Hun eerste contact komt kort voordien tot stand, naar aanleiding van de Nationale Werf van Deurne. Hoewel Braem een voorontwerp voor de jeugdherberg van Zoersel uitwerkt, beperkt zijn inbreng in dit project zich vermoedelijk tot een adviserende rol. Als fervente natuurliefhebbers en wandelaars is het Zoerselbos al van vóór de oorlog bekend terrein voor het echtpaar Braem, dat zich bovendien ideologisch nauw betrokken voelt bij de jeugdherbergbeweging. Braem valt daarbij terug op de typologie die hij al in 1934, tijdens zijn studies aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten, voor een jeugdherberg ontwikkelde in het kader van zijn project voor de Lijnstad.

Bij het concept van het gebouw richten de ontwerpers hun aandacht vanwege het beperkte budget in eerste instantie op het dennenhout, dat als constructiemateriaal op het terrein zelf ruim voorhanden is. Daarbij is het aangewezen een bouwwijze te ontwikkelen die de vrijwilligers in staat stelt de jeugdherberg op eigen kracht met eenvoudige technieken te realiseren. Als hoofdstructuur wordt een vrijstaande constructie bedacht uit ontschorste boomstammen, rudimentair vernageld en in de ondergrond verankerd met ijzeren staven, onder een breed overstekend zadeldak in eternieten golfplaten. Binnen dit open, zwevende gebint wordt een paviljoen geïntegreerd, opgetrokken in lichte houtskeletbouw op een bakstenen fundering. De architectuur legt enerzijds de nadruk op het ogenschijnlijk vernaculaire karakter van de constructie, met primitieve houtverbindingen, ongelijke balkkoppen, kapsporen en een ruwe textuur. Anderzijds ontleent het gebouw ook zijn eigentijdse vorm aan deze onorthodoxe assemblage, die het uitwendige skelet haast tot een informele plastiek maakt. Als contrast wordt voor de wandopbouw van het paviljoen een strak modulair raster toegepast, functioneel ingevuld met brede glaspartijen of witgeschilderde eternietpanelen. Een soortgelijk vormprincipe kenmerkt ook het ontwerp voor de vakantiewoning met atelier van de kunstschilder Carlo De Roover in Zoersel, dat Braem in de oorlogsjaren uitwerkt. De al bij al gewaagde onderneming wordt door een onervaren maar gedreven ploeg gelegenheidsbouwers onder leiding van Van Gils, gespreid over drie opeenvolgende vakantieseizoenen tot een goed einde gebracht. De nieuwe jeugdherberg opent voor het eerst zijn deuren op 29 maart 1952 en wordt officieel ingehuldigd op 7 juni 1953.

Voor de jeugdherberg wordt uitgegaan van een capaciteit van 60 slaapplaatsen, verdeeld over slaapzalen voor jongens en meisjes met bijbehorende wasruimten en toiletten. Verder voorziet het programma in een gemeenschapszaal, een keuken, een droogplaats voor trekkerskledij en schoeisel, woongelegenheid voor de 'jeugdherbergouders' en een bergplaats voor minimaal 30 fietsen. Het terrein vormt een langgerekte driehoek, met de schuine zijde georiënteerd op het zuiden. In zijn voorontwerp past Braem het typemodel voor vakantiecentra toe, dat hij in 1947 in opdracht van de Arbeiderstoeristenbond 'De Natuurvrienden' had ontwikkeld. Ook toen pleitte hij al voor rationele constructies in eigentijdse materialen, die een minimaal onderhoud vergen, een functionele ruimtelijke organisatie die het gemeenschapsleven bevordert en een vormgeving in harmonie met de natuur die goedkoop regionalisme vermijdt. Braem verdeelt de verschillende functies over een T-vormige plattegrond, die een optie inhoudt voor latere uitbreidingen van elk onderdeel. Bij de inplanting van het gebouw in het meest brede gedeelte van het terrein, vergist Braem zich echter van oriëntatie. Zo denkt hij de slaapzalen op het ochtendlicht te richten en de gemeenschapszaal op de avondzon, in tegenstelling tot de feitelijke noord-zuidoriëntatie. De ingangshal met ontvangstbalie vormt de kern van het complex, geflankeerd door het woongedeelte en de keuken aan één zijde, en de droog- en fietsenbergplaats aan de andere zijde. In het verlengde van de hal ligt de gemeenschapszaal, die een zeshoekige plattegrond krijgt. Het geknikte slaapgedeelte wordt loodrecht op de gemeenschapsruimten geprojecteerd en omvat in totaal zeven slaapzalen van acht bedden, opgedeeld in een jongens- en een meisjesvleugel met telkens een waszaal en een tweepersoonskamer. Van Gils brengt in het definitieve ontwerp alle functies in een rechthoekig volume samen onder één dak, met uitzondering van de keuken en de fietsenbergplaats die in een haakse zijvleugel worden geïsoleerd. Het voorste gedeelte van het hoofdpaviljoen blijft ingenomen door de gemeenschapszaal, met glaswanden op het zuiden en het westen, een open dakstoel en een centrale open haard als enige verwarming voor het gehele gebouw. Achteraan bevindt zich de slaapvleugel, die door een dubbele middengang in twee beuken wordt opgedeeld. Een systeem van vergrendelbare klapdeuren laat hier een flexibele onderverdeling in een jongens- en meisjesgedeelte toe. Net als in Nijlen ontwerpt Van Gils ook voor de jeugdherberg Gagelhof een eigen model houten tafels en stoelen, en koperen lantaarns. Tot de inrichting behoort verder een kleurrijk vaandel in de nok en een gedenksteen in ceramiek op de haard. Afgezien van aanpassingen aan comfort en veiligheid, ondergaat de jeugdherberg, die nog steeds op vrijwillige basis wordt uitgebaat, nauwelijks wijzigingen. Een aangebouwde vleugel met familiekamers is van recente datum.

  • Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Archief Renaat Braem, 359.

Bron: Braeken J. (ed.) 2010: Renaat Braem 1910-2001. Architect, Relicta Monografieën 6. Archeologie, Monumenten en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, Brussel.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Jeugdherberg Gagelhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/61101 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.