Vanaf het midden van de 19de eeuw ontstond in Antwerpen de nood aan de bouw van een modern slachthuis dat beantwoordde aan eigentijdse principes inzake hygiëne, zoals stromend water, aansluiting op het rioleringsnet, licht en lucht. Tot dan gebeurde het slachten in Antwerpen door een vijftigtal slachterijen, vooral geconcentreerd in de binnenstad. Voor het nieuwe Slachthuis werden in 1872 door de Stad Antwerpen gronden aangekocht van de familie Ceulemans, gelegen aan de noordelijke stadsrand tussen de Lange Lobroekstraat en het Schijn, later het Lobroekdok. Stadsbouwmeester Pieter Dens kreeg op 9 november 1872 de opdracht voor het ontwerp van het complex, waarvan de definitieve bouwplannen uit augustus 1874 dateren. De bouw werd op 28 december 1874 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de aannemer Joseph Baillon-Van Bellingen uit de Houwerstraat, voor een bedrag van 1.337.433 Belgische frank. Het complex in eclectische stijl met classicerende inslag, voltooid op 31 oktober 1876, omvatte 64 slachtplaatsen voor individuele slachters onder toezicht van een slachtersbaas. Bij de drie slachthallen voor runderen (50 slachtplaatsen), de slachthal voor varkens (12 slachtplaatsen) en deze voor paarden (2 slachtplaatsen) hoorden veestallen. Verder omvatte het Slachthuis, penshuizen en bloedhuizen, een vetsmelterij en watertoren, een kantoorgebouw met conciërgewoning, een directeurswoning en twee stalwachterswoningen, en afdaken voor voertuigen. De bijhorende veemarkt met een ijzeren overkapping, waarvoor Dens in november 1875 het ontwerp tekende, werd op 17 januari 1876 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de constructeurs Nicaise & Delcuve uit La Louvière, voor een bedrag van 127.894 Belgische frank. De inwijding van het Slachthuis vond plaats op 17 december 1877. In 1879 volgde nog de inrichting van een politiepost, waarvan de werken op 30 mei 1879 bij openbare aanbesteding werden toegewezen aan de aannemer Louis Huet uit de Kerkstraat, voor een bedrag van 7794 Belgische frank.
Plannen voor een grootschalige modernisering van het slachthuis opgemaakt in 1939, kregen vanaf 1941 een begin van uitvoering, met de bouw van een nieuwe slachthal voor groot vee op last van de Duitse bezetter. Nauwelijks voltooid werd het slachthuis grotendeels verwoest door drie opeenvolgende inslagen van V-bommen in oktober 1944 en januari 1945. Op dezelfde en aanpalende terreinen, samen 8 ha groot, kwam vervolgens in 1951-1953 een nieuwe slachthal tot stand. In 1954-1955 volgden een darmenwasserij en mestpershuis, in 1956-1958 een nieuwe veemarkt met ontsmettingspost en veestallen, in 1958-1960 een afsluitmuur en portierswoning, in 1963-1965 koeltunnels en in 1964-1966 een hang- en keurzaal met kantine. Omstreeks 1989 bleven van het oude Slachthuis nog slechts twee gebouwen over, de directeurswoning en het kantoorgebouw die als symmetrische pendants de hoofdingang flankeerden. Ook deze zijn inmiddels gesloopt, samen met de restanten van de oorspronkelijke smeedijzeren omheining. Het Slachthuis is sinds 2006 gesloten.
Pieter Dens was in functie als stadsbouwmeester vanaf 1 juli 1863 tot in 1884. In Antwerpen verrezen van zijn hand onder meer de verdwenen Vlaamse Schouwburg aan de Kipdorpbrug, negen politiecommissariaten en een twaalftal scholen met als belangrijkste het Koninklijke Atheneum aan de Franklin Rooseveltplaats en de Middelbare Meisjesschool in de Lange Leemstraat. Waar een sobere, robuuste baksteenarchitectuur, het exclusieve gebruik van rondbogen, en het verzaken aan overtollige ornamenten zijn vroege ontwerpen kenmerkten, evolueerde zijn stijl vanaf midden jaren 1870 naar een meer decoratief, door de neorenaissance beïnvloed eclecticisme.
Het Slachthuis besloeg een volledig omheind terrein aan de Lange Loboekstraat, met in de as van de Korte Slachterijstraat de hoofdtoegang. Deze bestond uit twee vierkante wachthuisjes met geblokte hoekpilasters, waartussen een smeedijzeren hek met lantaarns. Zij werden bekroond door monumentale stieren met menners uit witte natuursteen (Savonnière) door de beeldhouwer Eugène de Plyn. Aan de zuidzijde van het complex was ten westen van de centrale toegangsweg de overdekte veemarkt ingeplant, aan de buitenzijde geflankeerd door stallen. Het betrof een ijzeren hal van zeven bij tien traveeën, waarvan de dakkap met elf spanten en een centrale lichtstraat steunde op 88 gietijzeren kolommen vanaf een hardstenen basis. Het einde van de centrale toegangsweg werd geflankeerd door de directeurswoning en het kantoorgebouw met conciërgewoning, twee neo-palladiaanse paviljoenen ingeplant als symmetrische pendants. Daarachter strekte zich het centrale plein uit ingenomen door de drie slachthallen voor runderen, geflankeerd door stallen aan de oost- en westzijde. De slachthallen bestonden uit twee parallelle paviljoenen met zadeldak waartussen een open binnenplaats. Aan de noordzijde van terrein waren in de middenas de vierkante watertoren en de vetsmelterij met fabrieksschoorsteen ingeplant. Deze werden ten westen geflankeerd door de slachthallen voor paarden en deze voor varkens met bijhorende stallen, en ten oosten door de penshuizen en de bloedhuizen met schoorstenen.
Het geheel was opgetrokken in baksteenbouw met spaarzaam gebruik van blauwe hardsteen en witte natuursteen. De slachthallen, penshuizen, bloedhuizen en stallen vormden langgerekte paviljoenen van één bouwlaag onder gedrukte zadeldaken met nokruiters voor de verluchting. De opstanden van kop- en langgevels werden omlijst of geritmeerd door lisenen, en volgens een regelmatig ordonnantieschema geopend door steekboogopeningen, aangepast aan de functionele noden. De slachthallen onderscheidden zich door overkragende dakvlakken op schoren.
De twee symmetrisch ingeplante, vrijstaande paviljoenen met dubbelhuisopstand, hebben een haast vierkante plattegrond. Met een, gevelbreedte van drie bij drie traveeën, omvatten zij twee bouwlagen onder een afgeknot tentdak, bekroond door een belvedère met ijzeren vorstkam. De voorgevels sluiten vis-à-vis de centrale toegangsweg af, de zuidgevels grenzen aan de veemarkt en de noordgevels aan het centrale plein. Beide panden zijn opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk met gebruik van blauwe hardsteen en witte natuursteen. De plint, puilijst, cordonvormende lekdrempels, deuromlijstingen en omlopende band op imposthoogte van de begane grond zijn uit hardsteen, de geblokte hoekpilasters van de begane grond, vensteromlijstingen, omlopende banden van de bovenverdieping en architraaf uit natuursteen.
Horizontaal geleed door de puilijst, worden de opstanden verticaal gemarkeerd door op de begane grond geblokte hoekpilasters. De compositie van de voor- en zijgevels legt de klemtoon op de middenas door middel van pilasters; het inkomportaal wordt telkens beschermd door een luifel uit ijzer en glas. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van steekboogdeuren en -vensters. Op de begane grond individuele lekdrempels en diamantkopsleutels, op de bovenverdieping cordonvormende lekdrempels. De zuidgevels zijn enkel in de middenas geopend, met de dienstingang en een tweelicht op de bovenverdieping. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit de architraaf, fries en houten kroonlijst op klossen.
Volgens de bouwplannen worden beide plattegronden op het gelijkvloers ingedeeld door de centrale inkomhal waarop de traphal loodrecht aansluit. De directeurswoning omvat drie woonvertrekken en de keuken annex terras en toilet op de begane grond, en vier slaapkamers op de bovenverdieping. Het kantoorgebouw met conciërgewoning huisvest gelijkvloers drie kantoren en een keuken annex toiletten, en op de verdieping vijf vertrekken.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Lange Lobroekstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Slachthuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7166 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.