is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Ensemble van drie burgerhuizen in art-nouveaustijl
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Eenheidsbebouwing van burgerhuizen in art nouveaustijl: gevels en bedakingen
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Eenheidsbebouwing van burgerhuizen in art nouveaustijl: gevels en bedakingen
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Eenheidsbebouwing van drie burgerhuizen
Deze vaststelling was geldig van tot
Geheel van drie burgerhuizen in art-nouveaustijl, naar een ontwerp door de architecten Emiel Van Averbeke en Willem Diehl uit 1900 (gevelinscriptie). Opdrachtgever van dit vastgoedproject "weelderige huurhuizen" opgetrokken in 1901 was August Verfaillie.
Het complex behoort tot het vroege oeuvre van Emile van Averbeke, die zich in 1899 als zelfstandig architect vestigde, aanvankelijk met zijn jongere schoonbroer Willem Diehl als partner. Met zijn debuutwerken, het samen met Jan Van Asperen ontworpen liberaal volkshuis “Help U Zelve” uit 1898-1901 in de Volksstraat, het woningensemble Verfaillie en de villa Lurmann uit 1903 in Kortenberg, leverde hij een toonaangevende bijdrage aan de Antwerpse art nouveau. In 1905 ruilde Van Averbeke zijn privé-praktijk voor een vast dienstverband aan de Dienst Gebouwen van de stad Antwerpen. Hij werd in 1920 benoemd tot stadsbouwmeester in opvolging van Alexis Van Mechelen, een functie die hij waarnam tot zijn overlijden in 1946. Het aantal privé-projecten beperkte zich in deze periode hoofdzakelijk tot de drie eigen woningen die hij ontwierp, met als eerste de bescheiden rijwoning uit 1907 in de nabijgelegen Cobdenstraat.
De projecten uit de vroege jaren 1900 getuigen van een sobere, gestileerde interpretatie van de art nouveau onder invloed van de Wiener Werkstätte en de Glasgow School. In de zelfde periode ontwierp Emiel Van Averbeke als assistent van stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen onder meer de brandweerkazernes in de Paleisstraat en de Halenstraat, waaruit een sterke affiniteit bleek met het werk van de Nederlandse architect Hendrik Petrus Berlage. Zelf stadsbouwmeester bouwde Van Averbeke in de vroege jaren 1920 verder op dit idioom, met realisaties als de stedelijke scholengroep in de Napelsstraat. Omstreeks 1930 ontwikkelde hij vervolgens een door de Nederlandse architect Willem Marinus Dudok geïnspireerd 'romantisch kubisme', waarvan de Stedelijke Normaal- en Oefenschool in de Pestalozzistraat als belangrijkste voorbeeld geldt.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de rijwoningen een souterrain en drie bouwlagen onder een mank zadeldak met markante dakkapellen. Gekoppeld volgens spiegelbeeldschema, beantwoordt het gevelfront aan een volkomen symmetrisch schema, opgebouwd rond het hoger opgetrokken middenpand. De lijstgevels hebben een parement uit geel baksteenmetselwerk, structureel zowel als decoratief verwerkt met blauwe hardsteen voor de plint, hoekblokken, kraagstenen, balkons, consoles, postamenten, waterlijsten, lekdrempels en waterlijsten. IJzeren I-balken zijn gebruikt voor de lateien, en leien als dakbedekking. Vormgegeven als een organisch geheel, kenmerkt de gevelcompositie zich door een onregelmatige traveeënindeling, met een grote variatie aan boogvormen voor de deuren met bovenlicht en de vensters en, in de topgeleding gegroepeerd tot drielichten. De klemtoon ligt op het middenpand, gemarkeerd door de superpositie van een rechthoekige erker en een loggia, die gevelbreed doorlopen over de twee bovenverdiepingen. Van dit uitspringende volume zijn de zijwanden doorgetrokken in breed aangezette aandaken, met postamenten en schoorstenen als topstuk. De twee zijpanden onderscheiden zich in de bovenbouw door kolossale hoekpilasters met kraagstenen en postamenten, het brede hoefijzerboogvenster met centraal balkon van de eerste verdieping en de boogvelden van de tweede verdieping, afgewerkt met een driezijdige kroonlijst op uitgelengde consoles. Opmerkelijk is de verzorgde profilering en detaillering van de hardstenen onderdelen, in een vloeiende lijnvoering eigen aan de art-nouveaustijl. Hetzelfde geldt voor het sierlijke smeedwerk in zweepslagstijl van de souterraintralies, voetschrapers, het deurbeslag en de balkonborstweringen, en het houten schrijnwerk van de inkomdeuren met geblokt patroon, de vensters met typische roedeverdeling, de dakkapellen en kroonlijsten. De erker van het middenpand, met een draagstructuur van geklinknagelde I-profielen en een gemetseld troggewelf, is op de borstwering versierd met een brede fries uit glasmozaïek. Het patroon van cirkelmotieven en golvende lijnen is opgebouwd uit de kleuren blauw, wit en grijs tegen een gouden achtergrond.
De woningen beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. In het bouwdossier ontbreken de gevelopstand en de plattegronden. Zoals gebruikelijk omvat de begane grond vermoedelijk een enfilade van salon, eetkamer en veranda, en huisvestte het souterrain oorspronkelijk de keuken. Interieur met klassieke indeling en tamelijk sobere decoratie gezien het bouwprogramma gericht op verhuur.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)