is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein Het Lo of de l'Escaille
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Kasteel de l'Escaille met park
Deze bescherming is geldig sinds
Het vierkante, drie traveeën grote kasteel in laatneoclassicistische stijl telt twee bouwlagen op een verhoogde begane grond onder een gemansardeerd schilddak (leien) met dakkapellen. Het wordt geflankeerd door twee vierkante torens van drie bouwlagen en één travee onder een tentdak (leien) met ijzeren topstuk. Tegen de zuidgevel leunen drie bijgebouwen aan. Het kasteel bevindt zich in een park in landschappelijke stijl, aangelegd op het einde van de 19de eeuw en geïnspireerd op een niet uitgevoerd plan van J. Creten van 1875.
Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) zien we dat de stad Hamont omwald was en dat er buiten de stadswallen reeds een uitgebreid terrein was ontgonnen; dit resulteerde in een lappenpatroon van omhaagde perceeltjes en een verspreide bebouwing langs de uitvalswegen richting open landschap. Dit open landschap kon getypeerd worden als een uitgestrekt heidelandschap met vennen en verspreide kleine bosjes.
In het zuiden op de rand van het 'ontgonnen' gebied rond Hamont en de heide lag de hoeve 'het Loo', die haar naam gaf aan het huidige domein dat tijdens de tweede helft van de 19de eeuw ten zuiden ervan ontstond.
In het midden van de 19de eeuw werden er langsheen de Kempische kanalen en de Zuid-Willemsvaart, van Turnhout tot in Neeroeteren, vloeiweiden, wateringen of weteringen aangelegd. Het doel dat men voor ogen had was fundamenteel agrarisch. In die tijd bestonden er in de Kempen namelijk nog grote oppervlakten 'woeste gronden'. Door de aanleg van de kanalen werd het echter mogelijk om ook de hoger gelegen zandgronden om te zetten naar grasland, namelijk door periodieke irrigatie met kalkrijk Maaswater.
De geschiedenis van het kasteel houdt verband met de ontginningspolitiek van de Belgische overheid, in het bijzonder voor de Limburgse Noorderkempen. Dankzij een gunstige wet op de ontginningen (1846), waardoor ondernemers op een voordelige manier grote hoeveelheden gemeentegrond konden verwerven met als voorwaarde deze gronden te ontginnen, werden op tientallen plaatsen in Noord-Limburg zogenaamde wateringen aangelegd, zijnde gebieden die door bevloeiing met water uit het pas aangelegde Kempens kanaal (1843-1846) in cultuur werden gebracht.
In 1850 verwierf de Gentse industrieel Vincentius Johannes Josephus Thiry van de stad Hamont een uitgestrekt domein van 101 hectare in het zuiden van het gehucht Lo (benoeming naar een bos op droge zandgrond, later een heidevlakte), met de bedoeling er wateringen aan te leggen. Dit was het begin van het domein 'Het Lo' te Hamont. De Hamonterbeek, Lobeek en Erkbeek doorstromen dit terrein. Uit de mutatieschetsen van het kadaster blijkt dat er in 1850 nog geen bebouwing was in dit heidegebied, genaamd de Loozenderheide, tussen de weg van Hamont naar Bocholt-Bree (de huidige Lozenweg) en de weg van Hamont naar Kaulille (het huidige ’t Lo). In 1852 bouwde Thiry er een huis en een ruraal gebouw ten westen ervan, respectievelijk de kern van het huidige kasteel en de dito hoeve.
De boerderij, de kern waaruit het domein ontstond, verscheen in 1852 op het kadaster, samen met het volume waaruit het kasteel zou ontstaan. De boerderijgebouwen muteerden meerdere malen tot de huidige U-vorm en zijn in 1985 nogmaals verbouwd als woning, aanleunende schuren en koetshuis. In 1857 volgde een nouvelle construction, die in 1864 werd afgebroken. In 1867 werd het huis belastbaar en had het een oppervlakte van 80 centiare.
In 1875 kocht baron Joseph P.F. de l’ Escaille (1847-1902), ingenieur en lid van de Limburgse provincieraad (kanton Achel), deze uitgestrekte, ondertussen circa 280 hectare grote heidegronden, deels gelegen in Hamont en deels in Kaulille. Hij ontplooide er zijn agronomische kennis voor de exploitatie van het grote domein. Datzelfde jaar liet hij er een kasteel optrekken, opgevat als een jachthuis voor de familie. Deze fase komt overeen met de situatie op de mutatieschets van 1875, waar het oorspronkelijke huis werd vergroot door de aanbouw van een groot rechthoekig element ten oosten.
In 1877 werd het landgebouw van 1852, de huidige hoeve, vergroot. Het oude huis werd dan (1877) gedeeltelijk afgebroken (démolition partielle) en vervangen door een kleinere constructie, mogelijk het jachtpaviljoen, te situeren in de huidige westelijke toren, die inderdaad andere vensteropeningen bezit. Tussen het kasteel en de boerderij verscheen in 1881 een constructie, vermoedelijk als rentmeesterswoning die eveneens meerdere aanpassingen kende en in 1985 ook grondig gerenoveerd werd als bijkomende woning.
Bij het domein hoorde ook een watermolen, als houtzaagmolen kadastraal in 1883 verschenen , opgericht in functie van de verwerking van het hout, één der belangrijkste economische activiteiten van het goed. Deze activiteit heeft niet lang bestaan, want in 1920 was de molen reeds een ruïne, die in 1931 volledig verdween. Het enige spoor ervan is de aanwezigheid van de molenvijver.
Het domein bezat ook een in 1961 verdwenen paardenstoeterij van 300 paarden, gehouden in functie van de levering van hooi, mest en paarden voor het kamp van Beverlo (Leopoldsburg). Van deze economische bedrijvigheid blijft niets meer over, met uitzondering van de ren, nu een reliëf in de bodem.
Een belangrijke fase in de ontwikkeling van het domein is de uitbreiding van het 'kasteel', gekadastreerd in 1875. In 1878 verscheen de eerste stap van de huidige configuratie: het basisvolume van 1877 met ten zuiden een kapel, een overdekt terras en een wintertuin. Van deze eerste fase bestaat er een postkaart, gestempeld 1904, van de noordgevel en een tweede, afgestempeld 1906, vanuit het zuidwesten.
Een volgende, definitieve fase was de bouw in 1906 van een tweede even hoge toren ten oosten, de verschuiving van de wintertuin en van het overdekt terras, waarvan eveneens een postkaart bestaat. Vermoedelijk werden de gevels en de muuropeningen toen geüniformiseerd. Een gevelsteen met jaartal 1875 en de familiewapens werd toen ook ingemetseld in de noordgevel van de nieuwe toren. In deze vorm bestaat het kasteel vandaag, wat kadastraal geregistreerd werd in 1907. De verbouwing mag toegeschreven worden aan architect Mathieu Christiaens (1865-1934) uit Tongeren, toen in de streek actief.
Op het moment van de uitbreiding van het 'kasteel', gekadastreerd in 1875, was er duidelijk de intentie om volgens de toen geldende normen de gebouwen te omkaderen met een luxueuze parkaanleg. Getuige hiervan is een ontwerpplan, gesigneerd door J. Creten en eveneens gedateerd 1875. De voorgestelde aanleg bevat alle vereiste stijlkenmerken en -elementen van de landschappelijke parkaanleg van die tijd. Het plan laat een volledig omwalde site zien met daarenboven nog twee grote vijvers, een geaxeerde en beboomde toegangsdreef in het noordoosten, een uitgesproken en vormgevend padenpatroon, langs dit padennetwerk meerdere fabriekjes zoals een prieeltje, een tempeltje en een rotspartij, kleine en grote groepen bladverliezende en bladhoudende bomen en struiken die voor afwisseling moesten zorgen tijdens de wandeling en tenslotte bij de boerderij een moestuin in de vorm van een klassieke parterretuin. Aan de achterzijde van het kasteeltje zien we ook de contouren van de in 1878 gekadastreerde veranda en serre. Van deze parkaanleg is echter op het terrein niets meer terug te vinden. We kunnen dan ook stellen dat het plan van Creten nooit werd uitgevoerd. Het plan is zeker wel een inspiratiebron geweest voor de latere parkaanleg.
De Dépôt de la Guerre-kaart, Bruxelles en 1878 (Levée et nivelée en 1872) geeft een beeld van de bestaande toestand in deze periode. We kunnen zien dat de basis voor de latere kasteelsite op dit moment reeds is gelegd. Het domein heeft zich ontwikkeld in een bocht van de Walbeek (zeer waarschijnlijk in functie van het domein 'verlegd') en de spijssloot van het kanaal naar de vloeiweiden ten westen van het domein. De site wordt hierdoor langs drie zijden omringd door water. De toegangsdreef situeert zich in het zuidoosten en verbindt een rondweg, die de loop van de Walbeek volgt, met de weg van Hamont naar Lozen. Deze toegangsdreef loopt door een bebost gebied, een gedeelte van het open heidelandschap dat in cultuur werd gebracht. Op de site zelf zijn meerdere kronkelwegen te zien die enerzijds de gebouwen met de rondweg verbinden en anderzijds vormgeven aan de hooiland- en graspercelen (groen ingekleurd), de moestuinen bij de boerderij en het 'kasteeltje' (rood ingekleurd), de waterpartijen (een grote vijver ten noorden en twee kleine ten zuiden van de gebouwen (blauw)) en de 'lusttuinpercelen' (rood met groen gestippeld). Vanuit de boerderij vertrekken er ontginningswegen naar de bospercelen (zowel naaldhout- als loofhoutaanplantingen) rond het ven in het zuidwesten en naar de vloeiweiden in het noordwesten. In het noordoosten en het zuiden blijft het open heidelandschap behouden. Ten noordwesten van de site zijn reeds meerdere hectaren irrigatiezones gerealiseerd. Ze worden voorzien van kanaalwater door de spijssloot die aan de westkant het domein passeert. Het landschap rond de site kan nog grotendeels getypeerd worden als een open heidelandschap maar in de ruimere omgeving zien we dat grote delen ondertussen in cultuur zijn gebracht hetzij voor akkerbouw, bosbouw of grasland (vloeiweiden). Ontginningswegen bepalen verder de structuur van het landschap.
Op de kaart van het Institut cartographique militaire, Bruxelles en 1925 (levés et nivellements en 1872; revisions sur le terrain en 1890 et 1908) zien we een volledig ingevulde parkaanleg in landschappelijke stijl. Het padenpatroon is beeldbepalend en omkadert het geheel. Er is een bijkomende toegangsweg gecreëerd ten noorden van de oude. De noordelijke grote vijver is verlandschappelijkt en verbonden met een gracht die de ronding van de rondweg volgt en in het zuidelijk deel van het park eindigt op een ringgracht rond een beboomd eiland. Een tweede langgerekte waterpartij situeert zich eveneens in het zuidelijk gedeelte van het park, in het midden ligt er een klein eilandje waarover de wandeling passeert. Verspreid zijn er grote en kleine groepen bomen en struiken die voor de afwisseling moeten zorgen tijdens de wandeling. Bij de boerderij ligt een vierkante moestuin, de 'parterretuin' uit het ontwerpplan van Creten van 1875. Vanuit het kasteel is er nog steeds in alle windrichtingen zicht op het open landschap, met uitzondering van het zuidoosten waar het bosareaal werd uitgebreid. Kleine jachtbosjes in de omliggende akkers en weilanden sturen het perspectief. Fabriekjes zijn er niet. Ten zuidwesten van de site, langs de spijssloot zien we de gebouwtjes van de voormalige manege en zaagmolen met ten noorden de molenvijver, gekadastreerd in 1883. De toegangswegen in het oosten, de rondweg en de meeste ontginningswegen werden gekadastreerd in 1896. Het omringende landschap is ondertussen volledig ontgonnen. De oppervlakte vloeiweide ter hoogte van het Lo is minstens verdubbeld en ook het bosareaal is aanzienlijk uitgebreid. De voormalige heidegronden rond het park in landschappelijke stijl zijn omgevormd en verlandschappelijkt tot boomgaard, weide en bouwgrond. Een belangrijke getuige van dit laatste is de houtwal langs de zuidelijke ontginningsweg.
Het vierkante, drie traveeën grote kasteel in laatneoclassicistische stijl telt twee bouwlagen op een verhoogde begane grond onder een gemansardeerd schilddak (leien) met dakkapellen. Het wordt geflankeerd door twee vierkante torens van drie bouwlagen en één travee onder tentdak (leien) met ijzeren topstuk. Tegen de zuidgevel leunen drie bijgebouwen aan: een vierkante kapel met apsis tegen de oude toren, met neoromaanse inslag, rondboogvenstertjes, een smeedijzeren kruis en een bepleisterd gewelf; een open terras tegen het huis, met een glazen luifel, gedragen door vier smeedijzeren schoorstukken, over de gehele breedte, beveiligd door een van elders gerecupereerde balustrade en toegankelijk via een centrale trap (zeven treden) en een vierkante wintertuin met schilddak, topstuk en wit geschilderd ijzerwerk (gerenoveerd) tegen de nieuwe toren.
De bakstenen, deels gecementeerde en van imitatievoegen voorziene gevels met knipvoegen, typisch voor einde 19de en begin 20ste eeuw, zijn afgelijnd met gecementeerde hoekbanden en zijn voorzien van hoge, van gecementeerde omlijstingen voorziene, rechthoekige muuropeningen met achtruiters en rondbogige deuren en vensterdeuren in de zuidgevel. In de oude toren zijn de vensters rondboogvormig of ingeschreven in een rondboog. De toegang ligt in de noordgevel, via een centrale deur voorafgegaan door een pui met dubbele bordestrap en een kelderdeur onder het bordes.
Het huidige interieur heeft cementtegelvloeren, ook typisch voor de bouwperiode, plankenvloeren, plafonds met stucversiering in eclectische stijl, dubbele, volhouten deuren op het gelijkvloers en een rechts van de centrale gang gelegen bordestrap. De rest van het interieur, schouwen, lambriseringen enzovoort zijn in 1985 gerecupereerd uit stadswoningen uit het Brusselse, omdat bij de laatste erfenis de inboedel van het huis gescheiden werd. De distributie van de vertrekken is wel behouden: een centrale gang met aan weerszijden een vertrek, ten noorden de bordestrap en aan de zuidzijde drie en-suite-kamers (eetkamer, salon en klein salon in de oostelijke toren).
De kasteelsite is ook vandaag nog een gaaf eilandje in een water- en bosrijk gebied. De basisstructuur die op de kaart van het Institut cartographique militiare van 1925 zo in het oog sprong is ook nu nog prominent aanwezig. De site heeft nog haar typerende vorm, met de beboomde toegangsdreef in het noordoosten die uitgeeft op de rondweg, het wandelpad door het park met bomengroepen en grote rododendronmassieven (Rhododendron) die voor de afwisseling zorgen, twee grote waterpartijen en zeer mooie perspectieven op het omliggende landschap.
Het bomenbestand is minstens 100 jaar oud en bestaat voornamelijk uit inheemse soorten met als hoofdsoort zomereik (Quercus robur) aangevuld met typische parkbomen zoals bruine beuk (Fagus sylvativa 'Atropunicea' ), paardenkastanjes (Aesculus hippocastanum), een tulpenboom ( Liriodendron tulipifera) en groepjes coniferen (Coniferae). De solitaire bomen zijn recenter aangeplant. Langs de noordelijke vijver ligt een beboomd heuveltje, waarschijnlijk opgeworpen met aarde en slip afkomstig van een ruiming en herprofilering van de vijver. Er wordt verteld dat er ooit een prieeltje opstond maar hier is niets meer van terug te vinden.
De irrigatiezones met de noodzakelijke spijssloot en bevloeiingskanalen zijn nog intact. De jaarlijkse 'watering' gebeurt echter reeds lang niet meer. De percelen worden nog wel jaarlijks gehooid en zijn gedeeltelijk opgeplant met rijen populieren (Populus).
Ook het omringende landschap is grotendeels behouden. Akkers en weilanden, afgewisseld met jachtbosjes, sturen nog steeds het perspectief vanuit de open veranda richting landschap en hier en daar vinden we nog restanten van de voormalige boomgaarden. De bosbestanden bestaan voornamelijk uit populieren en oude naaldhoutbestanden. Deze laatste worden stilaan, meestal via natuurlijke verjonging, omgevormd naar bossen met inheems houtsoorten.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal Beschermingsdossier DL002545, Neoclassicistisch kasteel de l'Escaille met park (S.n., 2008).
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Hamont
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Het Lo of de l'Escaille [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80034 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.