erfgoedobject

Sint-Lodewijkinstituut met kapel

bouwkundig element
ID
84980
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84980

Juridische gevolgen

Beschrijving

Heden Medisch Pedagogisch Instituut Sint-Lodewijk. Ingeplant op groot terrein tussen de Schelde, de steenweg en de vroegere spoorlijn, ten westen grenzend aan de site van de voormalige tulefabriek Le Grand en latere leerlooierij Casier – Lebegge (Kloosterstraat nummer 14). Oudste kloostergebouwen met vroegere kapel situeren zich links, jongere nieuwbouw rechts. Op de site achter de gebouwen vlakbij de Schelde, bevindt zich nog een volledig overgroeide betonnen bunker (bunkernummer D23).

Historiek

Sint-Lodewijkinstituut circa 1866 gesticht door mevrouw Louis Le Grand en haar schoonzoon Désiré Casier, eigenaars van de aanpalende tulefabriek die rond 1866 werd omgevormd tot huidenvetterij en leerlooierij in associatie met Anatole Lebegge uit Gent. Aanzet voor de stichting was de oprichting van een kapel op initiatief van mevrouw Le Grand, kort na het overlijden van haar echtgenoot. Voorheen was er in de wijk Kwatrecht een tijdelijke kapel ingericht op het terrein van de tulefabriek en latere leerlooierij, terwijl de inwoners van het dorp zich voor de wekelijkse eucharistieviering begaven naar Melle of de hoofdkerk in Wetteren. De voorlopige kapel, op 21 mei 1866 door monseigneur Bracq ingewijd, was opengesteld voor de inwoners van Kwatrecht, dat in 1907 een zelfstandige parochie werd.

De familie schonk een groot gedeelte van haar eigendom, gelegen aan de Schelde, aan de kloosterorde van de Zusters van Liefde uit Gent. De schenking gebeurde vanuit caritatieve doeleinden hoewel het opzet van de instelling aanvankelijk vrij onbepaald was. Het instituut kreeg de naam van weduwe Le Grands voormalige echtgenoot, Louis. In 1879 werd het domein met de gebouwen door Désiré Casier verkocht aan kanunnik J. Janssens te Gent.

Aanvankelijk was het de bedoeling om zusters franciscanessen aan het hoofd van de instelling te plaatsen, maar monseigneur Bracq gaf hiervoor geen toestemming. Om de kerkelijke overheid toch te overtuigen tot de oprichting van de nieuwe stichting werd een beschermcomité van vooraanstaande personen samengesteld: de heren Le Grand en Casier, Anatole Lebegge, senator Lammens, baron Arthur Verhaegen en weduwe Casier-de Hemptinne, de schoonzus van Désiré Casier. In 1869 kwamen de zusters van Liefde zich in Kwatrecht vestigen.

Onder impuls van het beschermcomité werd bij de stichting een washuis met huishoudschool opgericht ter opleiding van ontheemde jonge meisjes tot dienstboden. Bij de aanvang fungeerde het klooster dus eerder als tuchthuis, pas later werd het omgevormd tot weeshuis en opvangplaats voor schipperskinderen.

Vóór de Eerste Wereldoorlog werd het instituut uitgebreid met een kostschool. De weesjes werden naar de achterkant overgebracht en de voorste gebouwen werden vrijgemaakt voor het pensionaat voor meisjes.

In 1921 werd de wasserij definitief gesloten. Datzelfde jaar begon men met de opvang van motorisch gehandicapte meisjes, als een privé-initiatief van de zusters van Liefde. De zusters stelden een deel van hun klooster ter beschikking aan een 15-tal verlamde kinderen van 5 tot 12 jaar aan wie elementair onderwijs werd gegeven. De officiële naam van de instelling was toen: "Gesticht voor gebrekkige meisjes te Kwatrecht". In 1928 werd een afdeling huishoudkunde geopend waardoor de gehandicapte leerlingen in de mogelijkheid gesteld werden een beroep te leren. In 1950-1951 werd de hele school vernieuwd en aangepast. De instelling kreeg van toen af de naam "Medisch Pedagogisch Instituut (M.P.I.) Sint-Lodewijk".

Beschrijving

Complex blokvormig ontwikkeld naast en achter de parallel aan de straat geplaatste kloosterkapel. De oudste U-vormige neogotische kloostergebouwen, met kapel van 1866-1867, zusterkoor en schoolgebouw, werden ontworpen door architect Auguste Van Assche uit Gent, die hiervoor betaald werd door Désiré Casier. Bouw kadastraal genoteerd in 1869.

Volgens kadasterarchief, een eerste maal vergroot met kleine haakse aanbouw in 1872, links palend aan het zusterkoor.

In 1871 (confer gedenksteen) aanvang van de bouw van de directeurswoning onder impuls van E. H. Moens, ten oosten van de kapel. Omwille van financiële problemen waren de werken pas voltooid circa 1874 (confer kadasterarchief). De woning, in de annalenboeken van het klooster omschreven als een "villa gothique de style suisse", werd in 1940 door bombardementen zwaar beschadigd. Uiteindelijk in 1969 afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe gebouwen van het M.P.I.

Ten westen van de kapel werd in 1876 een ruime vrijstaande villa voor Désiré Casier gebouwd, die later eigendom werd van de heer Gheysen, die in de bijgebouwen een zaak van zeep en wasmiddelen uitbaatte. Deze villa werd omstreeks 1952-53 verbonden met de kloostergebouwen. In de nieuwe vleugel en de villa werden later klaslokalen ingericht. Eveneens in 1876 oprichting van een wasserij en boerderij op een achterliggend terrein nabij de Schelde. Het washuis werd aangesloten op de resten van het aquaduct, aanvankelijk aangelegd ten behoeve van de tulefabriek Le Grand (Kloosterstraat nummer 14).

Tussen 1881, 1883 en 1893 substantiële vergroting van de klooster- en schoolgebouwen, ten noorden en ten westen van de kapel, waardoor het instituut een rechthoekige plattegrond verkreeg geschikt rond drie binnenkoeren waarvan één overdekt en ingericht werd tot refter. Rond 1911 kapel zuidwestwaarts vergroot met neogotisch ontvangstgebouw, vóór de grote ingang van de kapel. Thans ingericht als administratieve en directieruimte. Uitbreidingen in loop van 20ste eeuw; grondige interieuraanpassingen in de jaren 1950. Moderne paviljoenen ten westen, uit tweede helft 20ste eeuw.

Kloosterkapel

Eerstesteenlegging van de nieuwe kapel gewijd aan de Heilige Lodewijk door monseigneur Bracq op 24 juli 1866, plechtige inzegening door monseigneur Bracq op 26 augustus 1867. Neogotische kloosterkapel, volgens De Potter en Broeckaert naar ontwerp van architect Auguste Van Assche.

Georiënteerde baksteenbouw van zes + drie traveeën onder verspringende leien zadeldaken met dakruiter op de viering, parallel aan de straat. Lagere sacristie onder lessenaarsdak tegen oostelijke koorgevel. Berging onder zadeldak, met witgeschilderd beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind die draak vertrappelt op sokkel en onder houten afdak (baldakijn), palend aan de noordelijke koorgevel. Zijgevels geritmeerd door versneden steunberen en ingeschreven spitsbogen met gekoppelde dito vensters met glasramen tussen aflijnende muizentandfries.

Lagere vlakke oostelijke koorgevel met spitsbogig drielicht; kleine oculus en sierankers in geveltop onder bekronend nokkruis. Identiek opgebouwde westgevel deels aan het gezichtsveld onttrokken door jongere paviljoenen. Kapel noordwaarts verbonden met het zusterkoor, privékapel voor de zusters, bijgebouwd in de jaren 1869. Circa 1911 kapel verruimd met ontvangstgebouw aan de straat voorzien van nieuwe kapeltoegang.

Interieur

Eenbeukige ruimte van zes traveeën en smaller koor van drie traveeën met vlakke koorsluiting. Travee-indeling gemarkeerd door spitsboogvormige muurnissen, geritmeerd door gebiljoende wandpilasters. In het koor ingekorte pilasters onder een kroonlijst met bloemmotieven. Kapel verlicht door polychrome glasramen met geometrische en florale motieven. In het hoogkoor figuratieve voorstellingen van heiligen. Oorspronkelijke glasramen naar ontwerp van Jozef Casier vernield tijdens de Eerste Wereldoorlog. Bepleisterde en witgeschilderde wanden met goudkleurige pilasters. Deze beschildering overdekt de oorspronkelijke polychrome neogotische muurschildering van 1876 door het atelier Bressers uit Gent. Ruimte overkluisd door houten, wit geschilderd tongewelf met dunne, goudkleurige gordelbogen en een kruisribgewelf op ojiefvormige consoles. Vloer van schip bekleed met grote vierkante vloertegels in gepolijste blauwe hardsteen; originele vierkante cementtegels met neogotische florale motieven in zwart, okergeel en beige in het hoogkoor.

Volgens archiefstukken werd de kapel aanvankelijk rijkelijk aangekleed met allerlei kunstvoorwerpen: een altaar met een retabel over het leven van de Heilige Lodewijk in neogotische stijl geschonken door mevrouw Le Grand, een biechtstoel geschonken door de heer Lantheere, een orgel en een beeld van Sint-Antonius geschonken door de heer Lebegge, een beeld van het Heilig Hart geschonken door graaf de Hemptinne, beelden van Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Jozef en Sint-Anna geschonken door mevrouw Lebegge, beelden van Sint-Rochus, Sint-Michaël, Sint-Gerardus, Sint-Philomena, een reliekhouder van het Heilig Kruis, een monstrans met het opschrift "PIA MEMORIA LUDOVICI LEGRAND II DIE 7BER MDCCCLV DEFUNCTI PAR HENRICA JASPAR CONJUX DD", een monstrans van 1907, een kelk van 1895 en van 1903 en een wierookvat van 1906. Veel van deze objecten werden verwoest tijdens de Eerste Wereldoorlog, door verschillende ontploffingen van het munitiepark.

Nu rest er enkel een neogotische kruisweg geschilderd op doek en een kelk uit 1903. Het huidige altaar en de bijzettafels in de kapel zijn vervaardigd met gerecupereerd materiaal van het neogotische altaar. Het oorspronkelijke hoofdaltaar diende voor drie kapellen van de kinderen, van de zusters en van de ziekenzusters.

Ontvangstgebouw aan de straat

Kapel zuidwestwaarts aan de straat vergroot volgens gedateerd en gesigneerd bouwplan van 1911 naar ontwerp van architect Stordeur(?), (Zottegem) met inkomhal en ontvangstkamers; bouw kadastraal genoteerd in 1912. Ontvangstkamers nu ingericht als administratieve ruimte met bureel van de directeur.

Uitbreiding

Uitbreiding in aansluitende neogotische stijl, bestaande uit twee volumes van drie traveeën en respectievelijk één en twee bouwlagen onder leien schild- en zadeldak. Hoogbouw met twee zijtrapgevels, kleine dakkapel en traptoren achteraan. Baksteenbouw op natuurstenen plint; aan de straatzijde geleed door lisenen en ingeschreven getoogde en spitsbogige vensters. Groot venster met kleurrijk loodglas in middentravee onder raam in Florentijns maaswerk, vroegere toegangspoort tot kloostercomplex en kapel. Binnenin. Bepleisterde en heden witgeschilderde ruimtes. Gang onder houten spitsbooggewelf op geprofileerde consoles. Vloer met cementtegels in een ruitvormig patroon in rode, grijze en zwarte kleur. In de hal gepolychromeerd beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind op houten sokkel, tussen twee glasramen vervaardigd door Joseph Casier ter nagedachtenis van de oprichters van de instelling. Glasraam links: medaillon met voorstelling van Sint-Leo en Sint-Desiderius en opschrift "Ter nagedachtenis zijner ouders Desiderius Casier en Leonia Le Grand bijzondere weldoeners van St.-Lodewijkgesticht te Quatrecht werd deze venster door Jozef Casier geschildert en gegeven in ’t jaar des Heeren 1900". Glasraam rechts: medaillon met voorstelling van Sint-Henricus en Sint-Lodewijk en opschrift "Bid voor de ziel van Mevrouw Henrica Gaspar, die ter zalige nagedachtenis van haren echtgenoot Lodewijk Le Grand dit gesticht met rijk versierde kerk begiftigd heeft. Jozef Casier 1900". In de westwand werden later twee modernistische glasramen van O. Ganton geplaatst.

Zusterkoor en oostvleugel

Haaks tegen noordelijke koorgevel in 1869 aangebouwd, behorend tot de oudste kloostergebouwen naar ontwerp van architect Van Assche. Kleine eenbeukige ruimte met rechthoekig grondplan, momenteel tot vergaderzaal omgevormd. Ingericht op de begane grond van de achttien traveeën tellende oostvleugel met onder meer schoollokalen.

De voormalige zusterkapel telt slechts vijf traveeën en was vroeger via een opening aan het koor inwendig met de kloosterkapel verbonden. Ruimte onder vlak gepleisterd plafond, aan weerszijde verlicht door spitsboogvormige vensters met glasramen: kronen en stermotieven in ruitvorm (oostzijde) en centraal monogram in vierlobbig medaillon (westzijde). Omlopende houten lambrisering met koorbanken tegen oost- en westwand. Grote spitsboogvormige deur, geflankeerd door twee smalle spitsboogvormige vensters aan de zuidzijde. Vloer deels bekleed met parket en deels met oorspronkelijke cementtegels met geometrische motieven en gestileerde vogels en bloemen in zwart, rood, okergeel en turkoois.

De oostvleugel van achttien traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak met mechanische leien, is een sobere neogotische baksteenbouw opgetrokken in een iets rodere baksteen dan de kloosterkapel. Geleed door verankerde lisenen onder muizentandfries. Volgens kadasterarchief opgericht in twee bouwfasen, 1869 en 1883, herkenbaar aan de verschillende spitsboog- en segmentboogvormige vensteropeningen. Recentere lage aanbouw onder een plat dak ter hoogte van een afgebroken haakse kloostervleugel uit 1883. Westgevel uitgevend op op twee binnenkoeren (verharde speelplaats en één ingericht als refter).

Schoolgebouwen

Noordelijke en westelijke schoolvleugels tijdens grote bouwcampagnes van 1881, 1883 en 1893 in neogotische stijl opgericht. Geschikt rond verharde speelplaats (Scheldekant), tot refter omgebouwde binnenkoer en binnentuin met beeld van Onze-Lieve-Vrouw die slang vertrappelt (straatzijde). Haast identieke opbouw van twee bouwlagen onder doorlopende pannen en leien zadeldaken met kleine dakvensters. Witgeschilderde koergevels verticaal geleed door verankerde lisenen, bovenaan verbonden door baksteenfries en voorzien van rechthoekige en getoogde muuropeningen. Hoger oplopende deurtraveeën onder puntgeveltjes. Zijpuntgevel aan de straatzijde uitgewerkt met trapgeveltje en spitsbogige muurnissen.

Aantal aanpassingen van latere datum. Aan noordvleugels uitbreiding van 1903 cf. hardstenen gedenkplaat met opschrift "JNJVB/ SUP.GEN V. ROELANDTS/ SUPE GENRE MERE M/ GHISLAINE/ AVRIL 1903/ DIRECTEUR F. MOENS/ SUPERIEURE MERE M. WILHELMINE"; halfronde uitbouw en dwarsvleugel met bogengalerij uit eerste en tweede helft van de 20ste eeuw. Aan westelijke schoolvleugels toevoeging van klein portaal aan westelijke kapelgevel, wellicht circa 1911 gelijktijdig met het nieuwe ontvangstgebouw geplaatst. Ten zuiden, een lage moderne constructie van 1952-1953 met plat dak en grote, quasi vierkante vensteropeningen met gegraveerde sprookjesfiguren; verbinding tussen kloosterkapel met de voormalige villa Casier. Uitbouw met speelzaal onder plat dak daar tegenover.

Het interieur van de oude klooster- en schoolgebouwen werd sinds 1950-1951 grondig gemoderniseerd volgens de noden en normen van het Medisch Pedagogisch Instituut. Oorspronkelijke interieurafwerking (binnenschrijnwerk, vloer, zolder- en wandbekleding) slechts fragmentair behouden.

  • Gemeentearchief Wetteren, Bouwplannen, VIII.
  • Gent, Archief Zusters van Liefde te Gent, Fondation de l’institut St. Louis Quatrecht 1869 (handgeschreven memoriaal), Notarisakten, Losse stukken.
  • DE POTTER F. - BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Vierde reeks – arrondissement Dendermonde, 47ste deel, Wetteren, Gent, 1891.
  • DE MOL D., Wetteriana 1882 - 1982, Wetteren, 1986, p. 302-303.
  • DE NEEF G., e.a., Inventaris van het archief van de familie Casier ca. 1842-1977, in KADOC Inventarissen en Repertoria, 60, Leuven, 2002.
  • UYTTENDAELE R. - CLINCKSPOOR J. - DE MOL D., Wetteren fotoarchief 1860 - 1962, Wetteren, 1985, p. 80-83, 103, 105.
  • VAN HEDEN R., Van Quaet-Atrecht tot Kwatrecht, 2000, Kwatrecht, p. 254-256.

Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Bunker D23

  • Is gerelateerd aan
    Villa Casier

  • Is deel van
    Kwatrechtsteenweg


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Lodewijkinstituut met kapel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84980 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.