is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Cisterciënzerinnenabdij
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteel van Hocht: abdijhoeve
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteel van Hocht: abdissenkwartier, aalmoezenierswoning en parkmuur met hekken
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteel van Hocht: kapel, ingangspoort en watermolen
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Kasteel van Hocht: neerhof, park, dreven en omliggende weilanden en boomgaarden
Deze bescherming is geldig sinds
Thans kasteel Hocht.
De Sint-Agatha-abdij van Hocht is een stichting van Theodoricus of Diederik van Lodenaken, heer van Pietersheim (zie Pietersheim), van circa 1180. Ze wordt het eerst vermeld circa 1186 als Predium de Huckte. Het is aanvankelijk een mannenklooster, de kloosterlingen zijn afkomstig van Eberbach, een cisterciënzerabdij in het bisdom Mainz. De schenking omvat mogelijk een omgrachtte curtis, waartoe een watermolen behoorde, die expliciet in de stichtingsacte wordt vermeld. De abdij wordt, waarschijnlijk om economische redenen, in 1217 door de monniken verlaten, die zich in Val-Dieu, in Aubel, vestigen. Waarschijnlijk is de abdij in 1218 reeds opnieuw bewoond, ditmaal door cisterciënzerinnen, afkomstig van de Salvatorberg te Aken, die zich in die tijd ook in de abdij van Burtscheid bij Aken vestigen.
De cisterciënzerinnen van Hocht evolueren geleidelijk naar een meer seculiere leefregel. Het is niet duidelijk of de abdij vanaf het begin adellijk is, de kloosterlingen behoren wel alle tot de adel; vanaf de eerste helft van de 17de eeuw wordt ze wel adellijk genoemd.
De oudste gekende abdis is Oda. Het huis van Pietersheim levert in de 13de eeuw twee abdissen. Tot de familie van Mombeeck behoren verschillende abdissen in de 15de en de 16de eeuw.
In 1531 wordt voor het eerst een refugiehuis van de abdij in Maastricht vermeld.
Tijdens het abbatiaat van Françoise de Mombeeck (1579-1609) lijdt het klooster schade ten gevolge van de Godsdienstoorlogen.
Tijdens het abbatiaat van Anne de Robles alias de Billy (1609-1651) wordt in 1622, als maatregel tegen de verzwakkende tucht, een muur rondom het klooster gebouwd. In 1632 gebruiken de Hollandse troepen de abdij als hoofdkwartier bij de belegering van Maastricht.
In 1708 koopt abdis Marie-Ursule de Minckwitz de heerlijkheid Neerharen van de familie van Kerckem.
In april 1748 is de abdij het hoofdkwartier van maarschalk de Saxe, commandant van de Franse troepen; de capitulatie van Maastricht van 7 mei wordt te Hocht getekend. De abdis Thérèse de Leefdael (1733-1773) bouwt het poortgebouw van de abdij, mogelijk eveneens het abdissenkwartier.
In 1796 wordt de abdij opgeheven, en op 12 april 1797 verkocht aan Henri-Joseph Caisson van Verviers namens Gérard Dumoulin en Antoine Sougnez, ex-minderbroeders van Verviers, voor vijf zesden, namens Joseph Langhor, ex-capucijn van dezelfde stad samen met Gilles d'Outrepont, ex-carmeliet van Luik, voor één zesde.
Enkele jaren na de verkoop wordt de abdijkerk, op het koor na, gesloopt.
Van het abdijcomplex resteren thans de ruïnes van het kerkkoor, het abdissenkwartier, het huidige kasteel, het poortgebouw, de aalmoezenierswoning, de hoeve en de watermolen.
De abdij lag oorspronkelijk vlak bij de Maas (oostzijde); een dreef verbond ze met het kasteel van Pietersheim. Aan de oostzijde wordt in de eerste helft van de 19de eeuw de Zuid-Willemsvaart getrokken. Door de aanleg van de verbindingsvaart van het Albertkanaal naar de Zuid-Willemsvaart, ten noordwesten van het kasteel, raakt het goed ook afgesneden van zijn natuurlijke verbinding met Pietersheim.
De eikendreef bestaat nog en loopt in oostwestelijke richting naar het poortgebouw. Links hiervan, bevindt zich de hoeve, een ruime vierkanthoeve. Op het einde van de weg bevindt zich links het abdissenkwartier, met de almoezenierswoning wat verder, en rechts, de watermolen.
De gebouwen bevinden zich in een park, dat in de loop van de 19de eeuw zijn formeel karakter, zoals aangeduid op de Ferrariskaart, verloor en in Engelse landschapsstijl werd aangelegd; basiselementen zijn de twee vijvers, de Hoge en de Lage Vijver, gevoed door de Molenbeek, met in elke vijver een eilandje met bosschage; het heuveltje met de romantische koorruïne; de paardekastanjedreef, de lindendreef, de platanendreef en de imposante rij bruine beuken langsheen de muur bij het kanaal.
Poortgebouw. De poort maakte deel uit van de omheiningsmuur rondom de abdij. Ze werd gebouwd door abdis Thérèse de Leefdael (1733-1773), circa midden 18de eeuw.
Een vierkant middengedeelte onder gemansardeerd tentdak met smeedijzeren windvaan, bevat de inrijpoort; flankerende lagere delen met voetgangersdoorgangen. Kalksteen met schijnvoegen. Mansardedak met smeedijzeren windwijzer. Het middengedeelte heeft afgeronde hoeken, opgevat als pilasters, en een geprofileerde kroonlijst. De pilasters zijn versierd met reliëfs: rocaillemotieven, bloemenkransen en muziekinstrumenten. Rondboogpoort, de sluitsteen in de vorm van een rocaillemotief. Boven de poort een gevelsteen met de wapenschilden van abdis de Leefdael. De twee lagere bijgebouwen springen in ten opzichte van het hoofdgebouw; korfboogvormige poortjes in een geprofileerde omlijsting met druiplijst.
Abdissenkwartier. Classicistisch gebouw uit het vierde kwart van de 18de eeuw. Langgestrekt gebouw van zeventien traveeën en twee bouwlagen; hoekrisalieten in de westgevel, en een ronde uitbouw in de drie middentraveeën van de oostgevel. Mansardedaken (leien). Bakstenen gebouw op een bakstenen plint met kalkstenen keldergaten. Kalkstenen hoekbanden en kalk- en mergelstenen kroonlijst. Beluikte vensters, getoogd, in een rechthoekige kalkstenen omlijsting met geprofileerde lekdrempel, riemprofiel, neuten, oren en sluitsteen.
De westgevel heeft drie dakvensters in een gevelverhoging boven de drie middentraveeën; rechthoekige, kalkstenen vensters met sponningbeloop. Het centrale gedeelte tussen de risalieten is op de begane grond uitgewerkt als een rondboogarcade, waarbinnen de vensters en drie deuren in een kalkstenen omlijsting met imposten en sluitsteen.
De ronde uitsprong in de oostgevel is bekroond met een attiek met balustrade en siervazen; rondboogvormige muuropeningen op de begane grond.
De plattegrond beschrijft een centraal staatsiegedeelte met rechthoekige inkomhal in de drie middentraveeën van de westzijde, aansluitend bij een ovaal vertrek, dat door de ronde uitsprong in de drie middentraveeën van de oostgevel aangeduid wordt. Links en rechts van de vestibule, trappenhuizen die elk aansluiting geven op een noordzuidgang, waaraan de overige vertrekken liggen.
Aalmoezeniershuis. Gebouwd door abdis Claire-Scholastique de Warnant in 1722. Late Maasstijl van de eerste helft van de 18de eeuw. Alleenstaand breedhuis van het dubbelhuistype, drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (Vlaamse pannen). Bakstenen gebouw op een kalkstenen plint. Kruiskozijnen in een kalkstenen omlijsting met sponningbeloop; de stenen onderverdeling der benedenvensters werd verwijderd. Rondboogdeur met ellipsvormig bovenlicht in een kalkstenen omlijsting. Boven de deur een gevelsteen met het wapenschild van abdis de Leefdael en de datering 1722.
Smeedijzeren muurankers met krullen in de zijgevels. Gewijzigde vensters in de achtergevel.
De plattegrond beschrijft een centrale gang met trap achteraan, rechts, een ruime kamer, links, dezelfde ruimte, hier in twee vertrekken onderverdeeld. Onder de gang bevindt zich de overwelfde kelder.
Koor van de abdijkerk, thans tuinprieel. De abdijkerk, die zich tot aan het abdissenkwartier uitstrekte, werd enkele jaren na de verkoop van de goederen afgebroken. Ze had een schip van drie beuken en vier traveeën, een transept en een koor van twee rechte traveeën met vijfzijdige sluiting; er was geen toren, wel een dakruiter. Alleen het koor bleef in ruïneuze toestand behouden, het gewelf verdween. Gotisch gebouw van mergelsteen, uit eind 14de eeuw.
Watermolen, ten zuiden van het abdissenkwartier, gelegen aan de vijver, door de Molenbeek gevoed. Bakstenen gebouw van negen traveeën en twee bouwlagen. Mergelstenen banden. De voorgevel werd na brand en inrichting als paardenstallen en opslagruimte grondig gewijzigd. De achtergevel, aan de zijde van de vijver, behield zijn kalkstenen kruiskozijnen.
Abdijhoeve. U-vormige hoeve in classicistische stijl, van ca.1775. Bakstenen gebouwen, gelegen rondom een rechthoekig, gekasseid erf, aan de zuidzijde door een hek van het kasteelpark afgesloten.
Inrijpoort in de westelijk gelegen stallingvleugel; korfboogpoort in een gecementeerde omlijsting.
Woonhuis in de vijf zuidelijke traveeën van de oostvleugel. Twee bouwlageb onder schilddak met twee dakkapellen. Smeedijzeren muurankers met krullen. Getoogde vensters en deuren (twee) in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met licht uitspringende sluitsteen.
Stallen in de oost- en westvleugel, met muuropeningen zoals in het woonhuis; zadeldaken; in de oostvleugel een lage, gedichte, bakstenen korfboogpoort met kalkstenen aanzetstenen en sluitsteen; in de westvleugel twee gelijkaardige poorten die toegang verlenen tot twee overwelfde stallen; in dezelfde vleugel twee verbouwde deuren. De noordvleugel omvat een dubbele dwarsschuur, die zowel wat betreft de rooilijn als de noklijn, uitspringt ten opzichte van de twee flankerende stalgedeelten (elk twee traveeën). Ruim gebouw onder schilddak; blind middenrisaliet bekroond met een driehoekig fronton met mergelstenen timpaanvulling. Twee kalkstenen rondboogpoorten met geprofileerde imposten en sluitsteen. Twee korfboogpoorten in de achtergevel, in een vlakke, mergelstenen omlijsting met sluitsteen; profiel van een thans verdwenen, dwarssgeplaatst gebouw. Twee voormalige koetshuizen ten zuiden, aan weerszijde van het hoger vermelde hek. Een verspringend aantal traveeën en twee bouwlagen onder schilddak; op de benedenverdieping telkens twee bakstenen korfboogpoorten, thans op één na gedicht, en in de westvleugel voorzien van kleinere muuropeningen (deuren en vensters); rechthoekige, kalkstenen bovenvensters. Schob tegen de achtergevel van de noordvleugel.
Bron: SCHLUSMANS F. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen - Maasmechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Lanaken
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Cisterciënzerinnenabdij [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/872 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.