Interieur-, design- en meubelontwerper Pieter De Bruyne (1931-1987) was één van de belangrijkste naoorlogse interieurontwerpers van Vlaanderen. De Bruynes oeuvre overspant ruim drie decennia (1954-1987) en omvat in totaal een 200tal gerealiseerde ontwerpen van meubels en objecten (naast een 150-tal niet gerealiseerde), en een 175-tal, grotendeels gerealiseerde ontwerpen van interieurs en gebouwen in opdracht. In het bijzonder zijn latere werk vanaf eind jaren zestig werd internationaal beschouwd als baanbrekend. Zo bestempelde de Noorse architect en architectuurtheoreticus Christian Norberg Schulz De Bruynes Chantilly kast uit 1975 als het eerste postmodernistische meubel.
Pieter De Bruyne werd geboren in Aalst, als zoon van meubelmaker Emiel De Bruyne. Hij studeerde binnenhuisarchitectuur aan het hoger instituut Sint-Lucas te Brussel en werd er in 1955 op 24-jarige leeftijd leraar. Al vroeg knoopte hij banden aan met Italië. Hij volgde stage in Milaan bij studio Gio Ponti en kaapte in 1956 en 1961 de grote prijzen weg op de prestigieuze internationale meubelwedstrijd van Cantu. Vanaf 1954 nam hij deel aan een groot aantal tentoonstellingen en wedstrijden en behaalde meerdere prijzen in binnen- en buitenland.
In de jaren 1950 concentreerde hij zich op de ontwikkeling van het moderne sociale meubel. Hij deelde de overtuiging dat meubels, naast hun functionele en esthetische waarde, ook binnen het bereik moesten liggen van het jonge moderne gezin met een beperkt budget. Dit seriematig vervaardigde meubilair wordt gekenmerkt door geometrie, een rationele constructie en een structurele logica. De draagstructuren en verbindingen van het meubel zijn duidelijk zichtbaar gehouden.
Teleurstellende ervaringen met meubelfabrikanten, die afbreuk deden aan zijn ontwerpen, brachten hem vanaf de jaren 1960 opnieuw tot het unieke, handgemaakte stuk waarvoor hij een beroep deed op het meubelatelier van zijn vader. Hiermee maakte hij de ommezwaai van het sociaal meubel naar een individuele en artistieke ontwerpbenadering. In zijn architectuur vertaalde deze visie zich in de prefabseriewoning. Het eerste woningproject bedoeld voor prefabricatie ontwierp hij samen met architect Jan Meskens in 1963. De woning had een modulaire opbouw en een draagstructuur uit metalen I-profielen. Dit modulair bouwsysteem gaf de bewoner de eigen vrijheid en creativiteit om het naar persoonlijke behoefte in te richten. De toepassing van het module is terug te vinden in het ontwerp van apotheek Lambrecht (1963-1964). Het idee van prefabricatie en het modulaire systeem gebruikte hij ook in 1970 in een ontwerp van zijn eigen woning in Aalst. Deze bouwaanvraag werd echter geweigerd. Na 1972 verliet hij het idee van prefabricatie.
Vanaf de jaren 1970 beschouwde De Bruyne het meubel meer en meer als iets dat zichzelf overstijgt. Het meubel bleef een losstaand meubel-object, een zuiver kunstwerk met nadrukkelijk behoud van de functie. Daarnaast werd het meubel een bindend element in een totaalconcept ontworpen naar de woonwijze van de gebruiker. Het meubel, interieur en gebouw vormden één samenhangend geheel. Hij bereikte dit gevoel door een krachtig spel van kleuren, texturen, volumes en historische referenties. De open geest en het budget van de opdrachtgevers gaven hem een grote bewegings- en experimenteerruimte. Als binnenhuisarchitect had De Bruyne niet de bevoegdheid om in België als architect op te treden. Dankzij de samenwerking met een aantal architectenbureaus (J. Meskens, Achiel Hutsebaut, Buro Walgrave en Freson, Jos Vanderperren) kon hij naast winkel- bureau- en praktijkinrichtingen enkele architectuuropdrachten verwezenlijken. Deze opdrachten centreerden zich rond woningbouw en werden altijd als totaalprojecten opgevat. Het was typerend voor deze architectuurrealisaties, dat ze een grote verscheidenheid in aanpak en in oplossingen vertonen. De filosofie waarbij de woonwijze het ontwerp dicteert paste De Bruyne ook toe in zijn eigen woning (1972) in Aalst en in de woning Evens-De Schryver (1976-1978) in Affligem. Eén van zijn best bewaarde totaalontwerpen is Woning van Schuylenbergh (1979-1986) in Aalst.
Auteurs: Sys, Annelien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Heilig Hartlaan 10A (Aalst)
In 1963-1964 liet Maurice Lambrecht de apotheek bouwen naar ontwerp van meubelontwerper Pieter De Bruyne die bijgestaan werd door architect Piet C. Cammu.
Weg Naar As 123 (Genk)
Het Reumacentrum gaat terug tot een modernistische dokterswoning annex praktijkruimtes, gebouwd in 1968. In 1973, 1978 en 1989 vergroot en uitgebouwd tot medisch centrum met fysio- en hydrotherapieruimtes.
Stationsstraat 16 (Aalst)
Het oorspronkelijke neoclassicistische burgerhuis werd in 1972 door Pieter De Bruyne volledig heringericht en uitgebreid tot eigen woning, toonzaal en kantoor. De woning werd omstreeks 1950 voorzien van een nieuwe bekleding in natuursteen, met behoud van plint, deuromlijsting, lekdrempels en kroonlijst.
Vilainstraat 13 (Aalst)
De Woning Van Schuylenbergh (1979-1986) kan beschouwd worden als een laat meesterwerk in het oeuvre van Pieter De Bruyne, één van de meest gerenommeerde meubel- en interieurontwerpers van Vlaanderen uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Voor de eerste en laatste keer in zijn carrière kreeg De Bruyne hier de mogelijkheid om zijn visie op meubilair en architectuur samen te brengen in een nieuwbouwwoning, in samenwerking met architect Achiel Hutsebaut.
Stationsstraat 16 (Aalst)
Het oorspronkelijke neoclassicistische burgerhuis werd in 1972 door Pieter De Bruyne volledig heringericht en uitgebreid tot eigen woning, toonzaal en kantoor. De woning werd omstreeks 1950 voorzien van een nieuwe bekleding in natuursteen, met behoud van plint, deuromlijsting, lekdrempels en kroonlijst.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Bruyne [online], https://id.erfgoed.net/personen/10066 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.