Van orgelmaker Jacobus van Eynde zijn geboorteplaats en -datum niet achterhaald : men vermoedt dat hij een zoon was van Pierre van Eynde, die van 1684 tot 1718 organist was van de Sint-Elooiskerk in Duinkerke (Dunkerque, Fr.). Er is nergens beschreven bij welke orgelmaker Jacobus van Eynde het vak leerde, maar veel wijst erop dat zijn leermeesters Jan en Guilielmus van Belle (vader en zoon) geweest zijn. Zijn eerste faam verwerft hij te Sint-Omaars (Saint-Omer, Fr.), waar hij - volgens een getuigschrift van kathedraalorganist Jean-Baptiste Calonette - in 1701 een orgel gebouwd had in de Sint-Jan-Baptistkerk, werken had uitgevoerd in de kathedraal en voordien, in 1696, aan het Van Belle-orgel in de Sint-Aldegondekerk had gewerkt; dit laatste orgel bestaat nog en bevindt zich in Nielles-les-Ardres (Fr.). Met deze geloofsbrieven kon Van Eynde zich aanbevelen in de stad Brugge, waar hij orgels mocht leveren in de Sint-Annakerk (1707-1709), de Sint-Trudoabdij (1711), het klooster der Dominicanen (of Dominicanessen?) - dit laatste orgel staat thans in de kerk van Stalhille -, en voorts in de omgeving van Brugge in de O.-L.-Vrouwekerk te Assebroek (1716?) en in de Sint-Pieters-Bandenkerk in Oostkamp (1717). In dezelfde periode werkte hij ook in Bollezeele (Fr.). Vroeger, in 1697, had hij het orgel in de Sint-Elooiskerk in Hazebrouck (Fr.) gerenoveerd. Halfweg tussen Brugge en Noord-Frankrijk leverde hij ook het orgel in de abdijkerk van Lo (thans parochiekerk), in 1714. Zijn meesterstuk evenwel blijft het orgel dat hij in de jaren 1717-1719 plaatste in de Brugse Sint-Salvatorcollegiale (sinds 1834 kathedraal). Uit het gedetailleerde bouwcontract verneemt men dat het ging om een orgel met 27 registers, verdeeld over twee volledige klavieren van 4 octaven, met een Echo-klavier van 3 octaven (met enkel een Cornet). Het Hoofdwerk, met 8-voets Montre en Bourdon 16 v., beschikte verder o.m. over een Grosse Tierce, wat typisch Frans is, maar anderzijds ook over een Sesquialter 2 r. en een "Flùÿte d'almanje" die van noordelijker inspiratie zijn. Dit meesterwerk bevond zich - tot vóór de verplaatsing in 1936 - op het koordoksaal, met het Hoofdwerk naar het schip gericht en het Positieffront naar het kanunikkenkoor. Het laatste bekende werk van Van Eynde is het in WO I vernielde orgel in de Sint-Pieterskerk van Ieper.
Jacobus van Eynde overleed in Ieper op 17 januari 1729. Hij werd begraven in de noordelijke zijbeuk van de Sint-Maartenskathedraal, wat wijst op een zekere welstand en aanzien. Zijn grafsteen is verdwenen, maar het opschrift is bekend gebleven : er is o.m. vermeld dat hij tweemaal gehuwd geweest is en acht kinderen had. Het is mogelijk dat een van zijn zonen het atelier een tijdlang heeft voortgezet. Het Museum van Ieper bezit een zilveren medaille, in de Koningsschakel van de schuttersgilde Sint-Sebastiaan, waarmee Van Eynde in 1713 werd onderscheiden. De stijl van Van Eynde kadert in de lijn van continuïteit die te bespeuren valt in de Zuidvlaamse orgelbouw van de 17de eeuw, ingeluid door Matthys Langhedul en verder verspreid door de Ieperlingen Jan en Gulielmus Van Belle en de Bruggelingen Nicolaas Helewout en Boudewijn Ledou; een aantal karakteristieken van de school van Nicolaas van Hagen - via diens gezel François van Isacker doorgegeven aan de Van Belle's - werken hier nog door. De meubelprospecten van de 4-voets orgels van Van Eynde beantwoorden aan een gemeenschappelijk structuur : een grote ronde middentoren, geflankeerd door pijpenvelden op dubbel niveau; op de hoeken vindt men dan scherpe torens in driehoek-grondvorm (Assebroek, Stalhille, Oostkamp) ofwel ronde torens (Brugge Sint-Anna). In Bollezeele en en in de Brugse Sint-Salvator vertoont de opbouw meer gesofistikeerde structuren waar de verticaliteit overheerst. Het is in Stalhille dat men - ondanks lichte wijzigingen van de 19de eeuw, die thans deels weggewerkt zijn - nog het best het authentieke klankideaal van Van Eynde, dat nog dicht staat bij de 17de-eeuwse vocale polyfonie, kan ervaren. De restaurateurs van het orgel in Assebroek hebben zich dan ook ten volle laten leiden door dit unieke voorbeeld in Stalhille.
(Tekst: Jean-Pierre Felix & Patrick Roose, tekst opgesteld voor de orgelinventaris van Frankrijk - Région Nord & Pas de Calais)
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Kerkplein (Lichtervelde)
Neogotisch bedehuis van 1878-1880, naar ontwerp van architect Pierre Nicolas Croquison, ter vervanging van de kerk met romaanse toren uit het tweede kwart van de 17de eeuw. De kerk omvat een doopvont uit Doornikse steen uit de twaalfde eeuw.
Casselstraat (Poperinge)
Volgens een niet te verifiëren bron zou er in de Onze-Lieve-Vrouwkerk in 1715 gewerkt zijn door de Ieperse orgelmaker Jacobus van Eynde. Een kleine hoeveelheid oud pijpwerk, in het huidige instrument nog aanwezig, zou kunnen aan Van Eynde toegeschreven worden. Een belangrijke hoeveelheid pijpwerk dateert echter van respectievelijk 1731 en 1735. In 1831 werd het instrument gerenoveerd door Pierre van Peteghem. In 1910-1911 volgde opnieuw een ingrijpende ombouw, door Jules Anneessens.
Kerkplein (Lichtervelde)
Het huidige orgel werd gebouwd door Jules Anneessens (Menen) kort na 1922-23.
Noordstraat 1a (Lo-Reninge)
Het oorspronkelijk orgel was gebouwd door Jacobus van Eynde in 1714. Over de verdere geschiedenis tot aan de Eerste Wereldoorlog zijn geen gegevens bekend, behalve een werk door Petrus Albertus Loncke, vermoedelijk te situeren na de werken aan de kerk van 1860-1870. Dit orgel zou vernield zijn in 1914-18; de vraag dient gesteld in welke mate het instrument zelf beschadigd was, aangezien de orgelkast in veiligheid werd gebracht in Parijs en nadien wél kon gerecupereerd worden. In 1937 hebben Jos en Pieter Loncke geopteerd voor de bouw van een volledig nieuw instrument in de daartoe aangepaste oude kast.
Casselstraat (Poperinge)
Gotische, bakstenen hallenkerk met rijzige westtoren die het stadsbeeld domineert. De kerk dateert uit het einde van de 13de en de 14de eeuw, en sluit door het bouwmateriaal, het kerkschema, en de architectonische versieringen aan bij de typische baksteengotiek van de kuststreek. Ze is gelegen aan de zuidoostelijke zijde van het oude diverticulum Cassel-Aardenburg.
Noordstraat 1a (Lo-Reninge)
Laatgotische hallenkerk met 13de-eeuws koor, die tot 1797 zowel dienst deed als augustijner abdijkerk van de Sint-Pietersabdij en als parochiekerk. De kerk werd in de Eerste Wereldoorlog grotendeels verwoest, en omstreeks 1919-1924 wederopgebouwd onder leiding van architect J. Coomans, grotendeels naar vooroorlogs model. De plattegrond ontvouwt: hallenkerk met driebeukig schip van vier traveeën; licht uitspringend transept met armen van één travee en rechte sluiting; in oksel van noordelijke transeptarm kleine vierkante traptoren; vieringtoren; zijkoren en hoofdkoor met rechte sluiting; in noordoostelijke hoek sacristie van twee traveeën. Verankerde gele baksteenbouw, met ijzerzandsteen, rode baksteen en kalkzandsteen bij de vroegere fases.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Van Eynde [online], https://id.erfgoed.net/personen/8153 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.