Eerste vermelding in 1096 als Gelleken. De oudste bewoningssporen klimmen op tot de Romeinse kolonisatie. Gellik ligt aan de heirbaan Tongeren - Nijmegen. Ook de gemeentenaam (van Galliacum, id est toebehorend aan Gallius) wijst op een Gallo-Romeinse origine.
Gellik maakte deel uit van het domein van de graven van Loon. In 1096 reeds schenkt gravin Ida van Boulogne, moeder van Godfried van Bouillon, belangrijke bezittingen te Gellik aan de abdij van Munsterbilzen. Na 1366 gaat de heerlijkheid over naar het prinsbisdom Luik (ambt Bilzen, kwartier Loon), de heerlijke rechten waren bezit van de Bisschoppelijke Tafel van Luik. Laatstgenoemde instantie verpandt deze rechten in 1680 aan de familie Heusch de Zangerie, die eveneens het aangrenzende Eigenbilzen in pand had. De familie blijft tot het einde van het ancien régime heer van Gellik.
Juridisch ressorteerde Gellik onder de Loonse buitenbank van Bilzen. Borch, Borgt of Burg, een Loons leen aan de Burgheuvel was de oudste nederzetting; het was eigendom van de families van Gellick en van Mopertingen (1354), die zich soms heer van Gellik noemden; later in handen van de landcommandeur van Alden Biesen. In de onmiddellijke omgeving lag een ander belangrijk Loons leen: het Broeckhof of Broederhof met laathof. Het is hier dat zich de merkwaardige tiendschuur bevindt (confer Wijerdijk). Het is niet duidelijk waarom de kern van het dorp zich tenslotte definitief verplaatste naar de Speelheuvel, waar de huidige kerk ligt, en het is ook niet zeker of Borch of Broeckhof over een kapel of kerk beschikten. Zeker is dat de oorspronkelijke pastorie zich in de laagte bevond tussen het huidige kerkhof en de tiendschuur.
De Sint-Laurentiuskerk was moederkerk van de kerken van Eigenbilzen en Mopertingen. Mogelijk was het een stichting van de abdij van Munsterbilzen, evenals de kerken van Riemst, Genk, As, Martenslinde, Waltwilder, Bilzen en Kleine Spouwenm en maakte op die manier deel uit van het christianiseringswerk van de abdij. De tienden behoorden toe aan de abdij, doch ook de graaf van Saffenberg en de graaf van Loon bezaten hierin een deel. De graaf van Saffenberg stond zijn deel af aan de abdij van Rolduc, bij de stichting ervan. Het patronaatsrecht was een twistpunt tussen de graven van Loon en de abdij van Munsterbilzen; laatstgenoemde kreeg dit recht in 1303 definitief toegewezen.
Gellik ligt op de overgang van Vochtig-Haspengouw naar de Kempen. Het noorden van de gemeente bestond uit grote heidegebieden (Gellikerheide, Grote Kiewitheide, etcetera), die gemeenschappelijk gebruikt werden door Gellik en de buurgemeenten Eigenbilzen en Zutendaal, en waarvan het bezit nog tot in de 18de eeuw betwist werd door deze verschillende gemeenten. Het laatste geschil werd in 1842 geregeld. Vanaf 1861 werd begonnen met de stelselmatige bebossing van deze heide door de gemeente, en in 1900 was circa 80 hectare in dennenbossen omgezet.
Als oorspronkelijke landbouwgemeente kende Gellik in het begin van deze eeuw een sterke bevolkingsteruggang door emigratie tengevolge van een gebrek aan plaatselijke tewerkstelling. Door de evolutie naar woonforenzengemeenten (50% van de beroepsbevolking) nam de bevolking gedurende de laatste decennia sterk toe, onder meer ook door inwijking van Nederlanders (10% van de bevolking). De pendel gebeurt voornamelijk naar Maastricht en Genk. Enkele landbouwbedrijven zijn nog actief, evenals enkele kleine en middelgrote industriële bedrijven.
In de 18de eeuw (Ferrariskaart) concentreerde de bebouwing zich rondom de kerk op de Speelheuvel, aan de huidige Wijerdijk en Dorpsstraat, en in het gehucht Komveld, op de Ferrariskaart Hameau Rattenbergh genaamd. In de 19de eeuw had de bebouwing zich uitgebreid langs de Houterweg en in de gehuchten Op de Berg en Zavelstraat. De bevolkingstoename van de laatste decennia uit zich in de nieuwe verkavelingen en woonwijken onder meer in het gehucht Op de Berg.
De aanleg van de spoorweg Tongeren-Maastricht en het Albertkanaal ernaast, sneedt de gemeente in twee. Hier werd de merkwaardige, stalen spoorwegbrug over het kanaal gebouwd. Het in de 18de eeuw nog aanzienlijke gehucht Rattenbergh (Komveld of Kompveld) verloor alle belang.
Het gehucht Briegden, helemaal in de oostelijke uithoek van de gemeente, vormde een vrij geïsoleerde gemeenschap, weinig geïntegreerd in het gemeenschapsleven van Gellik.
Oppervlakte: 902 hectare. Aantal inwoners (1976): 1.844.
- CHRISTOFFELS H., Gellik 1830-1930. [1975].
- de SCHAETZEN P., De Romeinen in Haspengouw, in Limburgs Haspengouw. Hasselt, 1951, p.74.
- DUSAR A., Limburgs kunstbezit. Van prehistorie tot classicisme. Hasselt, 1970. p.32, 220.
- PAQUAY J., Les paroisses de l'ancien concile de Tongres, y compris les conciles de Hasselt et Villers-l'Evêque démembrés du même concile. (Bulletin de la Société d'Art et d'Histoire du Diocèse de Liège, 18, 1909, p.44, 183, 185, 189 noot, 195-199, 203-204).
- PAQUAY J., De hoeven der kerkelijke instellingen in Limburg. (Verzamelde Opstellen uitgegeven door den Geschied- en Oudheidkundige Studiekring te Hasselt, 5, 1929, p.50).
- PAQUAY J., Oudheidkundige inventaris der kunstvoorwerpen in kerken en openbare gebouwen. Aflevering VIII. Kanton Bilzen. 1932, p.20-22.
- VAN DE WEERD H., De kerstening van Haspengouw, in Limburgs Haspengouw. Hasselt, 1951, p.87.