Belangrijke verkeersweg te Koekelare. L-vormig tracé vanaf het kruispunt Ichtegemstraat/ Belhuttebaan, over de Moerestraat en de Stationsstraat/ Hovaerestraat tot aan de Oostmeetstraat. Dit tracé gaat terug op de vroegere trambedding. Bij de aanleg van de Ringlaan in 1975 werden een aantal gebouwen afgebroken, zoals onder meer de herberg "De tramstatie" en de woning van de stationschef.
Op 10 maart 1910 wordt de gemeente ontsloten via de stoomtram Brugge-Koekelare-Leke (wordt bij het kadaster genoteerd in 1911). De vergunning is reeds goedgekeurd in 1903 na lange discussies over het te volgen tracé: men laat de lijn niet passeren via het gehucht "De Mokker" wat een grote bocht zou vergen, maar dwars door vruchtbaar akkerland, over het gehucht "De Pluim" tot Leke (Diksmuide). In 1906 volgen grondonteigeningen bij Koekelaarse boeren, de aanbestedingen volgen in 1907 en 1908. In 1909-1911 komt er een goederenstation met een woonhuis voor de chef, op de hoek met de Hovaerestraat. Voorts omvatten de plannen een loods voor (het herstel van) de rijtuigen, een rustplaats voor de trambedienden en een watertoren met opslagplaats voor olie en kolen (nummer 54). "Couckelaere Stelplaats" is meteen ook één van de drie haltes te Koekelare. Niet alleen personenvervoer maar ook een massa goederen worden via de tramlijn aangebracht of weggevoerd. Andere geplande lijnen (naar Diksmuide) komen niet van de grond. Tal van conducteurs en stokers werkzaam bij de Buurtspoorwegen zijn Koekelarenaars. Het is de eerste groep jobs van enige omvang in de lokale dienstensector. Dit personeel brengt, zoals de seizoensarbeiders, door buitengemeentelijke contacten nieuwe ideeën aan.
Op 12 oktober 1914 rijdt de laatste stoomtram voor normale dienst. Door de terugtrekking van het Belgisch leger achter de IJzer vervoert de tram enkel nog voor militaire doeleinden. De tramlijn Koekelare-Leke wordt later (de eerste Duitse patrouilles trekken het dorp binnen op 16 oktober) door de Duitsers gebruikt om oorlogsmateriaal en voedsel naar het front te brengen. In de volksmond spreekt men van "Den Duitschen tram". Langs de tramlijn - tussen het station en de Moerewegel - richten de Duitsers een cider- of limonadefabriek op om hun troepen van drank te voorzien (twee van de drie ciderputten zijn in 1974-1975 nog bewaard in een weiland, hier komt later een verkaveling met onder meer de Ciderstraat). De tramlijn Brugge-Koekelare-Leke wordt met de militaire lijn Houthulst-Leke verbonden. De Duitsers leggen heel wat bijkomend gemakkelijk te transporteren smalspoor aan in de frontregio, een klein gedeelte ervan op grondgebied Koekelare en Zande.
Na de oorlog wordt het tramnetwerk hersteld, dit is een noodzaak voor het economische en industriële herstel. De tramlijn Brugge-Koekelare wordt reeds eind 1918 opnieuw in gebruik genomen, het gedeelte Koekelare-Leke pas in april 1919. In de periode 1919-1922 worden de militaire tramlijnen ontmanteld. In 1932 wordt de spoorauto of de autorail in gebruik genomen en wordt het goederenstation van Koekelare afgeschaft. Deze spoorauto of "Kamieltje" in de volksmond is veel sneller dan de stoomtram, en veroorzaakt geen rook- en stofwolken. De stoomlocomotieven worden enkel nog voor goederenvervoer gebruikt. De spoorauto gebruikt benzine, en vanaf 1936 mazout, vandaar ook de benaming "'t Mazoutje". Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1941 worden de spoorauto's opnieuw vervangen door stoomtrams, wegens besparing op de mazout. Nadat de geallieerde troepen de Frans-Belgische grens overstaken op 2 september 1944 (bevrijdingsoffensief), wordt de tramlijn Brugge-Koekelare-Leke tot 17 september buiten dienst gesteld. Vanaf de 18de september rijdt er opnieuw een stoomtram. In 1951 wordt de mazouttram voor reizigers vervangen door een autobusdienst. Vanaf 1952 wordt ook de goederentram afgeschaft. In 1960 worden de sporen uitgebroken. In 1975 wordt het tracé van de tramlijn aangewend voor de aanleg van de Ringlaan.
Op de hoek met de Pieter Lansensstraat bevond zich het zogenaamde "Nieuw kerkhof" dat tijdens de Eerste Wereldoorlog is opgericht en gebruikt werd in de periode 1917-1966. De afsluiting van het perceel door een oude beukenhaag herinnert hier nog aan (bij nummer 1A). Tijdens de Eerste Wereldoorlog piekt het aantal begravingen rondom de Sint-Martinuskerk. Zowel inwoners als vluchtelingen en Duitse soldaten worden er begraven. De vóóroorlogse vraag naar een nieuwe begraafplaats wordt door pastoor Lootens uitgesteld door het perspectief van een kerkhof rondom een nieuw te bouwen kerk in de "Mokker" (zie Mokkerplein). De inschakeling van een nieuwe parochie met een duizendtal zielen zou de begrafenisdruk wegnemen. De oorlog schuift echter dat perspectief op de lange baan en veroorzaakt overlast voor het bestaande kerkhof. Lootens stuurt de rentmeester van Arenberg, Hector Christiaen, naar de weduwe van de prins om te onderhandelen over een schenking van grond voor een parochiaal kerkhof (het wettelijke kader van een gemeentelijke begraafplaats wordt omzeild). Ze schenkt een deel van de ‘negen gemeten’, dat paalt aan het perceel van de meisjesschool (zie Kerkstraat) en ten westen van de tramlijn ligt. De nieuwe begraafplaats wordt in 1917 als een uitbreiding van het kerkhof ingewijd en blijft tot 1966 in gebruik. In 1985 ontgraving en overbrenging naar de huidige gemeentelijke begraafplaats "De Warande" (zie Galgestraat).
Het straatbeeld wordt gevormd door aaneengesloten bebouwing vanaf de jaren 1950-1960 en villabouw uit het laatste kwart van de 20ste eeuw. Nummer 50-50A/ Sint-Bertinusstraat: bungalowbouw met aansluitende bedrijfsruimte uit de jaren 1960, volumespel met balkvolumes onder platte daken.
Op de plaats van het kerkhof komt in 2003 de gemeentelijke naschoolse kinderopvang "De Buidel" naar ontwerp van architect John D’Hollandere (Koekelare). Kwalitatieve nieuwbouw op organisch schelpvormig grondplan. Volume van twee bouwlagen onder plat dak, voorzien van houten beplanking. De lagere gedeelten die een verbinding maken tussen binnen en buiten (toegang, overdekte ruimte waarboven terras) zijn opgevat in ruwe beton.
Bron: VANNESTE P. & BAERT S. met medewerking van BOONE B., CREYF S. & VRANCKX M. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Koekelare, Deelgemeenten Bovekerke en Zande, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL46, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Massieve beukenhaag
Omvat
Spoorauto Kamieltje
Omvat
Tramstation
Omvat
Watertoren
Is deel van
Koekelare
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ringlaan [online], https://id.erfgoed.net/themas/15680 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.