Tijdens de opgraving van 1997-1998 zijn menselijke resten van in totaal 70 individuen vrij gelegd. 27 individuen dateren tussen de periode 1655 (voltooiing van de noordelijke dwarsbeuk) en 1784 AD (edict keizer Jozef II). De overige individuen behoren tot het onderliggende buitenkerkhof en zijn voor de aanleg van de dwarsbeuk in 1655 te dateren. Enkel de menselijke resten te dateren na 1655 werden in het syntheseproject "Wat schaft het bot?" meegenomen gezien de datering van de vroegere skeletten onduidelijk is en mogelijk ook middeleeuwse begravingen omvat.
Naast de skeletten werd er onder het vloerpijl een kuil aangetroffen met talrijke scherven 11de-12de-eeuws aardewerk en de mogelijke afbraakresten van een ouder kerkgebouw. Hiernaast werd er ook een greppelsegment aangetroffen met enkele scherven mogelijk prehistorisch aardewerk.
Het archeologisch onderzoek in de Sint-Martinuskerk heeft, ondanks de beperkte omvang toch fundamenteel nieuwe informatie opgeleverd die van belang is. Er werd verwacht dat er nog iets van de oudere kerkfases bewaard ging zijn, maar er werd niet gedacht dat deze kleine putten het mogelijk zouden maken om een idee te krijgen van de omvang en het uitzicht van de Romaanse kerk. Zo werd vastgesteld dat de Romaanse kerk, gebouwd in de 11de of de 12de eeuw, drie beuken had en waarschijnlijk meer dan 41 meter lang was. Op één plaats in de viering werden oudere kuilen aangetroffen. 14C dateringen plaatsen deze kuilen in de Karolingische periode, de periode tussen 700/750 en 900 na Christus. Dit zijn de oudste dateringen tot op heden binnen de kerk. Hoewel niet met zekerheid kan aangetoond worden dat de aangetroffen sporen in relatie staan tot een kerkgebouw - een voorloper van de Romaanse kerk in dat geval - duidt de locatie van de kuilen, nabij de latere natuurstenen massieven, er op dat deze zone van de kerk in die periode wel reeds intensief werd gebruikt.
De opgraving uit 2017 leverde 32 individuen en twee secundaire graven op waaruit selectie mogelijk was voor dieetonderzoek.
Door de beperkte omvang werd er slechts een beperkt aantal archeologische sporen aangesneden, die bovendien allen in de postmiddeleeuwen te situeren zijn. Er konden geen resten van de huidige of oudere bouwfasen van de kerk herkend worden en er werden geen begravingen aangetroffen. Op twee plaatsen werd, gelegen tegen de omheiningsmuur van de kerk, een smal kasseibaantje aangetroffen. Op basis van de onderliggende lagen moet het ontstaan hiervan in de postmiddeleeuwen gesitueerd worden. Vondsten in de bovenliggende A-horizont lijken er op te wijzen dat de kasseien pas in het laatste kwart van de 20ste eeuw in onbruik zijn geraakt. Ter hoogte van de inspectieput werd te midden van post middeleeuwse ophogings- of nivelleringslagen een mogelijk uitbraakspoor met kalkzandstenen aangetroffen. Het is onduidelijk of deze in verband te brengen zijn met een herstelling aan de kerk, aan de omheiningsmuur of met iets totaal anders.
Verspreid over de kerk konden in totaal 68 sporen als inhumatiegraf herkend worden. Hierbij konden niet steeds menselijke resten geregistreerd worden. De lange periode van begraven zorgde immers vaak voor het geheel of gedeeltelijk vergraven van oudere graven bij de aanleg van een nieuw graf. De meerderheid van de begravingen gebeurde in eenvoudige houten grafkisten, doch er konden tevens verschillende resten van grafkelders herkend worden. In totaal zijn 36 individuen aangetroffen in anatomisch verband. Van twee individuen was de positie niet vast te stellen (bv. knekelputbegravingen). Daarnaast vertonen 30 begravingen een W-O oriëntatie en 3 een O-W oriëntatie. Van deze laatste mag verondersteld worden dat ze geestelijken waren. 26 skeletten konden worden weerhouden voor staalname: 13 individuen van de opgravingscampagne van 1997/1998 en 13 individuen afkomstig uit de opgraving van 2017. De bewaringsgraad varieert tussen matig en zeer goed. De groep geselecteerde individuen bestaat uit 20 volwassenen en zes subadulten. Het jongste individu betreft een baby van circa 1,5 maand oud ten tijde van het overlijden. Drie kinderen waren circa vijf jaar oud. Verder zijn twee adolescenten geselecteerd, één van circa 12 jaar en één van circa 15 jaar. Concluderend kan gesteld worden dat we hier te maken hebben met een populatie met een relatief hoge δ15N waarde, en dus met een dieet dat relatief veel vlees en vis bevatte. Dit kan geconnecteerd worden aan de voorname begraafplaats binnen de kerk, die gelinkt kan worden aan een hogere sociale klasse of
aan een religieuze klasse.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Historische stadskern van Aalst
Is deel van
Parochiekerk Sint-Martinus
Is gerelateerd aan
Muurschilderingen Sint-Martinuskerk
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Sint-Martinuskerk [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980157 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.