Beschermd monument van tot heden
Sint-Martinuskerk, kerkhof met militair ereperk en gedenkkapel
definitieve beschermingsbesluiten: 23-12-2016 ID: 14380
Deze bescherming betreft de parochiekerk Sint-Martinus met cultuurgoederen en kerkhof met militair ereperk en gedenkkapel.
De Sint-Martinuskerk, en het kerkhof met militair ereperk en gedenkkapel, is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
Vladslo werd tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar verwoest. Het wederopbouwdorp, met de beeldbepalende Sint-Martinuskerk, vormt dan ook een belangrijke getuige van de Groote Oorlog, die de frontstreek jarenlang in zijn greep hield en voor Europa een culturele breuk met het optimisme van de " lange 19de eeuw" inluidde. De menselijke tol was erg zwaar voor het dorp: de veldstenen gedenkkapel die in 1924 op het militaire ereperk van het kerkhof werd opgericht, herdenkt bijna veertig burgers en soldaten uit Vladslo die omkwamen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De mementoplaten met namen en porseleinfoto's in de sobere kapelruimte brengen het collectieve verlies in herinnering. Een groot deel van de militairen die herdacht worden in de kapel, ligt begraven op het militaire ereperk, onder meer de gebroeders Tryhou die een gemeenschappelijk grafmonument kregen. Daarnaast liggen op het militaire ereperk nog andere Belgische militairen begraven, alsook een· gesneuvelde RAF-piloot die in de Tweede Wereldoorlog neerstortte in Vladslo.
De site van de Sint-Martinuskerk gaat terug op de stichting van de parochie "Frordeslo" rond het jaar 1000, onder het patronaat van de Gentse Sint-Pietersabdij. In de kerk verwijzen drie eind 17de-eeuwse en vroeg 18de-eeuwse grafstenen van een belangrijke familie van functionarissen naar het binnenkerks begraven tijdens het ancien régime. Ook het ruime kerkhof gaat terug op het ancien régime. Aan het einde van de 18de eeuw kon Vladslo zich onttrekken aan de verplichting om buiten het dorp een nieuwe begraafplaats op te richten. In de 19de eeuw verwierf de dorpselite een eeuwigdurende concessie op het kerkhof en richtte ze er indrukwekkende gedenktekens op naar analogie met de grote stedelijke begraafplaatsen. Door de opmerkelijke bevolkingsgroei in de 19de eeuw ontstond een monumentale kerkhofcontext met de architecturale allures en begravingdensiteit van een stedelijke begraafplaats. De oudste graftekens, dicht bij de kerk, opklimmend tot circa 1860, zijn soms beschadigd door beschietingen, maar doorstonden de Eerste Wereldoorlog. Vladslo was tijdens de Eerste Wereldoorlog gelegen in het Duitse hinterland en werd bijzonder zwaar beproefd. Naast de vernietigende kerkbrand in 1917 door geallieerde bommen en de verwoesting van het dorp, betaalde Vladslo ook een zware menselijke tol. Persoons- en plaatsnamen, en data op de graftekens van het militaire ereperk en in de gedenkkapel vormen een bron voor de historiografie van de oorlog. Zo onthullen de naamplaten in de kapel dat er eind oktober 1914 vijftien burgerslachtoffers vielen. Trieste climax vormde de executie van een aantal burgers door· Duitse militairen op 20 oktober. Ook in de kerk wordt verwezen naar dit oorlogsdrama in Vladslo: het glasraam Marteldood van de Heilige Livinus is opgedragen aan de oud-strijders en de "doodgemartelde burgerlyke slachtoffers". De grote densiteit en onderlinge samenhang van de graftekens is zeer beeldbepa lend voor het kerkhof van Vladslo. De graftekens vormen belangrijke materiële getuigen van de evolutie van de dorpsgemeenschap vanaf het midden van de 19de eeuw, en de daarmee verbonden sociale stratigrafie. Alle lagen van de bevolking zijn herkenbaar, van burgemeester tot pastoor of kloosterlingen, van de adel (tombe met wapenschild van de familie de Crombrugghe de Picquendaele) tot de middenklasse en de gewone man. De sociale stratigrafie is afleesbaar in een grote diversiteit in vormgeving en materiaalgebruik van de graftekens: blauwhardstenen graftekens, met monumentale of bescheiden uitstraling, worden afgewisseld met ijzeren en betonnen kruisen. Ook op het militaire ereperk is deze sociale stratigrafie leesbaar.
De Sint-Martinuskerk met kerkhof ligt uitzonderlijk aan de rand van het dorp, waardoor de site maar aan drie zijden omsloten is door dorpsbebouwing. De wederopbouw van het dorp gebeurde langs het vooroorlogse stratenpatroon, waardoor een stedenbouwkundige herinnering ontstaat aan de vooroorlogse periode. Daardoor bleef de historische visuele relatie tot de "Bethoosterse broeken" bewaard en fungeert de kerktoren als landschapsbaken. De historisch gereconstrueerde kerktoren vormde voor de teruggekeerde bevolking een herkenningspunt uit de oude skyline.
Bij de historiserende wederopbouw van 1924-1925 herstelde de Brugse architect Theodore Raison (1869-1937) de bakstenen hallenkerk zoals deze in de 16de eeuw binnen een laatgotische traditie geëvolueerd was. Het gotisch herbouwen van het 19de-eeuwse neoromaanse schip en het opnieuw openmaken van de koorvensters, zorgen voor een grote stijleenheid van de driebeukige hallenkerk met transept, waarbij tuitgevels, steunberen en spitsboogvensters met baksteentraceringen de ritmerende elementen vormen. Toch wordt de boeiende vooroorlogse bouwgeschiedenis opgeroepen door de reconstructie van de 12de-eeuwse romaansevieringtoren in natuursteen. Het bepleisterd~ interieur van de ruime gotische hallenkerk wordt gekenmerkt door een spel van volumes en doorkijken doorheen de beuken, gevormd door scheibogenarcades in profielbaksteen, bakstenen zuilen en houten spitsgewelven. De spitsbogenritmiek wordt herhaald en versterkt door de kleurrijke glasramen en de bakstenen nissen en deuromlijstingen in de koren. De centrale 'viering' onderscheidt zich door de zware, gebundelde. bakstenen zuilen en pijlers, en het bakstenen kruisribgewelf met mangat. Het sierlijke ijzeren poortje tussen bakstenen pijlers, in de lage kerkhofmuren, markeert het militaire ereperk met de gedenkkapel van 1924. Het materiaalgebruik van onregelmatige veldstenen voor de kapelmuren en zelfs het afgeronde dak is merkwaardig . De pseudoromaanse, organische vormentaal met kleine rondboogvenstertjes, tongewelf en ronde absis zorgt voor de onontbeerlijke sereniteit om de slachtoffers van de Groote Oorlog te herdenken. Ook de calvarie- en Lourdesgrot van 1946, tegen de kerkgevel, is opgetrokken in veldsteen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de preekstoel en een aantal schilderijen uit de kerk door een Duitse aalmoezenier· in veiligheid gebracht in· Koekelare. Dit wijst samen met de herplaatsing ervan in de wederopbouwkerk op · een hoge artistieke waardering. De monumentale neobarokke preekstoel werd in 1856 vervaardigd door de Brugse beeldhouwer F. Durnon en uitgebreid voorzien van plastisch beeldhouwwerk. De biechtstoelen, het koorgestoelte en de communiebanken daarentegen werden in de wederopbouwperiode vervangen door neogotisch meubilair met sierlijke traceringen. Samen met de zijaltaren, de glasramen en de kruisweg in bas-reliëf vormt dit meubilair een neogotisch gesamtkunstwerk. De kleurrijke glasramen werden in 1925-1926 geplaatst door de Brugse glazenier J. Peene-Delodder; De glasramen in het hoogkoor zijn iconografisch uitzonderlijk: in de bovenste registers tekenen de (kerk)torens van onder meer Brugge en Diksmuide, en van Vladslo en buurdorp Esen zich af tegen een blauwe horizon. De glasramen bij het Livinusatltaar - met 17de-eeuws, polychroom reliekbeeld - beelden de marteldood van de heilige af. De grote densiteit en onderlinge samenhang van de geselecteerde graftekens is zeer beeldbepalend en draagt bij tot de artistieke waarde van het kerkhof. De oudste, vooroorlogse graftekens zijn geconcentreerd direct rond de kerk en langs de kerkhofpaden. Deze indrukwekkende graftekens zijn naar locatie1 materiaalgebruik en vormgeving representatief voor de graven en grafrituelen van de elite van een landelijk dorp in Vlaanderen. De geselecteerde graftekens geven een kwalitatief en representatief beeld van de artistieke evolutie van graftekens voor eeuwigdurende concessies vanaf de tweede helft van de 19de eeuw. De in blauwe hardsteen gebeeldhouwde kruisen in boomstamvorm1 · kransen1 klimop, afgeknotte zuilen en fakkels vormen funeraire symbolen, en wijzen op de overtuigingen over (eeuwig) leven en dood van de overledene en de nabestaanden .. Deze symboliek wordt nog aangevuld met porseleinapplîcaties/ waarbij porseleinfoto's een persoonlijke toets geven. Ook op het militaire ereperk rond de gedenkkapel werden, na de Eerste Wereldoorlog een aantal monumentale blauwhardstenen graftekens opgericht. Hier vertoont onder meer het grafteken voor de ·gebroeders-soldaten Tryhou een interessante symboliek: het kruis, het anker en het hart roepen de verbindende begrippen geloof, hoop en liefde op. De vormgeving van de graftekens toont een belangrijke artistieke evolutie: neogotische en eclectische graftekens uit de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw worden aangevuld met art-decagetinte graftekens uit het interbellum. Tijdens deze periode bleef blauwe hardsteen het meest gebruikte materiaal. De veelvuldig voorkomende porseleinapplicaties werden nu aangevuld met bronzen basreliëfs met Christusmedaillon of -buste1 of uitzonderlijk de voorstelling van een graflegging. Kenmerkend voor het interbellum is ook het gebruik van beton voor eenvoudige grafkruisen.
van de cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van de gedenkkapel: De gedenkkapel bewaart een cultuurgoed dat bijdraagt tot de culturele waarde van de kapel. De gedenkkapel is een getuige van het omgaan met de enorme maatschappelijke impact van de Groote Oorlog. Het piëta-beeld op het altaar vormt een verzinnebeelding van het menselijk lijden, en biedt troost aan de rouwenden die een dierbare verloren tijdens de Eerste Wereldoorlog.
van de cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van de kerk: De kerk bewaart een cultuurgoed dat bijdraagt tot de historische waarde. De lokale adel wordt ook herdacht in de kerk: een rouwbord met wapenschild voor de in 1919 overleden ·baron de Crombrugghe de Picquendaele zet een traditie uit het ancien régime verder. Dat er in het eerste kwart van de 20ste eeuw nog een wapenbord in de kerk werd gehangen, wijst op de status die de familie de Crombrugghe na de oorlog nog bezat in Vladslo.
van de cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van de kerk: De Sint-Martinuskerk bewaart cultuurgoederen die bijdragen tot de artistieke waarde ervan. Tijdens de wederopbouwperiode werd de kerk verrijkt met een neogotisch ensemble van biechtstoelen, koorgestoelte en communiebanken/ gekenmerkt door sierlijke traceringen. Samen met de zijaltaren, de glasramen en de kruisweg in bas-reliëf vormt dit meubilair een neogotisch gesamtkunstwerk. Vijf 17de-eeuwse schilderijen vonden de terugweg na de Eerste Wereldoorlog. Twee ervan werden tijdens de Eerste Wereldoorlog in veiligheid gebracht in Koekelare. Dit wijst samen met de herplaatsing van de schilderijen in de wederopbouwkerk op een hoge artistieke waardering. De soms vrij grote barokke schilderijen focussen op de figuur van (de ter hemel opgenomen) Maria en op het lijden van Christus.
Vladslostraat (Diksmuide)
De georiënteerde parochiekerk met omringend kerkhof is heropgebouwd in 1924-1925, naar ontwerp van de Brugse architect Théodore Raison.
Vladslostraat (Diksmuide)
Gedenkkapel voor de militaire en burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog (ten zuidwesten van de kerk) en graven voor de oorlogsdoden op het kerkhof van de Sint-Martinuskerk.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/14957 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.