Beschrijving
Het oudste deel van het Hospitaal Sint-Jan is met inbegrip van de kapel beschermd als monument. Het betreft het F-vormig gebouw gelegen aan het begin van de Oostveldstraat.
Waarden
Het oudste gedeelte van het psychiatrisch ziekenhuis Sint-Jan-Baptist met kapel is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
artistieke waarde, historische waarde
in casu architectuurhistorische waarde:
Het oudste gebouwencomplex van het psychiatrisch centrum is een goed voorbeeld van een gebouwencomplex met dienstverlenende functie opgetrokken in eclectische baksteenarchitectuur in het begin van de 20ste eeuw, kenmerkend voor de ontwerper, de Gentse architect Modeste de Noyette. Het ontwerp werd uitgevoerd door aannemer Philibert Reychler onder leiding van de lokale stadsarchitect Frans Van Wassenhove. Opgetrokken in 1906 door de zwartzusters Heilige Philippus Neri uit Sint-Niklaas als een heelkundig hospitaalgebouw onder de bescherming van Sint-Jan-Baptist, werd het in 1911 vergroot en omgevormd tot een psychiatrische kliniek voor vrouwen. In 1913 uitgebreid en toevoeging van een nieuwe kapel in aangepaste stijl.
Het oude hoofdgebouw vertoont een U-vormig gebouwencomplex van twee bouwlagen hoog afgedekt door leien zadeldaken, voorzien van bakstenen dakkapellen en decoratief uitgewerkte schouwen. Het ritmisch mooi geheel wordt gekenmerkt door horizontaal benadrukte gevels met typerende erkers aan elke gevelwand. De beïnvloeding van de gotische stijl en vooral van de Renaissance komt tot uiting in het kleurige metselwerk, het gebruik van vensters met kruiskozijnen en kleine roedeverdeling, sierankers, trapgevels en talrijke getrapte dakvensters, traptorens en twee bouwlagen hoge erkers. Het bakstenen metselwerk wordt verlevendigd door speklagen ter hoogte der vensterdorpels. Een trapgevel met een portaal in neogotische stijl benadrukt de ingang in de straatvleugel.
De grote ziekenhuiskapel is een duidelijk voorbeeld van kerkelijke neogotiek met de laatgotische stijl als voorbeeld. Het ontwerp van 1913 van architect W.J. Poschen uit Brussel werd uitgevoerd door aannemer Ph. Reychler. Opvallend in de decoratief uitgewerkte gevels zijn de drielichten met roosvensters in het gedrukte spitsboogveld en de gevelbeëindiging in laatgotische stijl met een decoratieve borstwering langs het dak, opengewerkt met drielobbige spitsboogjes tussen pinakels op de versneden steunberen en kruisbloemen.
De gave binnenafwerking van de kapel omvat een opmerkelijk keramisch tegeltapijt en houten spitstongewelven met stenen gordelbogen, versierd met neogotische gewelfschilderingen. De wandschilderingen in het koor door de Gentse decoratieschilder Achiel Ysabie zijn kenmerkend voor de religieuze kunst in de art decoperiode. De kwaliteitsvolle glasramen met figuratieve voorstellingen in het koor werden uitgevoerd door het befaamde atelier Ganton-Defoin van Gent in 1926. De glasramen in het schip vertonen geometrische versieringen en een engelfiguur als centraal motief in het roosvenster. Het opmerkelijk altaar van Karel Beyaert van Brugge van 1924 is typerend voor zijn tijd. De biechtstoel van 1920 is evenals de afsluiting van het doksaal gebeeldhouwd door August Nijs van Eeklo. Acht heiligenbeelden op sokkels tussen de vensters, de omlijste, op doek geschilderde kruiswegtaferelen van J. De Cooman van 1941, twee koperen kandelaars en de godslamp, geleverd door M. Geeraert in 1927, twee authentieke koperen kroonluchters en wijwatervaten in witte steen vullen het kerkmobilair op harmonische wijze aan.