is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein van Bets
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel van Bets
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Kasteelsite van Bets
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel van Bets
Deze vaststelling was geldig van tot
Kasteel gebouwd omstreeks 1667 op de plaats van het voormalige feodale Hof van Elsmeren, aangepast in de jaren 1880 en historiserend verbouwd in neotraditionele stijl tussen 1923-1927 in opdracht van baron Fernand de Ryckman; kasteel met aanhorigheden omgeven door landschappelijk park van circa 1 hectare 73 are; de restauratie- en verfraaiingswerken in de jaren 1920 gingen gepaard met de uitbouw van neotraditionele, regelmatig-symmetrische structuren (parterretuin op de binnenplaats van het neerhof, terras, watertuin) en de landschappelijke verfraaiing (kleurrijke solitairen en bomengroepjes) van de grotere omgeving.
Van feodale motte tot 'huis van plaisantie'
Het "Thof ter Elsemer", voor het eerst vermeld in 1365, gaat vermoedelijk terug tot een feodale motte, een tweeledig omgracht complex bestaande uit twee 'eilanden': één voor de donjon of het hooghof en één voor het neerhof. Of het om het in 1299 vermelde kasteel van Bets ("castro de Bece") gaat, is niet zeker. Rond 1667 liet Jacques van de Ven, heer van Bets en rentmeester-generaal van de Staten van Brabant, het oude hof afbreken en een nieuw kasteel bouwen, ongeveer volgens het huidige, bijna gesloten grondplan en met het huidige volume. Resten van het oude kasteel, onder meer funderingen en een gotische schouw, werden in het nieuwe verwerkt. Mogelijk werd alleen het neerhof heropgebouwd, want op de Ferrariskaart (1771-1778) is ten zuiden van het kasteeleiland nog een tweede, onbebouwd driehoekig eilandje zichtbaar, misschien een relict van het donjoneiland, waarvan de omtrekken min of meer bewaard bleven in de zuidelijke grachtarm (perceel 170a). Het huidige aspect van de kasteelsite werd in belangrijke mate bepaald door 19de- en 20ste-eeuwse verbouwingen, maar de ligging, configuratie en volumes van de 17de eeuw werden zo goed als niet gewijzigd. Het merkwaardige hoektorentje in de zuidwesthoek van het kasteel getuigt nog van een oorspronkelijke 17de-eeuwse stijl.
Op de Primitieve kadasterkaart, opgemaakt door J.L. Voncken in 1828, heeft het driehoekige eiland plaats gemaakt voor een rechthoekig eiland iets meer naar het oosten (perceel 169). Het nieuwe kasteelcomplex had eveneens een tweeledige structuur: een residentieel gedeelte (zuid) en een neerhof (noord). Het rond 1800 herbouwde neerhof – dit wordt bevestigd door een sluitsteen met het jaartal 1806 – werd van de binnenplaats van het kasteel gescheiden door de wagenhuisvleugel, op de plaats waar vroeger een kapel zou hebben gestaan. Zowel op de Ferrariskaart als op de Primitieve kadasterkaart wordt in de boomgaarden en weiden ten zuiden van het kasteel, buiten de ringgracht, een langwerpige vijver (perceel 166) afgebeeld, 140 m lang en 25 m breed. Ten zuiden van dit ‘kanaal’ lag een tweede vijver (perceel 165). In de boomgaard ten zuidwesten van het kasteel lag nog een kleine, bijna vierkante vijver (perceel 176). De monumentale poorttoren aan de westkant van het complex – op de reconstructietekening van Halflants voorgesteld als een toren met ingesnoerde spits en lantaarn – vormde de ceremoniële toegang en de dreef, die van daar in westelijke richting vertrok en na 320 m aanknoopte bij het openbare weggennet (de Baanstokstraat). Een 12 m brede, door kanaaltjes afgezoomde, noord-zuidgerichte dreef (perceel 178) vormde en vormt nog steeds de westrand van het domein.
Bij de vaststelling van het Primitief kadaster in 1831 was het domein eigendom van de weduwe van de tien jaar eerder overleden Lambert de Ryckman, een van de belangrijkste grondbezitters van Geetbets. De gefortuneerde Luikse familie de Ryckman was al sinds 1696 in het bezit van de heerlijkheid Bets en het kasteel van Elsmeren. Het domein bleef tot 2002 in eigendom van de familie, die nog Ryckman de Betz genoemd wordt. De noordelijke arm van de ringgracht was gedempt. Het kasteel vormde het middelpunt van vier tuinpercelen, waaronder het eiland (perceel 169) en het perceel (nr. 175) dat op de reconstructietekening van Halflants als een omheinde, barokke siertuin wordt afgebeeld. ‘Tuin’ in de kadastrale legger betekent moestuin, maar de aanwezigheid van bloemen en sierstruiken is niet uitgesloten. Ten zuidwesten bevond zich een boomgaard met het vermelde rechthoekige vijvertje.
Tussen steenweg en spoorlijn
In 1860 registreert het kadaster verschillende veranderingen. Het wagenhuis dat het neerhof van de binnenplaats van het kasteel scheidde, werd afgebroken. Aan de oostzijde van het kasteelcomplex werden nieuwe dreven aangelegd, onder meer degene die na de voltooiing van de baan op Halen (circa 1890) de hoofdtoegang zal vormen. Belangrijk was ook de aanleg van de spoorweg Tienen-Diest in 1878, waardoor de oorspronkelijke hoofdingang aan de westzijde nog tot 1957 relevant zou blijven omdat, desgewenst, de trein ook bij de overweg van de oude oprijlaan stopte… Bij een volgende verbouwing in het begin van de jaren 1880 ontstonden het middenrisaliet en het polygonale hoektorentje in de zuidgevel (de tuinzijde) van het kasteel en werd de poorttoren vervangen door een neoclassicistische poort. De oostelijke neerhofvleugel werd met 7 m ingekort, waardoor het complex een minder gesloten karakter kreeg. De oostelijke, als oranjerie of wintertuin bedoelde aanbouw, wordt in 1888 geregistreerd. De verbouwingen waren zo ingrijpend dat historicus Alphonse Wauters het kasteel enkele jaren later als een 'modern' gebouw zou omschrijven. Rond die tijd werd ook het tuineiland ten zuidoosten van het kasteel – nog afgebeeld op de stafkaart van 1870 – aan het grote kasteeleiland toegevoegd. Een met kleinbladige linden (Tilia cordata) beplant heuveltje getuigt van een poging om deze ingreep landschappelijk in te kleden. In 1885 duikt voor het eerst de term 'lustpark' op met betrekking tot het oude boomgaardperceel (nr. 176bis, 1 hectare 73 are), voortaan zonder vijvertje, ten zuidwesten van het kasteel. De mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), enkele bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), en een troppeltje haagbeuken (Carpinus betulus) zijn getuigen van deze omschakeling.
Neobarok
Het huidige uitzicht van het kasteelcomplex wordt in hoge mate bepaald door restauratie- en verfraaiingswerken uitgevoerd tussen 1923 en 1927 in opdracht van baron Fernand de Ryckman. Deze restauratiecampagne werd gekenmerkt door een terugkeer naar traditionele vormelementen, vooral zichtbaar in de barokke, in- en uitgezwenkte topgevels aan de kant van de binnenplaats van het kasteel en de topgevels van het neerhof. Daarbij zou ook materiaal van elders zijn aangevoerd, onder meer van het nabijgelegen, deels gesloopte kasteel van de Heren van Hoen te Rummen.
Het symmetrisch uitgebouwde, met natuurstenen keermuurtjes tussen pilaartjes met bollen afgezoomde terras aan de tuinzijde van het kasteel en de parterretuin met padenkruis in de binnenplaats van het neerhof (in plaats van boerenkarren en mesthoop), passen in dit nieuwe kader. De vermelde kanaalvijver ten zuiden van het kasteel kreeg eveneens een neoclassicistische aankleding: de lange, strak afgelijnde oevers werden langs de lange zijden afgezoomd met taxusbollen, hinokischijncipressen (Chamaecyparis obtusa) en een 2,5 m hoge haagbeukhaag, halverwege onderbroken door apsis achtige uitstulpingen met rododendrons en stenen zitbanken, het smalle uiteinde met zitbanken en door tuinvazen bekroonde zuilen. De stamvoet van de monumentale tamme kastanje (Castanea sativa) aan het noordelijke uiteinde van het 'kanaal' – één van de drie die vermoedelijk rond 1750 werden aangeplant – werd omringd met een stenen zitbank.
De ontwerper liet zich ongetwijfeld inspireren door de revival van de regelmatig-geometrische, 'Franse' tuinstijl aan het einde van de 19de eeuw, onder impuls van publicaties zoals de 'Traité général de la composition des parcs et jardins', 1879, van Edouard André en het werk van de Franse tuinarchitecten vader (Henri) en zoon (Achille) Duchêne, de 'style Duchêne'. Ook de ruime omgeving werd opgesmukt. De oude oprijlaan tussen de spoorweg en de westpoort werd met bruine beuken beplant, de laan vanaf de Weg op Halen met vier rijen groene en bruine beuken en – voor de buitenste rijen – zomerlinden (Tilia platyphyllos). De lusthof van 1880 en weiden ten zuiden en ten oosten van het kasteel, tot aan de Weg op Halen, werden bezaaid met bruine beuken, Oostenrijkse dennen (Pinus nigra subsp. nigra), weymouthden (Pinus strobus), Amerikaanse en moeraseiken (Quercus rubra, Q. palustris), witte paardenkastanjes (Aesculus hippocastanum), amberboom (Liquidambar styraciflua), Noorse esdoorn (Acer platanoides), plataan (Platanus x hispanica), zilverlinde (Tilia petiolaris)… – solitair of in groepjes, in de zuiverste 'landschappelijke' traditie. Deze opgesmukte, 'verlandschappelijkte' omgeving wordt duidelijk in beeld gebracht op de stafkaart van 1931.
Merkwaardige bomen (opname 5 mei 2002)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.
Bron: DENEEF, R., 2008. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Zuidoostelijk Brabant - Haspengouw: Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Halflants, Jacques; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Kasteel van Bets
Is deel van
Geetbets
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein van Bets [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134170 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.