erfgoedobject

Kasteeldomein van Loye

landschappelijk element
ID
134652
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134652

Juridische gevolgen

  • is deel van de aanduiding als beschermd monument Kasteel Het Looi
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Cultuurhistorisch belangrijk, uitgestrekt kasteeldomein van circa 205 hectare, met interessante tuinaanleg waarbij pro­duc­tie­bossen, vij­vers, wei-, hooi- en bouw­land horen; com­plex en hete­ro­geen water­kas­teel, daterend uit de 15de tot de 19de eeuw, deels verantwoord historiserend gerestaureerd in de jaren 1960. Het domein stelt bij gebrek aan voldoende historisch onderzoek interpretatie- en dateringsproblemen. De aanleg, slechts mogelijk mits droogleggingen en indijkingen in het moeras van de Demer en de Herk al tijdens de 17de en 18de eeuw, is ongetwijfeld van Europees niveau.

Interpretatieproblemen

Een gan­zen­voet met op de midde­nas een ka­naal waarop de Demer aansloot, een drie­hoe­kige vijver die voorheen deel uitmaakte van een bos­quet met ronde 'salle de verdure' en het waterparterre naast een aantal andere vijvers, zijn bel­ang­rijke ele­menten in de aanleg. Ze stellen echter wel duidingsproble­men. Gaat het hier om relic­ten van een aanleg, waarvan ook de tuin, aanslui­tend bij het huis deel uitmaakte, of moet men ze lezen als de aanzet van een onvoltooid project dat deels 17de-eeuwse fragmen­ten overnam? Zo herkent men in het park "hier en daar het plan van een tuinenproject door A. Carvout junior, uit 1776" volgens De Borchgrave d'Altena. Uit zijn notitie kan men op­maken dat hij toegang verkreeg tot het kasteel en het vermelde aanlegplan daar bewaard wordt (De Borchgrave d'Altena J. 1932, 102). Een niet te verifiëren bron maakt gewag van het rechttrekken van de Demer in functie van het uitzicht. Inderdaad, in hoeverre hebben waterbouwkundige plannen de tuinaanleg beïnvloed? Uitsluitsel op deze vragen geven is moeilijk ver­mits de geschie­de­nis en de evolu­tie van het domein nog nooit grondig werden onderzocht, het domein (en bijgevolg ook zijn eventueel archief) voor ons ontoegankelijk bleef en de gegevens waarover we beschikken niet ouder zijn dan rond 1740.

Het Loye hing af van het graaf­schap Loon, wordt al in 1429 ver­meld en was rond 1730 in het bezit van de familie van der Heyden a Blisia (Jan Willem, 1721-1783, baron van der Heyden a Blisia, heer van Loye en Reekho­ven, echtgenoot van Louisa Helena barones de Rosen, burgemeester van Luik in 1760 en commissaris van het land van Luik en het graafschap Loon, wordt met zijn portret vermeld in Adel en kastelen van Limburg, ). Voordien waren de families Horion en van Elderen er eigenaars van en sedert 1784 de Luikse familie Fabry Beckers . Raad­pleging van de beschikbare kaar­ten en ico­nografie alleen al verschaft voldoende informatie om zich van het belang van de tuin- en landschappelijke aanleg in Het Loye rekenschap te geven.

De ganzenvoet en de rechttrekking van de Demer

Remacle Leloup tekende midden 18de eeuw de waterburcht vanuit het westen met in de lengteas een om­haag­de baroktuin met ­ par­ter­re en fraaie loof­werken, vormbomen en drie (van vier) zicht­bare groen­prieëlen in de hoeken, wegen als dreven, hoog om­haag­de lanen en een boom­gaard. Deze tekening figu­reert als getinte lithografie in Les Délices du pays de Liège. De beschrij­ving in het vierde deel van Les Délices du païs de Liège luidt vertaald als volgt: "In een moeras van Herk en Demer, op de rechteroever van de Demer, ligt een vlakte, grotendeels bebost met opgaande bomen, waar een lange laan naast de tuinen uitloopt op een driehoekig neerhof dat als ingang dient. Drie bouwlichamen vormen een hoefijzer en eindigen op een muur die een verhoogd plein omsluit, omgeven door een brede, door de rivier gevoede gracht. Aan de oostkant kraagt een kapel op de gevel uit en die geeft uitzicht op een mooi onderhouden tuin met in piramides gesnoeide taxussen, afgeboord met geknipte haagbeukhagen. De Demer vloeit aan de achterzijde van de tuin en voedt daar een mooi, halfrond waterbekken in baksteenmetselwerk dat daar de hele breedte beslaat. Van daar gaat men links tussen verschillende tuinen naar een haagbeuklaan die uitmondt in een sterrebos van haagbeuk".

Die structuur, die ook al op de Ferrariskaart (1771-75) wordt getoond, is op de latere kaarten en op de huidige toestand duidelijk herkenbaar. Het kasteel­complex ligt aan het einde van een noord-zuid­gerichte dreef van 500 meter. De nutstuinen liggen ten noordwesten, de verspreide dienstgebouwen en de siertuinen ten zuidoosten. De dreef naar het kas­teel takt vooraleer hij het bereikt naar het oosten af, naar een stelsel van dreven en vijvers met, op onge­veer 1200 meter, een waterparterre. De aanleg ten zuidoosten van het kasteel wordt bepaald door een ganzenvoet waarvan de middenas in het verlengde ligt van de tuingevel en in zuidoostelijke richting loopt. Over circa 700 meter is deze as een kanaal dat rond 1800 de hoofdbedding van de Demer zal worden. Immers, op de Primitieve kadasterkaart (rond 1820) is deze coupure al gerealiseerd. De zui­delijke lijn van de ganzenvoet ligt in het verlengde van de toegangsdreef en loopt gedeeltelijk als dreef door tot aan de boerderij in de Pannestraat in Schu­len (Herk-de-Stad). De oostelijke laan wordt gevormd door de korte dreef naast een driehoekige vijver.

De tekening van Philippe de Corswarem (1759-1839), vanuit het noorden gezien, is voor­al voor de gebouwen interessant, maar toont toch ook hagen rond de drie percelen bij het toe­gangs­erf, één met een doorgang voor de weg naast de gracht. Ui­terst links ziet men de nog aanwe­zige orna­men­tiek op de brug over de gracht naar het park. Men her­kent als toegang tot het kasteel een gemet­selde boog­brug over de gracht over­gaand in een houten loop­brug, allicht optrek­baar, zoals Leloup al tekende en die van het­zelf­de sys­teem is als in De Burg in Lummen. De ronde hoek­toren met bovenbouw in vak­werk is sedert Leloups tekening ver­dwenen, een 18de-eeuws pavilj­oen onder mansarde­tentdak is er bijgekomen en van de om­muurde binnen­koer er­naast daalt een trap af naar het water. Buiten de gracht ligt een langgerekte aanho­rig­heid met inrij­poort, wagen­huis en stall­en.

In het Hasseltse Rijksarchief is uit de voorberei­dende fase van het kadas­ter bij het begin van de Oranjetijd, omstreeks 1815-1820, een werk­schets be­waard van P.J. Nou­wen, 'kwee­kel­ing' (een land­meter in opleiding), die ook het Primitief kadas­terplan tekende. Legt men deze plannen naast de Ferrariskaart en het huidig kadas­ter­plan dan blijkt dat noch de morfologie noch het bodem­ge­bruik veel verandering ondergingen. De oude Demer­ meander wordt nog als water weergegeven, maar hij draagt al een eigen kadasternummer, wat betekent dat hij begin 19de eeuw al in het privéterrein is ingesloten. Van dit goed met plaatsnaam 'Te Lauw' noteerde de kadastrale legger in 1844 als eigenaar Hendrik Wil­lem De Fabribeckers, rentenier te Luik. Het kas­teel (per­ceel nummer 2383 op het Primitief plan) staat op een vierkant eiland (nummer 2384, tuin) in een brede gracht, als vijver genoteerd (nummer 2382) met toegangs­brug ten westen en een brug naar de lust­tuin ten oosten. Deze recht­hoekige tuin (nummer 2385) in het verlengde van het kasteel en ein­digend in spiegel­boog­vorm, is de site van de baroktuin die Leloup tekende. De laan langs het kanaal is geno­teerd als 'laan als hooiland' (nummer 2370) en behoort nu tot de bedding van de Demer, wat op de werk­kaart van Nouwen en bij Ferraris (1774-1775) nog niet het geval was. Het per­ceel nr. 2369, hooil­and op het Primitief plan, was op de oudere werkschets nog twee percel­en ge­scheiden door de kron­kels van de Demer. De inname aan de Demer­bedding moet dus rond 1815-1820 (datum van de werkschets) en 1828 (datum van de verzamelkaart van Lummen) gesitueerd wor­den.

Het kas­teel is ten westen voor­af­gegaan door een erf met dienstge­bou­wen (nummer 2392) en een brou­werij (nummer 2392bis). Hooiland en weide (nummer 2386, 2388, 2390, 2400) met paviljoentjes (nummer 2391, 2396 en een gete­kend maar niet genum­merd op perceel nummer 2386) wisse­len af met haakse 'vij­vers' (nummer 2387, 2389 en 2398) gevoed door de Demer. Nog ten westen liggen een omhaagde moestuin (nummer 2399), een boom­gaard (nummer 2397) en een strook bos (nummer 2395) als scheiding van een hooiland (nummer 2394). Vanuit het noorden loopt langs bos (nummer 2363) en bouwland (nummer 2365) een dreef ­naar het kas­teel, tot bij strak­ke ­ vijvers (nummer 2378, 2379, 2380), om­zoomd met hooiland (nummer 2377 en 2381). Ook dit gegeven stelt interpretatie­problemen: zijn het res­ten van twee drie­hoekige vij­vers van een grach­ten­stel­sel bij de burcht?

De toegangsdreef heeft een vertak­king naar het oosten (nummer 2393, 9 hectare 10 are 80 centiare groot), naar een rond­punt waar meer­dere dreven samen­ komen. Mogen we hierin een 'salle de verdure' zien, eventueel omzoomd met geleide linden zoals de tekening van het kadaster suggereert? Ten zuiden van deze dreef ligt een als lust­tuinen geka­das­treerd bos (nummer 2373, 2374 en 2375) dat een rond­punt omsluit,­ waar­bij een drie­hoe­kige vijver (nummer 2372) en een boom­gaard (nummer 2376) bij aan­sluiten. Onder­ling zijn ze ge­schei­den door om­haagde lanen, mo­gelijk van eveneens geknotte linden. Mogen we die inter­pre­teren als een bos­quet met een uitge­spaarde ronde 'sall­e de verdu­re'?

Het is in elk geval een tuin­ele­ment dat van het midden van de 17de tot het midden van de 18de eeuw over heel Europa cou­rant was, en waarvan het bosco uit de Italiaan­se renaissan­setuin het pro­totype zou zijn geweest. Het is bij ons vooral bekend van de etsen die Romein de Hooghe van de 17de-eeuwse vermaarde tuinen van Edingen maakte of nog van de midden 18de-eeuwse aanleg zoals op de 'Carte topographi­que des franches forets de Merdael, Mollendael et Heverlez ap­parte­nants à son altesse monseignr. le duc d'Arenberg, duc d'Ar­schot et de Croy' gegraveerd door A. Cardon te Brussel in 1769. De nis die ten noord­oos­ten in de haag van de groene zaal is uitge­spaard, schijnt dit vermoeden te bevestigen. Dat de boom­gaard (nummer 2376) op de werkschets van het kadaster als hooil­and is geno­teerd, en de tekening van Phi­lippe de Cors­warem vooraan links evenmin bomen signaleert, w­ijst mis­schien op een ge­rooid bos op dit per­ceel, en dan is dat eveneens een aanwij­zing in dezelfde richting. Oos­telijk van het rond­punt van dreven ligt een com­plex van wei­land, bos en vijvers (Carrévijver) en dicht­geslibde vij­vers, in de legger geno­teerd als onbestaan­de (Nieuwe vij­ver, Potvij­ver, Klein Laak en Laak vijver), met cen­ raal in het dijken­stelsel het water­par­terre (nummer 2349 tot 2352 als vijvers en nummer 2352, dijk als vij­ver) dat Ferraris (1774-1775) al registreer­de.

Het domein onderging na de vergro­ting van de gebou­wen, kadastraal opge­me­ten in 1855, nage­noeg geen wijzigingen. Dat blijkt ook uit de post­kaart van D. Hendrix uit Antwerpen met nog de hagen rond de vijvers, zoals de Cors­warem ze honderdvijftig jaar voordien teken­de en ook uit de Dépôt-kaart (op­name 1870, uitgave 1878). De zwart-wit uitgave van 1911 (revisies van 1884 en 1908) noteerde een eiland in de driehoe­kige vijver bij het bosquet en één in de Nieuwe Vij­ver, op 1 kilometer ten noord­oos­ten van het kasteel. De stafkaart met de terreinopname van 1933 geeft nagenoeg het­zelfde beeld. In 1909 en in 1957 no­teerde het kadas­ter wel veran­de­ringen in de con­figu­ratie van de boer­de­rij.

Het domein het Loye vandaag

Zoals voorheen is het domein, met een na­druk­kelij­ke impact op de vallei van de Demer, ingeplant in een bos- en water­rijk gebied, dat door­kruist wordt door dijken en dreven van 1500, 700, 550, 400 en 350 meter lengte. Het ligt ten zuiden van de dorps­kern, op de noorde­lijke oever van de Demer en wordt begrensd door de Loye­straat, de Demer en de Schulen­sebaan. Het is vanaf de Loye­straat uit het noor­den toeganke­ijk via een dreef van zomereik (Quercus robur), die uitmondt op een voorplein in gras met kiezelweg en een recente conife­ren- en planten­border aan de voet van de keermuur van de kasteelgracht. Vier rococco-voetstukken van blau­we hardsteen, vermoedelijk 18de-eeuws, staan op het erf. Dit moeten dezelfde zijn als op een foto van het oostelijk grasveld uit het begin van de jaren 1970. Men bemerkt er verder enkele snoeivor­men en twee beelden op sokkels.

Ten zuid­oosten van het kas­teel ligt nu een land­schappelijk parkje uit einde 19de-begin 20ste eeuw, geopend op de val­ei­beem­den met posi­tiebomen en boom­coulissen aan de rand ervan. De uitge­strekte grasvelden met schaarse bomengroe­pen ter hoogte van de kasteel­gracht, lopen tot aan de Demer. Vier beelden op vierkante voetstukken van blauwe hard­steen (uit de 18de eeuw­ ?), sieren de hal­ve cirkel in het grasveld aan de voet van de brug naar het park. Twee maal twee snoei­vormen, in het gras bij het brugge­nhoofd in de voormalige parter­retuin, mar­keren de as van de ganzen­voet in het verlengde van de gekanaliseerde Demer. De ooste­lijke teen valt samen met het tuin­pad en de dreef naar de 'salle verte' in het bosquet. De zui­delijke teen is eerst tuin­pad en wordt dan over de De­mer ver­lengd in een 700 meter lange land­weg, het res­tant van de reeds vermelde lange eiken­dreef ­naar de eigen boer­derij in de Pan­ne­straat (zie Herk-de-Stad, Schu­len). Vanaf de Demer­brug ter hoogte van de kas­teel­boerde­rij ligt er een nog schaars be­plante veld­weg als secun­daire as.

De oude moestuinsites bleven behouden: ten noord­wes­ten­ van het kas­teel, langs de toe­gangs­dreef de vijf­hoe­kige omhaagde tuin­ (per­ceel 2394) en een tweede rechthoekige, ten westen van de boer­derij, met een fruitmuur van baksteen met pannen afdek­king, 26 traveeën lang en geritmeerd door lise­nen. Bij de drie­hoe­kige vij­ver ten noordoosten van het kasteel, werd in 1828 een Mariakapel gebouwd, "Sterkapel" genaamd, vrij toegankelijk in de Mei­maand.

Bomen

Het tussen haakjes vermelde cijfer geeft de stamomtrek in cm, gemeten op 150 cm hoogte.

Door de Belgische Dendrologische Vereniging werden opgemeten: een tunnel van witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum) (217 cm), gewone haagbeuk (Carpi­nus betulus) (156 cm), bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (182, 196, 293 cm), okkernoot (Juglans regia) (124 cm),­ tul­penboom (Li­rio­den­dron tuli­pif­era) (186 cm), Wey­mouthsden (Pinus stro­bus) (254 cm), gewone plataan (Platanus x his­panica) (322 cm), zomereik (Quercus robur) (211, 228, 257, 273, 296, 230 cm, allemaal van na de tweede wereldoorlog).

  • Kadasterarchief Limburg, Primitieve legger 1844.
  • Kadasterarchief Limburg, Primitief plan, s.d. door P.J. Nouwen; Verza­melplan van de gemeente, 1828, door G. Questienne en H.A. Neven.
  • Kadasterarchief Limburg, Opmetingsschetsen van 1855, 1909, 1957.
  • Rijksarchief Hasselt, Kadasterplannen, nr. 438.
  • Archief Provinciaal Centrum Cultureel Erfgoed, nr. 78/664.
  • Provinciale Bibliotheek Limburg, Hasselt, Dienst Documentatie.
  • Onroerend erfgoed Limburg, fiche inventarisatie, 1976.
  • Adel en kastelen van Limburg, Tentoonstellingscatalogus, Hasselt, 1954, s.p.
  • Met Le Loup op reis. Limburg met een 18de-eeuwse bril bekeken, Tentoons­tellingscatalogus, Gent, 1993, 72.
  • Facsimilé des dessins complémentaires et restés inédits de Remacle Le Loup, Luik, 1903.
  • DE BORCHGRAVE d’ALTENA J. 1932: Décors anciens d'intérieurs mosans, deel 2: 1650-1780, Liége, 102.
  • DE SAUMERY P.L. (?) 1877: Les Délices du païs de Liège, (Liège, 1744), Anastatische herdruk, Brussel, 4, 214.
  • JELLICOE S. en G., The Oxford companion to Gardens, Ox­ford, 1986, p. 63.
  • SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-Ch. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6N2 (He-Z), Brussel - Gent, p. 612-616.
  • Informatie verkregen van Philippe de Spoelberch.

Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BOSSCHE H., 2006: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 2: As, Beringen, Diepenbeek, Genk, Ham, Hasselt, Heusden-Zolder, Leopoldsburg, Lummen, Opglabbeek, Tessenderlo, Zonhoven, Zutendaal, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; van den Bossche, Herman
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Demervallei met de kastelen van Loye, De Burg en Het Hamel

  • Is deel van
    Lummen

  • Omvat
    Sterkapel

  • Is gerelateerd aan
    Kasteel van Loye


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein van Loye [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134652 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.