omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Park van de Oostelijke Jeker
Deze bescherming is geldig sinds
Aan de zijde van Tongeren en in het zuiden wordt het gebied begrensd door de huidige spoorweg naar Luik, langs de oostzijde door het gehucht Klein Mal en aan de noordkant door de Blaarstraat in het gehucht Blaar. Dat laatste is één van de stedelijke 'buitingen' die in de 12de eeuw met de stad Tongeren in een stadsvrijheid werden verenigd. Het is gelegen net ten zuiden van de Romeinse heirbaan Bavai-Tongeren-Keulen. Verschillende vondsten duiden op prehistorische en Romeinse bewoning.
Ten zuiden van Blaar, tussen Tongeren en Mal, bevindt zich het Park van de Oostelijke Jeker, gelegen in de vallei van de Jeker met natte, alluviale gronden. In het gebied treffen we ook twee waterlopen aan die niet behoren tot het natuurlijke stroomstelsel van de Jeker maar door de mens zijn uitgegraven; met name de Overslag, die ter hoogte van de Zuurbeemden nabij de stadsrand in de Jeker uitmondt, en de zogenaamde Oude Jeker die de Jeker vervoegt nabij het kasteel van Scherpenberg. Op deze plaats mondt ook de Ezelsbeek uit, die de kasteelvijvers bevoorraadt. Tussen Jeker en Oude Jeker strekt zich een circa 1 km breed alluvium uit. De dikte van die laag neemt gelijkmatig toe van zuid naar noord en bedraagt plaatselijk meer dan 10 m. Het alluvium wordt gedraineerd door ontelbare ontwateringsgrachten die op hun beurt uitmonden in kleine kanaaltjes zoals de Vloedgracht, de Fluwijnensloot en de Flotsbeek. Buiten het alluvium komt het Tongeriaan aan de oppervlakte. In tegenstelling tot de Herk en de Demer, die hun dalen verder eroderen, hoogt de Jeker haar dal aan. Dat opvullingsstadium is hier duidelijk waarneembaar. De rivier heeft er een zeer gering verval en vormde oude meanders. Daarbinnen ontwikkelden zich geïsoleerde depressies, waarvan de bodem uit venig materiaal bestaat. Die natuurlijke depressies worden aangeduid met toponymen die ondubbelzinnig wijzen op de gesteldheid van het terrein. Van west naar oost kunnen onderscheiden worden: het Hardel (del - laagte), de Kevie (Latijns: Cavea - kelder) en het Groot Meers (meers - moeras). Zuidoostelijk ligt het Klein Meers. In de ‘60-er jaren werd de Jeker tussen het Hardel en de Kevie verbonden met de Oude Jeker waardoor een gedeelte van de oorspronkelijke rivier droog kwam te liggen en plaatselijk zelfs werd gedempt. Die ingreep stelde de Blaarmolen, voormalige watermolen op de Jeker, buiten bedrijf. Het is de meest stroomafwaarts gelegen molen van alle Tongerse watermolens op de Jeker. De gebouwen zijn gegroepeerd rondom een rechthoekig gekasseid erf, bereikbaar via een inrijpoort. De Jeker stroomde voorheen langs de zuidzijde van het erf. Hier bevindt zich nog de kolkvijver die aan het geheel een schilderachtige aanblik geeft. Aan de overzijde van de straat staat een ruime dwarsschuur onder zadeldak. Ook de Oude Jeker werd in die tijd ter hoogte van de Kevie verbreed en rechtgetrokken, waardoor enkele oude meanders achterbleven. Deze zogenaamde regularizering heeft vanzelfsprekend invloed op het grondwaterpeil.
Het landschap van de Jekervallei wordt gekenmerkt door een afwisseling van hooilanden, drassige terreinen, moerassen en rietkragen, dit alles omzoomd door hoogstamboomgaarden, struwelen van els of wilg en populieren. De historische percelering is er grotendeels herkenbaar.
Het westelijke gedeelte van het Jekerpark is een uitgestrekt beemdgebied dat gedraineerd wordt door de Flotsbeek die talrijke dwarslopende leigrachten opvangt. Die Zuurbeemden fungeerden tot even na de tweede wereldoorlog haast uitsluitend als hooiweiden die tot twee maal per jaar werden gemaaid. Later werden de weiden beplant met populieren. De verruigde percelen zijn omgeven door hoog uitgegroeide - veelal meidoorn hagen. Hier en daar treffen we alleenstaande bomen aan. Ten noordoosten daarvan heeft zich op de zompige bodem van het Hardel een dicht elzenbroek van circa 13 ha ontwikkeld; de aangeplante populieren zijn er een moeilijk leven beschoren.
Ongeveer midden in het rivierlandschap bevindt zich de Kevie (32 ha), ten zuiden begrensd door de Oude Jeker en het kasteelpark van Scherpenberg, ten noorden door het gehucht Blaar. Van west naar oost bestaat het uit oude hooilanden met hier en daar populieren, een immens en haast ontoegankelijk rietveld (22 ha) en de afgesloten en dichtgeslibde Jekerarm. Sinds het wijzigen van de oorspronkelijke loop van de Jeker zijn de afwateringssloten in het Hardel en de Kevie grotendeels verland.
Het oostelijke Groot Meers tenslotte wordt wel nog doorkruist door een dicht net van afwateringssloten. Het bestaat hoofdzakelijk uit zompige percelen met dunne rietmantels, liszoden en zeggen. Door de hoge grondwaterstanden in de winter overleven de dicht aangeplante populieren ook hier niet of nauwelijks. In de nabijheid van de Jeker bestaan de lange perceelsgrenzen uit hoge hagen van elzenhout of tronkeiken, terwijl de bochtige oostflank is afgeboord met knotwilgen.
Het Jekeralluvium wordt ten zuiden begrensd door het kasteelpark van Scherpenberg en de zate van de oude spoorlijn naar Aken, die het gebied richting Tongeren doorkruist. Beide groenstroken zijn weliswaar niet van natuurlijke oorsprong maar zijn niettemin landschapsbepalend en hebben een groot esthetisch belang.
Het kasteel Scherpenberg, ooit een belangrijk leengoed afhankelijk van het leenhof van Hamal en Rutten, bevindt zich op het grondgebied van Nerem. Scherpenberg fungeerde als schuilplaats voor de inwoners van Nerem in tijden van onrust en oorlog. In zijn huidige vorm is het een langgerekt complex met resten van de oorspronkelijke donjon, poortgebouw, woonhuis en dienstgebouw ten noordoosten. In het park erachter staan twee ronde torentjes met ingesnoerde naaldspits. Het restant van een dreef gaat richting Nerem. Het smalle maar 800 m lange kasteelpark is van de Kevie gescheiden door de geregulariseerde Oude Jeker. Dit vrij vochtige parkbos bestaat voornamelijk uit loofbomen, ten dele ook uit naaldbomen. Midden in het park bevindt zich een haast verlande vijver, omgeven door een smalle rietkraag. In zuidwestelijke richting strekken zich de beemden langs de Ezelsbeek uit, evenals de door bomenrijen geflankeerde toegangsweg naar het kasteel. De spoorwegbermen van zowel de oude route naar Aken als de huidige lijn Tongeren-Luik worden ingenomen door houtige struwelen. In de omgeving komen dassenburchten voor.
Behalve de opmerkelijke hydrografie heeft het gebied ook een educatief en recreatief belang. Het fungeert als een groene long voor de in de onmiddellijke nabijheid gelegen stedelijke agglomeratie.
Bron: Ankerplaats 'Jekervallei tussen Tongeren en Mal'. Landschapsatlas, A70009, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Van den Broeck, Myriam; Geyskens, Bart; Bats, Hubert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Tongeren
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Jekervallei tussen Tongeren en Mal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135255 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.