erfgoedobject

Parochiekerk Christus Koning

bouwkundig element
ID
201315
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201315

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Christus Koning
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Christus Koningkerk
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

De parochiekerk Christus Koning werd opgericht in modernistische stijl in 1968 naar ontwerp van de architecten Adrien Bressers en Jean Gilson. De kerk is gelegen aan het Rerum-Novarumplein in het zuidelijke deel van Gent in de wijk 'Nieuw Gent'.

Context en historisch overzicht

De zone tussen Zwijnaarde en Gent was tot en met de negentiende eeuw een landelijk gebied. De eerste urbanisatie start in 1904 maar de wijk wordt pas echt ontsloten na de omlegging van de spoorlijn Kortrijk - Gent. De spoorlijn die naar het zuidstation van Gent liep doorkruiste het gebied maar werd na de uitbreiding van het Sint-Pietersstation (1908-1912) buiten gebruik gesteld. Op de plaats van de spoorweg wordt na de eerste wereldoorlog de rechtlijnige beboomde De Pintelaan aangelegd. Kort daarna trekt het leger aan de noordzijde van de De Pintelaan tussen de Galglaan en de Oudenaardsesteenweg depots op. De andere zijde wordt tussen 1925 en 1935 verkaveld en bebouwd met hoofdzakelijk traditionele villa’s. Ook de achterliggende Kikvorsstraat wordt gedeeltelijk bebouwd met voornamelijk traditionele woningen. Verder wordt het gebied vooral gekenmerkt door sociale woningbouw, waaronder de tuinwijk van de Gentse Maatschappij voor Goedkope Woningen, die ten oosten van de Zwijnaardsesteenweg gerealiseerd werd tussen 1923 en 1925 en later uitgebreid werd door verschillende sociale huisvestingsmaatschappijen. Bij de aanleg van de ringvaart van 1950 tot 1969 gebruikt men de opgegraven grond onder meer om laaggeleden weiden ten westen van de Zwijnaardsesteenweg aan te vullen en te verhogen. Een groot deel van deze zone wordt onteigend ten behoeve van de Nationale Maatschappij voor Huisvesting en in 1972 volgt een BPA voor de wijk ‘Nieuw Gent’.

Omwille van het groeiend aantal parochianen wordt in 1932 de houten noodkerk die voorheen dienstdeed in de Sint-Paulusparochie heropgericht op de gronden van de Zusters van de Visitatie aan de Zwijnaardsesteenweg. Oorspronkelijk deed het kerkje dienst als hulpkerk voor de Sint-Pieters-Buiten parochie tot ‘Nieuw Gent’ in 1956 een zelfstandige parochie werd. Kort voor de verzelfstandiging van de parochie worden reeds voorbereidingen getroffen om er een nieuwe kerk op te richten. In 1954 werd ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de christelijke vakbond, het 'Algemeen Secretariaat der Christelijke Beroepsverenigingen', de bouw van een monumentale “arbeiderskerk” aangekondigd. Tegelijk werd door bisschop Mgr. Callewaert (1893 - 1963) de “kruisplanting” gedaan op de grond waar naderhand de kerk zou worden opgericht. Het daaraan verbonden plein krijgt de toepasselijke naam van Rerum Novarumplein. Het bisdom van Gent schenkt in 1958 het perceel grond aan de kerkfabriek van Christus-Koning.

Ondanks de verzelfstandiging van de parochie duurt het nog enige tijd eer de kerk uiteindelijk opgericht wordt. Het eerste voorontwerp voor de nieuwe kerk dateert van februari 1960. Deze plannen werden echter verworpen en uiteindelijk werd verder gewerkt op een ontwerp uit 1963. Het zal echter tot 1965 duren eer de plannen van Adrien Bressers (1897 – 1986) en Jean Gilson (1912 – 2000) definitief worden goedgekeurd. Tussen het ontwerp uit 1963 en de uiteindelijke goedkeuring lagen 2 jaar waarin de plannen her en der aangepast of licht vereenvoudigd werden maar waarin het concept bewaard werd. De aanpassingen gebeuren onder meer aan de toren die een kleine tien meter lager wordt, het doksaal achterin de kerk verdwijnt en de zes treden in het koor worden gereduceerd tot drie treden. De aanbesteding volgt op 16 maart 1967. De werken beginnen in september van dat jaar en worden uitgevoerd door het Gentse aannemersbedrijf Van Kerkhove en Gilson. Het betonskelet van de kerk en de toren stond in mei 1968 reeds onder dak. Op 22 mei 1968, op de vooravond van Rerum Novarum, wordt in aanwezigheid van bisschop Mgr. Van Peteghem en prominenten een gedenksteen onthuld met daarin een chronogram met het jaartal 1968: “ALLE VOLKEREN EN TALEN BEZINGEN/ MET CHRISTUS DE VERLOSTE SCHEPPING/ OP DE VOORAVOND VAN HET FEEST VAN O.L.HEER HEMELVAART/ 22 MEI 1968 ONTHULDE Z.H. EX. MGR./ LÉONCE-ALBERT/ VAN PETEGHEM, 28E BISSCHOP VAN GENT, DE GEDENKSTEEN/ VAN DEZE CHRISTUS KONING KERK TE GENT,/ IN HERDENKING VAN HET 65 JARIG BESTAAN VAN DE/ KRISTELIJKE VAKBEWEGING WERD OP BIJZONDERE WIJZE TOT/ DEZE BOUW BIJGEDRAGEN DOOR GIFTEN VANWEGE DE LEDEN/ VAN HET ALGEMEEN KRISTELIJK VAKVERBOND VAN BELGIË/ DE PAROCHIALE GEESTELIJKHEID:/ LEO THUYSBAERT, EERSTE PASTOOR VAN DEZE PAROCHIE/ LOUIS BOSTEELS, BOUWPASTOOR/ ROGER ROWAERT EN ERIC DHONT, ONDERPASTOORS/ DE LEDEN VAN DE KERKRAAD:/ ROBERT VANDEWEGE, VOORZITTER – MAURITS SLAATS, SECRETARIS/ HENRI DE RAEDT – KAMIEL DANHIEUX - LEON DE VREESE/ RENÉ VAN DAMME – ANDRE VAN OOTEGEM – LOUIS WILLEMS/ ADRIEN BRESSERS EN JEAN GILSON: ARCHITECTEN/ VAN KERKHOVE & GILSON, AANNEMER."

Beschrijving

Ruimtelijke context

In de ontstaansgeschiedenis van de kerk is de oriëntatie opvallend. De eerste ontwerpen van 1960 en 1962 hadden aanvankelijk een westelijke oriëntatie met de hoofdingang van de kerk gericht naar de Zwijnaardsesteenweg en de reeds bestaande sociale wijk ‘Steenakker’ uit het interbellum. De aangepaste ontwerpen vanaf 1963 tonen een oostelijke oriëntatie waarbij de hoofdingang gericht is op de toen nog te ontwikkelen sociale hoogbouwwijk ‘Nieuw Gent’ met diensten- en handelscentra in het westen. Het BPA nummer 16 'Kikvorslaan' stuurde daar aanvankelijk ook op aan. Deze tot dan toe hypothetische plannen voor het nieuwe stadsontwikkelingsproject staan aangegeven op het situatieplan van de diverse ontwerpfases. Deze inplanting ging er van uit dat het ingangsportaal een voorplein zou krijgen uitgevend op de gemeenschapsfuncties van het nieuwe stadsdeel. Het draaide anders uit. Er kwamen grote sociale woonblokken die zich niet oriënteerden op de kerk maar er zich eerder van afkeerden. Het oorspronkelijk voorziene voorplein bij het westelijke inkomportaal bleef onafgewerkt en het braak stuk land evolueerde na verloop van tijd tot een spontaan bosbestand. De vrije ruimte van het Rerum Novarumplein tussen de kerk en de Zwijnaardsesteenweg ten oosten werd uiteindelijk ingenomen door een geasfalteerde parking. Rondom de kerk is wel een ruime zone verhard met cementbetontegels. Deze pleinzone vormt een modernistische invulling van de open ruimte die aansluit bij de architectuur van de kerk. Het bosbestand ten westen, ondertussen ook speelzone, en de parking ten oosten tonen aan dat de inplanting van de kerk en het Rerum Novarumplein geen aansluiting kregen met het stedenbouwkundig stadsdeelproject van Nieuw Gent, dat nadien in het gebied ontvouwd werd.

De kerk

De Christus Koningkerk is een groots opgezette rechthoekige zaalkerk onder een plat dak. Het hoofdvolume bestaat uit een grote rechthoekige ruimte die iets smaller wordt ter hoogte van het koor. Op het hoofdvolume sluiten een biechtgang en een doopkapel aan. Rond het kerkgebouw bevinden zich een aantal uitbouwen waaronder een inkomportaal, een winterkapel, een sacrisitie en een galerij met ingewerkte klokkentoren. Tussen het hoofdvolume en de klokkentoren ligt een kleine binnentuin, begrensd door de galerij. De kerk heeft voor de eredienst een capaciteit van 700 tot 800 bezoekers. De constructie van kerk en klokkentoren bestaat uit een structuur in gewapend beton met invulling van metselwerk in handgevormde lichtgrijze tot zandkleurige baksteen (de kleur van de gevelsteen wordt op de plannen 'vert rugueux' of 'ruw groen' genoemd) en geprefabriceerde wandelementen in uitgewassen beton. Plinten rondom zijn in blauwe hardsteen.

Exterieur

Ten westen is het inkomportaal of narthex een aangebouwd rechthoekig volume, symmetrisch geplaatst tegen de blinde bakstenen westgevel, met drie houten vleugeldeuren. Deze inkompartij, belegd met uitgewassen silexbetontegels, wordt nog verlengd naar het westen met een grote open galerij van 2 traveeën diep en 3 traveeën breed. Deze portaalzone loopt over een diepte van één travee als galerij en tegelijk processiegang verder door naar het zuiden en vormt een hoek met de galerij langsheen de zuidgevel, telkens met identieke betegeling in uitgewassen silexbeton. Waar beide galerijen samenkomen in de zuidwestelijke hoek, en aansluitend bij de doopkapel, ontstaat aan de binnenzijde een kleine binnentuin met een lage plantenbak in ruw bewerkte blauwe hardsteen. In deze patio resteren enkele oorspronkelijke heesters waaronder hulst, aucuba, sneeuwbes en kardinaalsmuts. Aanleunend bij het portaal en verbonden met de overdekte processiegang in het westen en het zuiden vervult de klokkentoren een krachtige signaalfunctie. De toren legt de link tussen de oudere sociale wijk ten oosten en Nieuw Gent, het nieuwe grootschalige sociale huisvestingsproject dat op het moment van de bouw van de kerk nog moet ontwikkeld worden, ten westen van de kerk. In de toren hangen drie klokken van de klokkengieterij van familie Sergeys uit het Leuvense, met binnenwerk van en geïnstalleerd door het installatiebedrijf Clock-O-Matic, eveneens uit het Leuvense. De zij-ingang met vleugeldeuren bevindt zich vrij westelijk in de zuidelijke galerij. Deze loopt verder door tot aan de vleugeldeuren van het inkomportaal van de winterkapel. De winterkapel grenst aan het rechthoekige hoofdvolume ter hoogte van het koor en doet tevens dienst als sacramentskapel.

Het hoofdvolume in baksteen telt vijf verticale glas-in-loodramen. Het uitspringend volume van de winterkapel is lager en heeft ter hoogte van het inkomportaal vijf ramen met betonglas gevat tussen betonnen stijlen. De oostgevel bestaat uit een blinde bakstenen gevel, die licht inspringt ter hoogte van het koor, voorafgegaan door een lager uitspringend volume met smalle, verticaal geritmeerde ramen gevat tussen betonnen stijlen over de volledige breedte van het gebouw. De noordzijde bestaat uit een bakstenen gevel onderbroken door vijf verticale ramen met glas-in-loodramen. Ter hoogte van de lage voorbouw in de noordoosthoek leiden drie trapjes naar een houten deur die toegang verleent tot de dienstvertrekken achter het koor.

Interieur

Aan de hoofdingang in het westen komt men via drie houten vleugeldeuren binnen in de vooruitspringende narthex. In het verlengde van de inkomdeuren liggen drie glazen vleugeldeuren die toegang geven tot het schip. De zijwanden van het portaal worden gekenmerkt door vijf slanke verticale ramen in betonglas tussen stijlen in uitgewassen beton. Deze bevatten een abstracte en expressieve compositie in gekleurd glas en beton van glaskunstenaar Lionel Holvoet (1937-2015).

Schip en koor: De glazen vleugeldeuren tussen betonnen kolommen geven toegang tot een grote rechthoekige schip dat ter hoogte van het koor licht inspringt. Op korte afstand, en in het verlengde van de kolommen bevinden zich twee wijwatervaten rustend op een witmarmeren sokkel naar ontwerp van Geroen De Bruycker (1916 - 2007) en edelsmid Willy Ceysens (1929 – 2007). De vloer van het schip is sober uitgevoerd, overeenkomstig het ontwerp, met een witgrijze granito tegelvloer.

In het koor werd voor podium en trappen travertijn gebruikt. Het altaar naar ontwerp van Geroen De Bruycker werd uitgevoerd door steenhouwer Renier en bestaat uit een massief blok marmer. Boven het altaar bevindt zich een kruisbeeld van Rik Van Schil (1931-2020). De muren bestaan uit baksteenmetselwerk in staand verband met dezelfde handgevormde bakstenen zoals van het buitenparament. Centraal in de oostelijke koormuur wordt het baksteenmetselwerk verlevendigd door het gebruik van een in reliëf geplaatst Vlaams verband, alternerend opgebouwd uit lagen waarvan strekken en koppen en enkel koppen uitspringen waardoor een kruisjespatroon ontstaat. Het plafond is afgewerkt met houten planchetten in afzelia in vlakken die licht op en neer gaan onder de overspanningsbalken, iets wat naar verluidt de akoestiek ten goed zou komen. Typerend is de verlichting die middels inbouwspots in deze stroken werd aangebracht.

Aan de zuidzijde is er een lage galerij gescheiden van het schip door zuilen en pilasters op een strak hoofdgestel waarin enkele nevenfuncties werden ondergebracht. Zuilen, pilasters en hoofdgestel zouden volgens de plannen uitgevoerd worden in witte natuursteen, Pouillenay-steen, de uiteindelijke uitvoering gebeurde echter in glad beton. In de zuidwesthoek van de zijbeuk bevindt zich de rechthoekige doopkapel afgebakend door raamwerk met helder glas en de ingewerkte toegangsdeur, met muren in baksteenmetselwerk aan de ene zijde en vijf smalle verticale ramen met fel gekleurd abstract betonglas gevat in uitgewassen beton van Lionel Holvoet aan de andere zijde. Een Y-vormige witmarmeren sokkel draagt een bronskleurig doopvont van edelsmid Willy Ceysens.

Ten oosten van de doopkapel bevindt zich het tochtportaal van de zuidelijke ingang, omgeven door witgeschilderd raamwerk met helder glas. In het midden van deze portiek staat een wijwatervat op witmarmeren sokkel, identiek aan de exemplaren aan de hoofdingang.

Ten oosten daarvan bevindt er zich een stille zone, tevens biechtgang met drie biechtstoelen en geopend naar het schip. Deze biechtstoelen zijn een moderne interpretatie van de traditionele biechtstoel. Ze staan op een donkerkleurige lage sokkel en zijn belegd met fineer van een tropische houtsoort. De centrale plaats voor de biechtvader is telkens toegankelijk via een gordijntje. De biechteling heeft lateraal toegang tot de knielbank achter een matglazen wand. In het houten tussenschot tussen priester en biechteling steekt een in wit plastic geajoureerd fluisterraam.

Ten oosten van de stille zone situeert zich de sacramentskapel, tevens winterkapel. Deze is afgesloten van het koor door een glazen wand met schuifdeuren. Vanuit de zuidelijke galerij is er een toegangsportaal met aan de zuidzijde vijf slanke verticale ramen tussen stijlen in gewassen beton waarin een abstracte en expressieve compositie in kleurrijk betonglas. Centraal in de portiek staat een wijwatervat op witmarmeren sokkel, identiek aan de exemplaren aan de hoofd- en zijingang. Aan de oostzijde van de sacramentskapel zijn er vier smalle verticale ramen tussen betonnen stijlen waarin een abstracte en expressieve compositie in gekleurd betonglas van Lionel Holvoet. Het altaar in marmer is opnieuw een ontwerp van Geroen De Bruycker. Het tabernakel dat ingewerkt is in dat altaar is vervaardigd door edelsmid Willy Ceysens.

Volledig in de sobere lijn van de architectuur werd een kruisweg in de vorm van kleine glad afgewerkte kruisen aangebracht op een vierkant blokje gebouchardeerde blauwe hardsteen en in het metselwerk van de muren verwerkt.

Het orgel dat opgesteld werd tegen de noordelijke zijwand van het hoofdvolume, tussen de raamzone en het koor is een creatie uit 1977 van de orgelbouwer Georges Delmotte (1925 - 1992) uit Doornik en werd overgebracht uit het klooster van de Dominicanen in Leuven maar heeft op het moment van de evaluatie (2018) geen betekenisvolle artistieke of historische waarde.
Het lage volume ten oosten van het koor bevat een dienstgang, dienstvertrekken en de sacristie. Deze ruimtes bevatten geen erfgoedelementen of -kenmerken, met uitzondering van de lange verticale ramen die de ritmering van de oostelijke gevel karakteriseren. Deze zone is tevens onderkelderd.

  • Stadsarchief Gent, G12, Litt. Z/9/1964.
  • Stadsarchief Gent, Eredienst, reeks XV, 429, 499, 506, kerkfabriek Christus Koning, plannen dd. 15 januari 1963, 29 maart 1963 en 6 november 1964.
  • BEKAERT G. 1995: Hedendaagse architectuur in België, Tielt.
  • BEKAERT G. 1987: Landschap van kerken, 10 eeuwen bouwen in Vlaanderen, Antwerpen, Leuven.
  • BUYSSE K., DEKEYZER E. 2006: Van Zwijnaarde Dries tot Nieuw Gent, Vijftig jaar parochie Christus Koning, 1956-2006, Parochie Christus Koning, Gent.
  • BRAEKEN J. 2003: Groupe Alpha, in VAN LOO, A. e.a.: Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 325-326.
  • SERGEYS M. 1977: De lage landen, bakermat van de klokken- en beiaardgietkunst, Vlaanderen 26, 224-226.
  • SMEETS A. 1971: De kerkbouw in Vlaanderen nù, Vlaanderen 20, 271-365.
  • VAN DAMME D. 2004: A. Bressers & J. Gilson – Christus Koningkerk, Gent, niet uitgegeven oefening Geschiedenis van de bouwkunst III, Kerken in België na W.O.II.
  • VAN HERREWEGHE J. 2014: Gentse parochiekerken. Analyse en waardebepaling. Parochiekerk Kristus Koning, Stad Gent, Dienst Monumentenzorg en Architectuur, onuitgegeven rapport.
  • VAN ROOY A. 1963: Nederlandse kerkbouw op een keerpunt, Haarlem.
  • VOET C. 2016: Dom Hans van der Laan, Tomelilla, Amsterdam, 259-267.

Auteurs: Lenaerts, Tom
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Parochiekerk Christus Koning [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201315 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.