is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Onze-Lieve-Vrouwhospitaal en rusthuis
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Onze-Lieve-Vrouwhospitaal en rusthuis
Deze vaststelling was geldig van tot
Voormalig Onze-Lieve-Vrouwhospitaal en rusthuis respectievelijk opgericht in het begin van de 20ste eeuw (nummer 17) en rond het midden van de 19de eeuw (nummer 19). Thans in gebruik als administratie en rusthuis van het OCMW. Site achter de Sint-Salvatorskerk, ten noorden afgebakend door de Vrijdomkaai, ten oosten door de gemeentelijke school (nummer 29) en ten westen door de Hospitaalstraat.
17de eeuw. In 1699 richt de proost van het kapittel van Harelbeke d'Espinosa († 1748), hertog van Ribeaucourt, ten noorden van de Sint-Salvatorskerk een proosdij op. Op 27 juni 1699 schenkt het kapittel hem "een huis met grond welke bezit is geweest onder de titel emphytentis door Gisbert Bosschaert deken der zelfde kerk, gelegen op de noordkant van het kerkhof". De proosdij wordt in de Liber Memorialis van de Sint-Salvatorsparochie omschreven als een "noordpand geflankeerd door een oost- en westvleugel en een grote poort in gehouwen steen. Het plafond van de vestibule is versierd met de wapens van proost d'Espinosa uitgevoerd in stuc op grote schaal".
18de eeuw. De koetspoort aan de voorkant uit steen de Taille dateert vermoedelijk van 1735. Op een plan van hoeve "Te Walle" met diverse details, opgetekend in 1737, wordt de proosdij afgebeeld als gebouw met twee aan de straat parallel gelegen vleugels en een centrale toegangspoort. In 1748 erven de erfgenamen van de proost de proosdij maar in 1766 verkopen ze, met Jacques Courtens als vertegenwoordiger van de familie, de proosdij terug aan het Sint-Salvatorskapittel. In de verkoopakte van 1766 wordt "een mooi groot huis met koetspoort, stallingen, schuren en andere gebouwen, gebouwd door proost d'Espinosa" vermeld. De huurovereenkomst van 1768 vermeldt dat de schuur, het kabinet, enkele kamers, het bovenhof en de wijnkelder niet worden verhuurd. In datzelfde jaar wordt onder het bestuur van Rose-Joseph Van Tieghem in een gedeelte van de proosdij een zondagsschool ingericht. In 1769 wordt de schuur gebruikt voor de opslag van kerkmeubelen.
In 1798 worden alle goederen aangeslagen en openbaar verkocht; de Franse republiek schaft de kapittels af en de gebouwen worden overgedragen aan het nieuw opgerichte Bureel van Weldadigheid.
19de eeuw. In 1817 wordt opnieuw een werkschool ingericht in de voormalige proosdij die circa 1830-1840 definitief sluit.
Het primitief kadasterplan (circa 1835) geeft achter de kerk aan de noordzijde een huis weer met ervoor een hof dat volledig wordt ingesloten door bijgebouwen waarvan de oostelijke vleugel is omschreven als schoolhuis (gebruikt door Theresia Vanden Berghe). In 1838 beslist het Bureel van Weldadigheid om de voormalige proosdij om te bouwen tot bejaardentehuis. De plannen voor het herstellen en verbouwen van de oude proosdij worden in 1843 opgemaakt door provinciaal architect voor de regio Ieper-Kortrijk Camille Dehults (1803-1857) (Kortrijk); de opdracht wordt toegewezen aan de Harelbeekse aannemer August Delafonteyne. De werken worden uitgevoerd tussen juni 1843 en januari 1844. Volgens een beschrijving bij het bouwdossier gaat het om éénlaagse gebouwen van careelstenen bedekt met schaliën, gelegen rond een centrale koer en die een armenschool en onderwijzerswoning (oostzijde) herbergen en een rusthuis en werkhuis (overige zijden). Kort na 1844 wordt in het gebouw ook een vrije meisjesschool geopend. Het bestuur van het bejaardentehuis bestaat uit een Commissie van Ouderlingen die vijf leden telt, waaronder de pastoor van Harelbeke.
Pas in 1863 registreert het kadaster de voormalige gebouwen als één geheel, namelijk een oudmanhuis en plaets. Voor de bejaardenzorg zelf doet de Commissie van Ouderlingen beroep op de Zusters van Sint-Jozef van Kortrijk; de school wordt hierbij opgedoekt om plaats te maken voor de zusters. Circa 1874 wordt de slaapvleugel aan de straatkant opgetrokken met een tweede bouwlaag. Aan de noordzijde liggen de kamers voor het dienstpersoneel, aan de oostzijde kamers voor de mannen en de werkplaatsen en aan de westzijde de verblijfplaatsen voor de vrouwen en de keuken. In 1876 laat de kloosteroverste op eigen kosten onder meer een schuur bouwen aan de oostkant van de mannenvleugel. In 1882 beslist het Bureel voor Weldadigheid om alle gebouwen van de voormalige proosdij aan de Commissie van het Oudemannenhuis over te dragen.
20ste eeuw. Omdat de zusters augustinessen (Marktstraat nummer 86) in 1900 een hospitaal willen bouwen naast het bestaande bejaardentehuis en het bijna onmogelijk achten dat religieuzen van twee verschillende ordes belast zijn met een deel van de verzorging, krijgen ze van de bisschop de toestemming om het werk van de Zusters van Sint-Jozef van Kortrijk in het bejaardentehuis over te nemen. Op 11 mei 1900 kopen zuster Leonia Vanden Berghe en deelhebsters een stuk grond ten westen van het rustoord aan van het Bureel van Weldadigheid en laten architect Jules Carette uit Kortrijk plannen opmaken voor een nieuw hospitaal. Het gebouw omvat logies en verblijfplaatsen voor de zusters, zalen voor zieken (mannen- en vrouwenkwartier), een zaal voor zieken met een besmettelijke ziekte, waszalen en een operatiezaal. In het nieuwe hospitaal worden ook wezen ondergebracht. De kosten voor de bouw worden betaald door zuster Valerie Courtens; alles is echter eigendom van het klooster. De werken aan het hospitaal worden voltooid in 1901.
In 1902 vangt men aan met de bouw van de hospitaalkapel, die op 28 oktober 1902 wordt ingezegend door pastoor Ferrant onder het patronaatschap van de Heilige Berthulphus. De volledige bouw wordt door het kadaster geregistreerd in 1904; Louisa Vanden Berghe wordt vermeld als eigenares. Het rusthuis wordt via een gang verbonden met het nieuwe hospitaal.
Respectievelijk in 1900 en 1923 overlijden de gebroeders Victor (°1823) en Prosper (°1833) De Doncker, die bij testament grote geldsommen hebben overgelaten aan het Bureel van Weldadigheid om een groot rusthuis (te) bouwen voor de bejaarden, de zieken en de wezen. Zij kunnen ook het huidige herbouwen dat in slechte staat verkeert. Het zal echter nog enkele jaren duren voor het geld allemaal is verzameld en kan gebruikt worden om deze wensen uit te voeren.
In 1920 worden de activiteiten van de Commissie van het Oudemannenhuis toegewezen aan de Burgerlijke Godshuizen en wordt de Commissie zelf afgeschaft.
Bij wet van 10 maart 1925 wordt de Commissie van Openbare Onderstand (C.O.O.), die de diensten van het vroegere Bureel van Weldadigheid en van de Burgerlijke Godshuizen samenvoegt, opgericht. Het rustoord komt zo in eigendom van de Commissie voor Openbare Onderstand.
In 1925 wordt een liefdadigheidsinstelling met de naam Weeshuis Prosper De Doncker ondergebracht in de bijgebouwen van het bejaardentehuis. Voorts gebeuren in de jaren 1920-1930 kleinere onderhouds- en herstellingswerken aan het gebouwenbestand. Zo eist de gezondheidscommissie in 1926 veranderingen aan onder meer de keuken, verlichting, badplaatsen en toiletten. In 1929 wordt rond het achterhof van het hospitaal en het rustoord een betonnen afsluiting gebouwd om diefstal te voorkomen en in 1931 wordt de sacristie vergroot, en een nieuw dodenhuisje gebouwd. Een deel van het weeshuis wordt in 1933-1934 veranderd in een pastorie. In 1934 bouwt men een slaapkamertje voor de zusters en wordt boven de ziekenzaal een zolder ingericht. In 1935-1936 worden twee kamertjes gebouwd voor 'moeilijke zieken', het gewelf van de kapel wordt bezet met 'donacona', de muren bezet met een marmerkleurig eterniet en de kapel krijgt een nieuwe vloer.
Tijdens de jaren 1937-1940 worden verbouwingswerken uitgevoerd aan het hospitaal en het rusthuis. De zusters augustinessen laten met toestemming van de C.O.O. verschillende veranderingen uitvoeren aan het hospitaal: de lange gang op de begane grond wordt voorzien, er wordt een nieuwe vloer gelegd en de muren worden bezet met faience, het schrijnwerk wordt geschilderd en er wordt centrale verwarming geïnstalleerd. Het bestaande rusthuis wordt tussen 1937 en 1940 onder leiding van architect Armand Vandenweghe en onder impuls van de testamentaire sponsoring van de gebroeders De Doncker herbouwd en uitgebreid. De bouwaanvraag van 1937 vermeldt de (herop)bouw en de veranderingswerken aan het bestaande bejaardentehuis. Op de kelderverdieping bevinden zich onder meer de voorraadkamers, bergplaats, was- en strijkplaats; op de gelijkvloerse verdieping zijn de verblijfplaatsen voor vrouwen, mannen en wezen, de refters en de keuken, de werk-, spreek- en vergaderplaats; op de verdieping bevinden zich aan ene zijde de slaapzalen voor vrouwen en aan andere zijde de slaapzalen voor mannen. De werken verlopen met heel wat moeilijkheden: in eerste instantie is gepland om de bestaande gebouwen uit te breiden, doch door de slechte toestand waarin de voorbouw zich bevindt, worden die toch volledig heropgebouwd. In 1938 wordt het rusthuis Prosper De Doncker in gebruik genomen en in 1939 worden de verbouwingswerken in het kadaster geregistreerd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het hospitaal door het opblazen van de kerktoren in 1940 ernstig beschadigd. In 1945 wordt het binnenhof als bloementuin aangelegd en wordt er aan de ingang een gedenksteen geplaatst, ter herinnering aan schenker De Doncker, vervaardigd door arduinkapper P. Vanden Bogaerde. In 1947 verkoopt het hospitaal een stuk grond van 8,94 are aan de Belgische Staat om een nieuwe brug te bouwen over de Leie.
In 1951 wordt de meest westelijke vleugel van het hospitaal herbouwd cf. mutatieschetsen bij het kadaster en luchtfoto. In 1952 vermeldt het kadaster de bouw van enkele, dwars op de straat gerichte huizen ten oosten van het rusthuis; de woningen zijn in het noorden met het tehuis verbonden. Het betreffen woongelegenheden voor bejaarde echtparen.
De gebouwen van het hospitaal worden bij akte van 28 augustus 1970 door de C.O.O. aangekocht van de zusters augustinessen en sinds de wet van 8 juli 1976, waarbij het OCMW in de plaats van de C.O.O. wordt opgericht, beheerd door het OCMW.
Vanaf 1989 speelt het OCMW met de gedachte om het bestaande gebouwenpatrimonium deels af te breken en uit te breiden met de bouw van 47 serviceflats en een nieuw rusthuis met 120 woongelegenheden. Groep Planning uit Brugge en architect J. Vlieghe worden hiervoor aangesteld. Het oude rusthuis wordt verbouwd tot dienstencentrum onder meer met volledige vernieuwing van de bedaking en afbraak van de woningen aan de oostkant. In 1994 worden de serviceflats voor senioren "De Ceder" in gebruik genomen (kant Hospitaalstraat en Vrijdomkaai).
21ste eeuw. In 2000 geeft het OCMW de opdracht aan architect Jan Vanheuverzwijn uit Harelbeke om het voormalige hospitaal te verbouwen en te herbestemmen. Daarbij wordt de neogotische hospitaalkapel afgebroken met behoud van de fundamenten, die geïntegreerd worden in een openbaar parkje. Op de begane grond van het voormalige hospitaal worden enkele diensten van het OCMW ondergebracht en op de eerste verdieping drie appartementen. In de rechterzijgevel wordt een bestaande deuropening vervangen door een raam en wordt links daarvan een nieuwe deuropening gemaakt. Alle schouwen worden afgebroken.
Nummer 17, voormalig hospitaal van circa 1900. Compact gebouw in historiserende stijl - zie materiaalgebruik (bruine baksteen gecombineerd met arduin voor de meer decoratieve onderdelen) - met beperkte invloed van de neogotiek zie hoekbeeld van Onze-Lieve-Vrouw onder baldakijn met zeer spitse dakbekroning en dakvensters. Voorts typerende volumewerking met name breedhuis met centrale ingang en als puntgevel uitgewerkte rechtertraveeën. Wit beschilderd schrijnwerk. Eertijds links van de straat afgebakend door halfhoge bakstenen muur met steunberen en traliewerk. Achter het voormalige hospitaal, bewaard grondplan en fundamenten van de hospitaalkapel; bakstenen onderbouw met steunberen, afgedekt met arduinen dekstenen en ter hoogte van het koor een klok.
Nummer 19, voormalig rusthuis. Complex bestaande uit een voorgebouw van gele baksteen, volledig herbouwd circa 1937 met behoud van de op de 18de eeuw teruggaande volumes. Gedenkplaat van 1945 vervaardigd door P. Vanden Bogaerde ter herinnering aan de werken in de periode 1937-1940 met de twee belangrijkste weldoeners, Victor en Prosper De Doncker: "TEHUIS VOOR OUDEN / VAN DAGEN TER VERNIEUWING VAN HET OUDERLINGENGESTICHT / ALHIER BESTAANDE SEDERT 1710 WERD DIT TEHUIS / GEBOUWD IN DE JAREN 1937-1938 DOOR DE COMMISSIE / VAN DEN OPENBAREN ONDERSTAND ONDER VOORZITTERSCHAP / VAN H.P. VAN DER MENSBRUGGHE".
Bron: VANWALLEGHEM A. & CREYF S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Creyf, Silvie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Paretteplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Onze-Lieve-Vrouwhospitaal en rusthuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205186 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.