is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster en rectorswoning der zusters van de Heilige Vincentius a Paulo
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster en rectorswoning der zusters van de Heilige Vincentius a Paulo
Deze vaststelling was geldig van tot
Beeldbepalend kloostercomplex, vandaag op E-vormige plattegrond, waarvan het oudste deel, de neogotische straatvleugel, samen met de oostelijk gelegen rectorswoning, opklimt tot het begin van de 20ste eeuw. De centraal haaks ingeplante kapel dateert van 1933-1934; de westvleugel gebouwd voor het juvenaat, heden school, is van 1935-1936 en de oostvleugel gebouwd voor het noviciaat dateert volgens literatuurbronnen van 1947. Aan de straat ligt een omheinde, hoofdzakelijk met gras begroeide voortuin met gedenkteken in de vorm van een natuurstenen blok met een vers van Anton Van Wilderode en de vermelding 'De Opwijkse mensen danken de zustergemeenschap/ zusters rechterhand van velen 1847-1997'. Ten noorden van het complex is er een aangelegde kloostertuin met ter hoogte van het kapelkoor een Calvarie, gedateerd 1942.
In 1839 besluiten pastoor-deken Petrus Van Hemel en burgemeester De Smedt samen met een aantal plaatselijke medestanders een armenschool voor meisjes en een gasthuis op te richten in het centrum van het dorp. Dit gebeurde met de bedoeling tegemoet te komen aan de meest acute noden van de dorpelingen die zwaar waren getroffen door de verslechterende socio-economische omstandigheden van die tijd. Voor de bediening van beide instellingen doet pastoor Van Hemel beroep op twee zusters van Sint-Vincentius a Paulo van de Sint-Jacobsparochie in Leuven. Zij nemen vanaf 1844 hun intrek in de Marktstraat in 'Huis Rollier' (gesloopt in 1981). De zieken werden opgenomen in het huis waar de zusters zelf ook verbleven.
In 1847 richtte Petrus Van Hemel een autonome zustercongregatie op die in 1848 door de kerkelijke overheid werd erkend. De Leuvense zusters werden vervangen door Melanie Hofmans en Elise van Ham, die de Vincentiaanse spiritualiteit van hun voorgangsters overnamen; in 1874 sloten ze zich aan bij de reguliere Derde Orde van Sint-Franciscus. De zusters stonden samen met het plaatselijke Bureau van Weldadigheid in voor de opvang van zieken, wezen en bejaarden en het onderwijs van volkskinderen. Na een bescheiden begin kende de congregatie in de tweede helft van de 19de eeuw een eerste bloeiperiode tijdens dewelke meerdere bijhuizen werden opgericht, onder meer Boekhoute en Lebbeke. Aan het einde van de 19de eeuw telde de congregatie ongeveer 150 leden; het aantal zusters en novicen was zo groot geworden dat het meermaals verruimde moederklooster in het centrum te klein was geworden; even verderop aan de Kloosterstraat, toen nog Droeshoutseweg, werden in de periode 1900-1902 verscheidene gronden opgekocht, met een gezamenlijke oppervlakte van bijna 7 ha. In 1902 werd de eerste steen gelegd van een neogotisch, langwerpig gebouw, de huidige straatvleugel, naar een ontwerp van architect A. Struyven (Schaarbeek). Het oorspronkelijke plan voorzag in een vierkant gebouwencomplex met een pandgang en een binnentuin. Aangezien dit veel te duur was werd het plan niet weerhouden. De bouw werd voltooid in 1904, 24 zusters namen er hun intrek op 24 oktober 1904. De kapel was ondergebracht in een zaal op het gelijkvloers. Het nieuwe kloostergebouw werd als hoofdhuis van de hele congregatie toegewijd aan de Onbevlekte Maagd Maria. De intekening op het kadaster als 'nouvelle construction' gebeurde in 1905 en als eigenaars op dat ogenblik werden 'Peeters Ludovica en consoorten, kloosterzusters Calmpthout' aangehaald. Na de verhuis droeg de congregatie het grootste deel van het oude kloostercomplex in het centrum van het dorp over aan de gemeentelijke commissie van het Godshuis; het complex werd toen volledig bestemd als rusthuis.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het klooster ingericht als lazaret met 80 bedden. In 1933-1934 werd onder leiding van Frans Mertens uit Borgerhout een nieuwe kapel gebouwd achter en haaks op de hoofdvleugel, in de as van de hoofdingang. De werken werden uitgevoerd door de gebroeders Verstraeten uit Rumbeke en de inwijding gebeurde op 10 augustus 1934 door kardinaal Van Roey.
De westvleugel met juvenaat om jonge meisjes voor te bereiden op het kloosterleven werd gerealiseerd in 1935-1936 en ingewijd op 6 juni 1936. Architect was opnieuw Frans Mertens, aannemer was Frans Biesemans, aannemer van openbare werken op de Klei te Opwijk. Circa 1947 werd deze vleugel ten noorden uitgebreid met drie traveeën tegelijk met de bouw van de oostvleugel zodat de harmonie van de plattegrond behouden bleef. In 1952 werd het juvenaat opgeheven en zou deze vleugel achtereenvolgens gebruikt worden als Fröbelnormaalschool, humaniora en Bovenbouw V.K.O. (Vrij Katholiek Onderwijs).
Voortgaande op de literatuur werd in 1947 de oostvleugel voor het noviciaat gerealiseerd en nog hetzelfde jaar geregistreerd op het kadaster. Het ontwerp was van architect De Buck uit Leuven; de werken werden uitgevoerd door aannemer Verbeke van Brussel. Er werden onder meer een refter, een turnzaal en pianokamertjes ondergebracht terwijl de tweede verdieping werd ingericht als normaalschool met internaat. De oostvleugel kwam in 1967 vrij doordat het noviciaat verhuisde naar Brussel en kreeg toen een nieuwe bestemming als 'Bezinningshuis', later 'Ontmoetingshuis'.
In de eerste helft van de 20ste eeuw zette de uitbreiding van de congregatie zich voort; talrijke nieuwe bijhuizen werden opgericht. Rond het midden van de 20ste eeuw telde de congregatie ongeveer 400 leden met een grote actieradius in het onderwijs en de gezondheidszorg vooral in de provincies Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en Antwerpen. Na het tweede Vaticaans concilie (1962-1965) werden door het dalende aantal roepingen en de vergrijzing van de zusterspopulatie meerdere apostolaatsopdrachten opgegeven, andere werden overgedragen aan leken. De zusters zelf concentreerden zich op nieuwe initiatieven. Zo bestond er tot 2007 een onthaal- en bezinningshuis.
Het complex vertoont een E-vormige plattegrond met een neogotische straatvleugel van 1902-1904, parallel aan de straat en naar ontwerp van A. Struyen; deze vleugel werd kadastraal geregistreerd in 1905. De centraal haaks aangebouwde kapel werd opgetrokken in 1933-1934 naar ontwerp van architect Frans Mertens uit Borgerhout en kadastraal geregistreerd in 1935; de westvleugel (juvenaat), eveneens naar ontwerp van Frans Mertens dateert van 1935-1936 en de oostvleugel (noviciaat) naar ontwerp van architect de Buck uit Leuven van 1947.
Deze vleugel van 1902-1904 omvat het eigenlijke klooster en kreeg een neogotische uitwerking: onderkelderde rode baksteenbouw op natuurstenen onderbouw met getraliede rechthoekige keldervensters, in totaal 19 traveeën en twee bouwlagen onder gecombineerde leien bedaking met verspreide dakkapellen. Karakteristiek zijn het centrale inkomrisaliet met puntgevel van drie traveeën tussen versneden steunberen en de twee gelijkaardige hoekrisalieten. Het inkomrisaliet vertoont een rechthoekige deur met neogotisch uitgewerkte makelaar en ijzerbeslag en een spitsbogig bovenlicht in een verdiepte, geprofileerde omlijsting onder hardstenen waterlijst op consooltjes. De bekronende spitsboognis bevat een beeld van de Heilige Jozef met Kind. De gevel wordt voorts geopend door kruisvensters, gevat in spitsbogige spaarvelden met in de boogvelden decoratief uitgewerkt metselwerk. Het levensgrote Mariabeeld bovenaan werd door de zusters geplaatst op 25 maart 1954 ter gelegenheid van het Mariajaar 1953-1954. De hoekriasieten sluiten qua uitzicht hierbij aan in een iets vereenvoudigde versie. De gevels die de risalieten verbinden worden geritmeerd door versneden steunberen waartussen spitsbogige spaarvelden, voorzien van gekoppelde, rechthoekige respectievelijk drie- en tweelichten, alle bekroond door een spitsboogveld. Een aflijnende spitsbogenfries en fijne kroonlijst geven een horizontaal accent aan het geheel. Vereenvoudigde noordgevels met per drie gekoppelde, eenvoudige spitsboogvensters gevat in een dito nis.
Interieur. Het klooster wordt in de lengte doorsneden door een centrale gang waarop de diverse ruimten uitgeven; het oorspronkelijke uitzicht, zichtbaar op oude postkaarten, met zwart-witte cementegelvloer, afgelijnd door een meanderfries bleef behouden. In de inkom en ter hoogte van de kapel is de cementtegelvloer rijker en meerkleurig uitgewerkt. Het langgerekte karakter van de gang wordt min of meer gebroken door de wanden met ritmerende pilasters die een dwarse, bakstenen spitsboog dragen. In de as van de ingang geeft een spitsboogdeur toegang tot de kapel.
De neogotische kapel is driebeukig kerkje met basilicale opstand van in totaal zes traveeën onder leien zadeldak met twee lagere zijbeuken onder lessenaarsdak. Vrij strakke baksteenbouw geritmeerd door versneden steunberen. De zijbeuken vertonen twee vensterregisters, zie inwendig de aanwezigheid van een triforium, respectievelijk rechthoekige drielichten met bekronende spitsboogvelden en bovenaan per drie gekoppelde spitsboogvensters. Het schip wordt verlicht door ronde vensters. Verwerking van hardsteen en witte steen voor omlijstingen en vensterstijlen. De noordgevel vormt de vlakke sluiting van het koor en wordt gemarkeerd door drie gekoppelde spitsboogvensters gevat in een dito nis en voorzien van figuratief glas in lood. Tegen de kloostervleugel aan wordt de kapel geflankeerd door twee vierkante torens onder leien tentdak. De meest oostelijke toren doet dienst als klokkentoren en wordt gemarkeerd door versneden hoeksteunberen en gekoppelde spitsbogige galmgaten bovenaan.
Interieur. Een gedrukte spitsboogarcade op achtzijdige pijlers vormt de scheiding tussen het schip en de zijbeuken met hogerop het triforium. Schip en koor worden overdekt door kruisribgewelven met bakstenen gewelfvlakken en witstenen ribben die gedragen worden door driekwartzuiltjes ter hoogte van het triforium. Zijbeuken en triforium zijn geplafonneerd. Eenvoudig neogotisch uitgewerkt meubilair als biechtstoelen, preekstoel, bidbanken en orgel; marmeren communiebank, wijwatervat en zijaltaren.
Deze vleugel (Karenveldstraat 23) werd gebouwd voor het juvenaat in 1935-1936 naar ontwerp van Jan Frans Mertens en omvat een haaks op het hoofdgebouw ingeplante onderkelderde baksteenbouw, oorspronkelijk 10 traveeën, circa 1947 uitgebreid met drie traveeën aan de noordzijde (zie bouwnaad en coloriet) en drie bouwlagen onder mansardedak. Het uitzicht sluit aan bij de eenvoudige functionele baksteenarchitectuur uit die periode en vertoont vrij grote rechthoekige vensters voor de maximale lichtinval, meestal per twee traveeën gevat in gevelhoge rechthoekige spaarvelden.
Deze vleugel die circa 1947 werd opgericht voor het noviciaat naar ontwerp van architect De Buck uit Leuven sluit qua uitzicht aan bij de westvleugel.
Het ten oosten van het klooster gelegen rectorshuis (Kloosterstraat 48) is een vrijstaande villa in eenvoudige neogotische stijl, die qua uitzicht aansluit bij het klooster en kadastraal eveneens werd geregistreerd in 1905. Van 1905 tot 1967 was dit het verblijf van de rector (aalmoezenier of geestelijk directeur) van het klooster. Vanaf 1967 verblijft er een leefgroep van zusters. Het onderkelderde bakstenen gebouw telt twee bouwlagen op een natuurstenen onderbouw en wordt afgedekt door een gecombineerde pannen bedaking. De karakteristieke combinatie van een lijst- en een puntgevel, samen vier traveeën, wordt gemarkeerd door spitsbogige spaarvelden doorlopend over de verschillende bouwlagen, waarin rechthoekige vensters in de vorm van kloosterkozijnen met hardstenen dorpels. Ook de deur is rechthoekig en vertoont hardstenen lateiconsooltjes en een rechthoekig bovenlicht. Bewaarde rolluikkasten op de begane grond. Het uitzicht van de andere gevels sluit hierbij aan.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De kapel werd in 1933-1934 gebouwd door aannemer Gebroeders Verstraete uit Rumbeke/Wilrijk.
Is deel van
Opwijk
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klooster en rectorswoning der zusters van de Heilige Vincentius a Paulo [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/214864 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.