Het burgerhuis gaat terug op een meerlagig middeleeuws pand opgetrokken uit Doornikse kalksteen met een constructiemethode (Opus Incertum, segmentbogen) en vormentaal (lijstwerk en decoratieve kapitelen) eigen aan de 13de eeuw en balkenlagen uit latere periode.
Van de constructie in Doornikse kalksteen is in de Koutersteeg nog de noordelijke zijmuur zichtbaar over twee bouwlagen. De hoek van het oude Steen (zijgevel-achtergevel) is duidelijk zichtbaar vanuit de Koutersteeg en correspondeert met de bouwsporen in de kelder. De kelder is opgedeeld met twee zuilen, voorzien van knopkapitelen. Bogen in Doornikse steen verbinden de muren en zuilen in de langsrichting van de kelder waardoor twee beuken ontstaan die afgedekt zijn met tongewelven. Het rechterdeel van de kelder is afgesloten en niet toegankelijk. Aan de straatzijde bevinden zich bouwsporen die vooralsnog moeilijk te duiden zijn. Een bouwspoor in de zijgevel met de Koutersteeg wijst op de aanwezigheid van minstens een raam dat langs de straatzijde ook zichtbaar is. Mogelijk zijn de oudste bouwsporen terug te brengen tot het Malreronsteen.
Het bovengrondse diephuis telt momenteel vier traveeën en drie bouwlagen onder een schilddak. De bovenvensters zijn rechthoekig en hebben doorgetrokken onderdorpels. Het eenvoudige hoofdgestel heeft een kroonlijst op klossen. De begane grond werd verbouwd tot winkel met behoud van een veelheid aan bouwsporen. Ondanks de gepleisterde en geschilderde 19de-eeuwse lijstgevel wijzen de afgekante hoek, de muurankers op eerste en tweede verdieping en zwaluwstaartverbindingen in de achtergevel op een oudere kern die in de 19de eeuw werd verhoogd. Oorspronkelijk moet het dak ter hoogte van de tweede bouwlaag (= niveau van de Doornikse steen) begonnen zijn. Bij het verhogen van het pand werden de dakgebinten vermoedelijk hergebruikt. Binnen bleven de 17de-eeuwse moerbalken bewaard boven verlaagde plafonds. De open ruimten werden in 2007 heringericht tot appartementen. De verbouwing deed geen afbreuk aan de middeleeuwse structuur. In de buitenmuren bleven vele bouwsporen uit de hele bouwgeschiedenis bewaard, zeker in de muur naar de Koutersteeg (spitsboog, rondboograam, schouwen, consoles in Doornikse steen…). In de bijgebouwen zijn geen bouwsporen van belang herkenbaar.
LALEMAN M.-C. & RAVESCHOT P. 1991: Inleiding tot de studie van de woonhuizen in Gent Periode 1100-1300 De kelders, Verhandelingen van de Koninklijke maatschappij voor Wetenschap, Letteren en Schone Kunsten van België 54, Brussel.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002325, Middeleeuwse stenen. Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)