is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Hottat
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Domein Hottat
Deze bescherming is geldig sinds
Kasteel in eclectische stijl, wederopgebouwd na vernieling in 1914 tijdens de Eerste Wereldoorlog. Omgeven door landgoed van circa 45 hectare, waarvan de embryonale landschappelijke aanleg uit begin 19de eeuw rond 1840 wordt uitgebreid en rond 1900 grotendeels de 18de-eeuwse geometrische patronen verdringt; talrijke oude en zeldzame bomen; neogotische folly (toren) uit 1856; een van de mooiste en interessantste landgoederen van de regio.
Het Korbeeks Kasteel in de 18de eeuw
De afbeelding van het domein rond het "château Corbeeck" op de Ferrariskaart (1771-1775) laat door zijn geometrische regelmaat weinig vermoemden van het bewogen reliëf dat de site kenmerkt. Het kasteel, de voormalige zetel van een heerlijkheid, lag op de grens van Korbeek-Lo en Lovenjoel, aan de voet van het Diestiaan massief van Pellenberg-Lubbeek. De noord-zuid gerichte aanleg volgens een langgerekt geometrisch patroon liep uit op een van de vele colluviale dalletjes aan de zuidrand van dit massief en (helemaal boven) op het Bergenhof. Het steilste, door holle wegen doorkruiste gedeelte van de helling was bebost – het "bois de Corbeeck". Het U-vormige grondplan van het kasteelgebouw was naar het zuiden geopend, omringd door een slotgracht die een bijna vierkant eiland van ongeveer 1 hectare vormde. Het kasteelgebouw lag op het snijpunt van twee assen: de asymmetrisch opgebouwde noord-zuid as, gevormd door het Bergenhof, twee parallelle dreven die grote percelen hooi- en akkerland omsluiten, het omgrachte kasteel met een kleine tuin en een klein 'sterrenbos'; de tweede as vormde een hoek van 45 graden ten opzichte van de eerste, liep evenwijdig met de hoogtelijnen ten oosten van het kasteel en wordt op de Ferrariskaart aangegeven door een 1,6 hectare grote, langwerpige boomgaard. De toegangsdreef lag aan de westzijde van het kasteel. Aan het einde van de 18de eeuw besloeg de aanleg zowat 10 hectare.
Het beeld van de Ferrariskaart (1771-1775) is dertig jaar later – op de oudste kadastrale kaartdocumenten (de 'plans géométriques' van Korbeek-Lo en Lovenjoel) uit 1807 – nog helemaal intact, maar er is waarschijnlijk iets gebeurd met het "bois de Corbeeck", dat nu "bois brûlé" heet. Op deze kaarten, die wat tuinen betreft geen onderscheid maken tussen 'nut' en 'lust', wordt het kasteel aangeduid met de naam van de eigenaar: "madame Scauten" (op de kaart van Korbeek-Lo doorgehaald en vervangen door 'madame Cauters'). Charles Schauten (of Schouten), die rond 1830 als eigenaar wordt vermeld in de Primitieve kadastrale legger, was burgemeester van Korbeek-Lo en behoorde ongetwijfeld tot dezelfde familie.
De landschappelijke aanleg
De Primitieve kadasterkaart (1830-1832) toont een sterk gewijzigd beeld: de slotgracht is verdwenen op de zuidelijke arm na, die verbreed werd tot een echte vijver met een golvende oeverlijn en voorzien van een brugje – naar de manier van afbeelden te oordelen, een boogbrug. Uit de kadastrale legger blijkt dat deze "lustvijver" deel uitmaakte van een "lustgrond" van 2,7 hectare, die ook het sterrenbos van de Ferrariskaart (perceel Lovenjoel sectie A nummer 77) omvatte. Of de ster op dat ogenblik nog bestond is weinig zeker. Vooral de vijvervorm en het brugje laten vermoeden dat het Korbeeks Kasteel rond 1830 uitkeek over een informele, vroeg-landschappelijke tuin of 'jardin à l'anglaise'. Het grondplan van het kasteel bleef onveranderd: een U met de opening naar het zuiden. In de legger van 1830 wordt echter een onderscheid gemaakt tussen "huis" (de noordelijke helft van de U) en "lusthuis" (de uiteinden die onmiddellijk bij de "lustgrond" aansluiten).
De uitkijktoren
In 1836 worden het kasteel en het hele bezit Schauten te Korbeek-Lo en Lovenjoel (63,5 hectare) aangekocht door Louis-Alexandre de Dieudonné, advocaat en schepen te Leuven, later burgemeester van Korbeek-Lo, in 1842 geridderd en in 1843 "baron de Corbeeck over Loo". Hij zal zich metterwoon in Korbeek-Lo vestigen en een periode van ingrijpende veranderingen inluiden. Het resultaat hiervan zien we op de kadasterkaarten van Popp (1860) en wellicht nog beter op de militaire topografische kaart van 1864. Een gekleurde litho uit het einde van de jaren 1840 geeft een ongetwijfeld realistisch beeld van het landgoed vlak na de transformatie. De beplantingen zijn vermoedelijk nog aan de gang, getuige hiervan de wals en de man met de potplant op de voorgrond, mogelijk baron de Dieudonné zelf, in gezelschap van een van de tuiniers.
In 1847-1849 wordt de verdwijning van het geometrische drevenpatroon ten westen en ten noorden van het kasteel door het kadaster geregistreerd. Tegelijkertijd wordt de vijver aanzienlijk uitgebreid in westelijke richting, waardoor het verband met de vroegere slotgracht verdwijnt en de oppervlakte meer dan verviervoudigt (tot 73 are). Het gedeelte van het kasteelcomplex dat in de Primitieve legger van Korbeek-Lo als "lusthuis" werd aangemerkt, wordt bovendien verbouwd en aanzienlijk uitgebreid. Het nieuwe kasteel dat wordt uitgebouwd op een van de vleugeluiteinden aan de oostzijde van het oude complex volgens een bijna vierkant grondplan zal – op enkele verbouwingen na, vooral in 1903 – tot 1914 standhouden. Het heeft sober bepleisterde gevels met een neoclassicistisch uitzicht, drie bouwlagen waarvan de onderste een sokkel vormt, en een schilddak, typisch voor de landelijke herenhuizen van rond 1850. De zuidgevel wordt gekenmerkt door een middenrisaliet bekroond door een driehoekig fronton, dat opgenomen is in de kroonlijst, en door lage tuindeuren.
In 1856, naar aanleiding van de vijfentwintigste verjaardag van de troonsbestijging van Koning Leopold I – zoals blijkt uit een opschrift boven de ingangsdeur – wordt op het hoogste punt van het domein (hoogtelijn 102 meter), aan de noordrand van het "bois brûlé" en het vertrekpunt van het colluviale dalletje, een merkwaardige, voor de streek unieke, folly gebouwd: een vierkante, uit drie lagen bestaande toren, neo-Tudor getint, uit baksteen met natuurstenen hoekkettingen, boogfriezen en gekanteelde bekroningen, met decoratieve venster- en deuromijstingen. Hiertegen is een polygonaal traptorentje aangebouwd met schietgatachtige venstertjes, dat bekroond wordt door een open belvédère. Het panorama dat van op die plaats werd geboden omvatte het Meerdaalwoud en de Diestiaan heuvels ten noordoosten van Leuven. Deze toren is zowat het enige wat nog aanwezig is van het parkmeubilair. In de zuidoosthoek van het domein bevindt zich, op een heuveltje, een bakstenen sokkel waarop vermoedelijk ooit een tuinvaas of een beeld stond en in 1983 viel ten oosten van de vijver op een ijzerzandstenen sokkel nog een curieus beeldje te bewonderen: een half opgerichte, op een stok leunende figuur uit witte steen; hiervan is ook alleen de sokkel overgebleven.
De uitkijktoren vormde het eind- en (letterlijk) hoogtepunt van een circuit dat voornamelijk het diep ingesneden bovenste gedeelte van het colluviaal dal benutte, maar via lusvormige vertakkingen ook het hele Korbeekbos ontsloot. Deze naar het kasteel toe uitwaaierende ruimte werd opgesmukt met een qua kleur en vorm gevarieerde beplanting, waarvan nog een groot gedeelte bewaard gebleven is: bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') met stamomtrekken van meer dan 400 centimeter, twee mammoetbomen (Sequoiadendron giganteum) met omtrekken tot 545 centimeter, een oud exemplaar zomerlinde met ingesneden blad (Tilia platyphyllos 'Laciniata') en, vooral, een varenbeuk (Fagus sylvatica 'Asplenifolia') met een stamomtrek van 365 centimeter. Een tamme kastanje (Castanea sativa) met 444 centimeter omtrek in het zuidoosten van het park, en twee bruine beuken met respectievelijk 640 centimeter en 589 centimeter omtrek behoren mogelijk tot een oudere, misschien zelfs laat 18de-eeuwse generatie van aanplantingen. De dreef die de grens vormt tussen het zuidoostelijke bosgedeelte en de boomgaard ten oosten van het park bevat waarschijnlijk ook relicten uit de Dieudonné-periode, zomereiken (Quercus robur) met circa 4 meter stamomtrek en een wintereik (Quercus petraea) met 305 centimeter omtrek.
Het landschappelijk park zoals het te zien is op de stafkaart van 1864 bleef voor een belangrijk gedeelte bewaard. In de centrale ruimte werden na de brand van 1914 en de verplaatsing van het kasteel (zie verder) enkele ingrijpende herschikkingen uitgevoerd. Daardoor kwamen de beplantingsheuvels ten oosten van de vijver met bruine beuken en Oostenrijkse dennen (Pinus nigra subspecies nigra) buiten de oorspronkelijke zichtassen te liggen. In de zuidwestelijke hoek van het domein bevindt zich een beplantingsheuvel met een oude taxus (Taxus baccata) en oude opslag van zilveresdoorn (Acer saccharinum) die eveneens tot het oorspronkelijke architecturale reliëf behoort, want op de kaarten van 1864 en 1893 wordt dit heuveltje door een pad omsloten.
In 1864 bevond de nutstuin zich ten westen van het kasteel, op een vierkant stuk grond van ongeveer 1 hectare. De ruimte rond de vijver was daardoor visueel grotendeels gescheiden van de hellingen ten noorden van het kasteel. Het grootste gedeelte van de oppervlakte ten zuiden van de vijver werd in beslag genomen door een boomgaard, maar die komt in het kaartbeeld van 1893 al niet meer voor. Pas op de kaart van 1908 is te zien dat deze visuele compartimentering verdwenen is, net als elke zweem van interne rechtlijnig-geometrische aanleg. De nutstuin werd verplaatst naar een blok in het zuidwesten, buiten het eigenlijke park, aansluitend bij de portiersloge. De 18de-eeuwse, rechthoekige omkadering van de open ruimte tussen de vijver en het steile gedeelte van de helling (en de monding van het colluviaal dal) bleef evenwel bewaard.
Na de brand
Zoals diverse andere kastelen in de omgeving – het Vijverhof te Bierbeek (Korbeek-Lo), het kasteel de Maurissens te Lubbeek (Pellenberg), het kasteel Van Tilt te Holsbeek – werd ook het Korbeeks Kasteel in 1914 door Duitse soldaten platgebrand. Bij de heropbouw in 1920-1921 koos Pierre de Dieudonné voor een meer dramatische opstelling, een locatie 200 meter noordwaarts, die ook een zicht bood op het bergopwaarts versmallende dalletje, centraal genoeg om ook nog bergafwaarts, in zuidelijke richting, een boeiend, naar de vijver verbredend perspectief te bieden. De dienstgebouwen (volgens het kadaster 'garage' en 'broeikas') werden in een rustieke, neotraditionele stijl (baksteen, speklagen, trapgeveltjes) opgetrokken op een gedeelte van de funderingen van het oude complex, half verscholen in het reliëf. Het nieuwe kasteel werd gebouwd in een imposante, eclectische, Lodewijk XV-XVI-mengstijl, vooral merkbaar in de stilistische uitwerking. Het bestaat uit twee bouwlagen onder een bekronende balustrade, die rond het hele gebouw loopt. Het mansardedak heeft sierlijke dakvensters, afgewisseld met oeil-de-boeuf. De bakstenen gevels worden geritmeerd door pilasters en, horizontaal, door kordons van witte natuursteen. In de zuidgevel is er een uitgebouwde inkompartij met een terras en een statige trap.
Uit de wederopbouwperiode dateert een nieuwe generatie min of meer interessante aanplantingen, in de eerste plaats de in het oog springende groep fijnsparren (Picea abies) met stamomtrekken tot 289 centimeter en tot 30 meter hoog, in het gazon ten zuidwesten van het nieuwe kasteel; maar ook meer zeldzame soorten, onder andere: nabij de dienstgebouwen een mooi exemplaar himalayazilverspar (Abies spectabilis) met 212 centimeter stamomtrek, verwonderlijk want deze soort wordt als min of meer vorstgevoelig beschouwd(in 1990 gedetermineerd als Abies nordmanniana onder nr. 6467 in het bestand 'Beltrees'); ten oosten van de vijver een (momenteel kwijnend) exemplaar van de zeldzaamste van de twee soorten moerascipres, de zogenaamde rijzige moerascipres (Taxodium ascendens); vlakbij het dienstgebouwencomplex een mooie bontbladige esdoorn (Acer pseudoplatanus 'Leopoldii') en nog andere dendrologisch interessante bomen zoals varenbeuk. Al deze bomen hebben stamomtrekken tussen 2 en 3 meter. Dit geldt ook voor de dubbele beukendreef die vanaf de portiersloge de toegang tot het domein vormt. Langs de oprijlaan staat een prachtige, breed uitgegroeide hazelaar met veerspletig blad (Corylus avellana 'Heterophylla'), die waarschijnlijk ook in die periode werd aangeplant. De aanplantingen en wijzigingen die daarna werden uitgevoerd – bijvoorbeeld onder de familie Hottat, sinds 1939 eigenaar, onder wiens naam het domein nu vooral bekend is – zijn weinig belangrijk. Het Korbeekse kasteeldomein behoort hoe dan ook tot de mooiste en interessantste parken van de regio.
Merkwaardige bomen (Het cijfer vooraan verwijst naar het plan bij de afbeeldingen. Het cijfer achteraan geeft de stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte gedurende drie periodes: in 1983 [cursief], in 1990 [gewoon] en september 1998[vet]. Het cijfer tussen haakjes geeft aan dat de stamomtrek op een afwijkende hoogte gemeten werd.)
Bron: DENEEF R., 2004: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Bierbeek, Boutersem, Glabbeek en Oud-Heverlee, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Mondelaers, Lydie; Halflants, Jacques
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Korbeek-Lo
Is deel van
Lovenjoel
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Hottat [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300752 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.