erfgoedobject

Ensemble van drie burgerhuizen in art deco

bouwkundig element
ID
305167
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305167

Juridische gevolgen

Beschrijving

Ensemble van drie identieke art-decoburgerhuizen, gebouwd in 1921-1922 naar een ontwerp door de architecten Jef Huygh en Maurice Dieltiëns uit 1921. De bouwheer van de woning met nummer 20 was Frans Boen die woonde aan de Oude Steenweg 93 in Antwerpen. De opdrachtgevers voor de nummers 22 en 24 zijn niet op basis van een bouwdossier te identificeren.

Door hun opvallende verticale gevelritme en enigszins gereduceerde bouwhoogte onderscheiden de woningen zich in een gevelwand gedomineerd door traditionele lijstgevels van twee of drie traveeën en drie bouwlagen onder overwegend platte bedaking.

De drie burgerhuizen behoren tot de eerste gezamenlijke realisaties van Jef Huygh en Maurice Dieltiëns die van 1920 tot 1924 aan de Antwerpse Kasteelpleinstraat een praktijk deelden. Het ensemble draagt onmiskenbaar het stempel van Huygh die Dieltiëns binnen de associatie vermoedelijk in artistiek opzicht overklaste. De bouwplannen zijn ook in Huyghs zorgvuldige hand getekend en door hem gesigneerd, weliswaar namens de associatie.

Huygh werd vanaf 1902 opgeleid aan de Antwerpse Academie, liep van 1905 tot 1910 stage bij Ernest Dieltiëns, en was vanaf 1912 tot aan zijn overlijden in 1946 als architect actief. Na de Eerste Wereldoorlog associeerde Huygh zich met zijn vroegere stagemeester en in 1920, na Ernest Dieltiëns dood, met diens zoon Maurice. Uit de samenwerking met Maurice Diltiëns kwamen als belangrijkste realisaties het klooster en psychiatrisch ziekenhuis 'Bethaniënhuis' in Zoersel voort, het burgerhuis 'De Harp' in Antwerpen, en de heden gesloopte tuinwijk 'Zuid-Australië' in Lier. In 1924 scheidden hun wegen, waarna Huygh vanuit zijn eigen woning, de 'Lianahalle' aan de Boekenberglei in Deurne, een bloeiende architectenpraktijk ontplooide. Al zeker sinds 1923 ontwierp Huygh woningen als zelfstandig architect. Huygh, een overtuigd katholiek, werd vooral bekend om zijn impressieve en uitgezuiverde religieuze architectuur in de geest van de Pelgrimbeweging. Daarnaast echter, ontwierp hij in de jaren 1920 en 1930 tal van privéwoningen waarin invloeden van zowel de Amsterdamse School als van de Duitse Jugendstil of Wiener Secession samensmelten tot een eigenzinnige en expressieve art-decostijl die geleidelijk versoberde. Jef Huyghs zeer persoonlijke architectuur, met de Lianahalle als een van de vroegste en meest opmerkelijke voorbeelden, kenmerkt zich door een aandacht voor verhoudingen, kleur- en materiaalgebruik, ambachtelijke finesse, en een grote interesse in de ruimtelijkheid, inrichting en sfeer van een gebouw.

Maurice Dieltiëns overleed in 1947. Over zijn zelfstandige oeuvre na 1924 is vooralsnog weinig geweten. In 1928 realiseerde hij aan de Cederlaan in Wilrijk de art-decovilla Van Den Broeck, waarvan het ontwerp beïnvloed lijkt door de vroege architectuur van Frank Lloyd Wright.

Ofschoon geconcipieerd in associatie met Dieltiëns, zijn de drie woningen met hun krachtige lineaire vormgeving reeds representatief voor Huyghs architectuur uit de jaren 1920. Voor het ensemble Boekenberglei 233-235 dat hij in 1923 in eigen naam ontwierp, kopieerde en verfijnde Huygh de bouwstijl van de woningen aan de Van Hovestraat.

Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën tellen de onderkelderde rijwoningen twee bouwlagen onder een pseudomansarde met lage dwarsdaken boven de hoofdtravee. Deze complexe dakvorm bleef bij de woning Boen behouden, bij de nummers 22 en 24 is hij afgeplat. Het verticale dakvlak werd wellicht ontworpen met een bekleding van natuurleien. De leibekleding bij de nummers 22 en 24 lijkt voorzien van een rode afwerklaag van jongere datum. Rustend op een lage plint in blauwe hardsteen worden de lijstgevels horizontaal geleed door een alternerende toepassing van contrasterende materialen: op de begane grond en het mansardeniveau een bepleistering van witte simili-pierre; en ter hoogte van de verdieping een rood baksteenparement in kruisverband met gedagstreepte voeg. Doorspekkende muurbanden van zwarte baksteen lijnen het parement af. Bij nummer 22 ging door het monochroom overschilderen van de gevel de beoogde horizontaliteit verloren. Tegelijk verdween ook een vier rijen tellend dambordfries dat in lijn met de gesmede deurroosters gevelbreed en in subtiel reliëf was aangebracht. Een gelijkaardig fries voorzag Huygh op het ensemble Boekenberglei 233-235. De gestileerde honingbij of de daarvan afgeleide lange schildvorm of (geknikte) ellips, een vaak terugkerend decoratief accent eigen aan Huyghs persoonlijke signatuur, is aangebracht op de postamenten van de geveltop, in de gesmede balkonbalustrades, en onder de kroonlijst van de toegangstravee.

De asymmetrische gevelcompositie legt telkens de klemtoon op de brede venstertravee. Deze wordt op de eerste verdieping benadrukt door een klein trapezoïde balkon, gedragen door een forse getrapte console, en voorzien van een roostervormig gesmede balustrade. Een schouderbogig deurvenster tussen rechthoekige zijlichten verleent toegang tot het balkon. Verder vertoont de travee een strikt axiale opzet: op de begane grond twee grote korfboogvensters boven lage kelderopeningen, en op dakniveau een vierkant dakvenster in een mijtervormige topgevel tussen zware postamenten. Alleen bij nummer 22 is de originele (natuur)stenen daklijst met spuwers als schouderstukken nog zichtbaar bewaard. Van nummer 20 zijn op mansardeniveau de gevel en topgevel volledig uitgevlakt en ontdaan van ornamentiek. De smallere toegangstravee wordt door een samenspel van smalle spaarvelden en doorlopende penanten over twee bouwlagen ritmisch opgedeeld in vier opgaande nissen, op elk niveau gevuld met rechthoekige vensters. Op de begane grond doorbreekt een verhoogde en verdiepte inkomdeur onder een zware schouderbooglatei de fijne verticale traveegeleding. Een laag dakvenster met drielichtkozijn en een stompgepunte tweezijdige houten kroonlijst beëindigen de travee. Volgens het bouwplan werden de achtergevels, typerend voor Huygh, eveneens met zorg vormgegeven. De gevels beantwoorden aan een gelijkaardige compositie als de voorgevels maar zijn soberder uitgewerkt. Momenteel zijn de achtergevels volledig bepleisterd of overschilderd.

Van alle woningen werd het originele houten deur- en vensterschrijnwerk vernieuwd, zonder herneming van de oorspronkelijke raam- en roedeverdelingen. Bij nummer 24 bleven in de bovenlichten van de voordeur de raampjes met gehamerd glas bewaard. Eveneens behouden zijn de kelderroosters van alle woningen, en een eenvoudige smeedijzeren voetschraper naast de voordeur van nummer 20.

De plattegrond van de woningen volgt nog de klassieke enkelhuisindeling die kenmerkend was voor de 19de-eeuwse stadswoning en tot ver in de 20ste eeuw doorleefde. Volgens de bouwplannen wordt op de begane grond de brede venstertravee ingenomen door een enfilade van een salon, eetplaats, en inpandig terras dat via een betegelde koer uitgeeft op de tuin. De toegangstravee omvat een vestibule, de trapzaal, een keuken, en, in een smalle en lage aanbouw, een pomphuis en toilet. Op de verdieping bevinden zich in de hoofdtravee twee slaapkamers; en in de toegangstravee de trapzaal met overloop en een achterkamer in entresol die toegang verleent tot een dakterras met houten pergola. Op de mansardeverdieping werden drie kamers zonder specifieke functie voorzien. De kelder heeft dezelfde plattegrond als de begane grond, en omvat een kolenkelder, wijnkelder, en grote provisieruimte. Bij de nummers 20 en 24 werd de smalle aanbouw later met één bouwlaag verhoogd. Bij nummer 24 is de voormalige betegelde koer met een veranda overbouwd.

  • Architectuurarchief Vlaanderen, Inventaris archief Jozef Huygh (1885-1946).
  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossier 329 # 123.
  • CUYPERS J. 1977: Jef Huygh, Antwerps architect (1885-1946), onuitgegeven eindverhandeling architectuur NHIBS, Antwerpen.
  • LAUREYS D. 2003: Huygh Jef, in: VAN LOO A. (red.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 358-359.

Auteurs: Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ensemble van drie burgerhuizen in art deco [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305167 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.