is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Universiteitsgebouw Ledeganck
Deze vaststelling is geldig sinds
De Ledeganck is gelegen aan de Karel Lodewijk Ledeganckstraat 35 maar loopt tot de lager gelegen Kraaistraat. Het complex werd gerealiseerd in drie fasen tussen 1959 en 1970 voor de faculteit Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Gent.
Sinds 1890 was de Faculteit Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Gent gevestigd aan de Jozef Plateaustraat 22 maar al tijdens het interbellum bleek deze voorziening ontoereikend en werd er uitgekeken naar nieuwe gebouwen. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog viel dit initiatief echter stil en ook het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog werd er amper gebouwd door een herschikking van bevoegdheden. In deze periode trad immers niet langer de Minister van Openbaar Onderwijs op als bouwheer voor de universiteit maar wel de Minister van Openbare Werken wat leidde tot een dramatische terugval in de bouwactiviteit.
Veel tijd ging ook verloren met het zoeken naar een geschikt bouwterrein voor de nieuwe gebouwen. Al voor de Tweede Wereldoorlog had de universiteit haar oog laten vallen op het braakliggende terrein naast het Botanisch Instituut (een ontwerp van Louis Cloquet uit 1900) aan de Karel Lodewijk Ledeganckstraat maar dat terrein was volgens de staatsdiensten te beperkt om zowel de auditoria als de laboratoria in onder te brengen. Er werden midden jaren vijftig dus verschillende plannen gemaakt van een middelhoogbouw die voornamelijk auditoria en leslokalen bevatte en slechts enkele labo’s. Omdat men het onderwijs en het onderzoek niet wilde scheiden, bleven deze plannen echter onuitgevoerd.
Midden jaren vijftig werd de nood aan nieuwe gebouwen acuut omwille van een enorme toename aan studenten, met name aan de Faculteit Wetenschappen (van 140 studenten in 1930-31 naar 858 in 1959-1960). Tegelijk groeide de politieke wil om de universiteit te versterken, onder andere vanuit een retoriek van “wetenschappelijke herbewapening van het land” en de ambitie om erkend te worden als een volwaardige partner in het kader van een verenigd Europa, zoals Minister van Openbare Werken en Wederopbouw Omer Vanaudenhove stelde. Deze politieke ambitie vertaalde zich in enkele wetgevende initiatieven die een enorme impuls gaven aan de bouwactiviteit van de rijksuniversiteiten. Met name de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het hoger onderwijs in de rijksuniversiteiten, en de wet van 22 april 1958 betreffende de oprichting van Fonds voor hogeronderwijsgebouwen en studentenverblijven bleken cruciaal. De beslissing over deze bouwwerken kwam opnieuw te liggen bij de Minister van Openbaar Onderwijs (later Minister van Nationale Opvoeding en Cultuur) en er werd een jaarlijkse toelage van 200 miljoen Belgische frank voorzien voor de rijksuniversiteiten van zowel Gent als Luik (door de wet van 1 augustus 1960 verhoogd tot 400 miljoen). Bovendien kreeg de Raad van Beheer van de universiteit uitgebreide bevoegdheden inzake bouwwerken, waaronder de toelating om een beroep te doen op privéarchitecten.
Door deze initiatieven ontwikkelde de Rijksuniversiteit van Gent vanaf eind jaren vijftig een enorme bouwactiviteit. Het nieuwe gebouw van de Faculteit Letteren aan de Blandijnberg, waarvan de eerste steen gelegd werd op 8 oktober 1957, betekende het officieuze startpunt. De volgende jaren bouwde de universiteit onder andere het Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en het Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen aan de Watersportbaan, de Polikliniek voor inwendige ziekten aan het UZ, de eerste sociale voorzieningen zoals een studentenrestaurant en studentenhomes voor jongens en meisjes, het domein aan de Sterre en ook de Faculteit Wetenschappen aan de Karel Lodewijk Ledeganckstraat.
14 november 1957 werd definitief de beslissing genomen om die nieuwe gebouwen van de Faculteit Wetenschappen toch te vestigen aan de Karel Lodewijk Ledeganckstraat. Om de combinatie van leslokalen en laboratoria mogelijk te maken werd gekozen voor een hoogbouw. De plannen werden in een recordtijd opgemaakt en 15 juni 1959 kon men al overgaan tot de eerstesteenlegging. Reeds tijdens de uitvoering besliste de universiteit bovendien om alle lokalen voor de kandidaturen in de wetenschappen te groeperen en dus het complex uit te breiden. Bouwgronden werden onteigend en het naburig Botanisch Instituut en een rij woningen aan de Karel Lodewijk Ledeganckstraat en aan de Kraaistraat werden gesloopt.
De realisatie gebeurde uiteindelijk in drie fasen (1959-1964, 1964-1965 en 1968-1970), steeds naar ontwerp van ingenieur-architect Jules Trenteseau. Trenteseau was een oud-student van de universiteit, werd in 1960 aangesteld als docent aan de Faculteit Toegepaste Wetenschappen en ontwierp heel wat universiteitsgebouwen. Ook andere medewerkers waren aan de Rijksuniversiteit Gent afgestudeerd: prof. Felix Riessauw (1912-1999) die verantwoordelijk was voor het betonskelet, en prof. ingenieur-architect Jan Lodewijk Cnops (1923-2012) en ingenieur Jan Varendonck die de inrichting van de laboratoria en de ventilatie en verwarming voor hun rekening namen. Ook de pas afgestudeerde architect Francis Serck werkte begin jaren zestig als medewerker van Trenteseau mee aan de Ledeganck en meer bepaald aan de gordijngevel, die als inspiratiebron diende voor zijn eigen ontwerp van het Provinciaal Handels- en Taalinstituut in Gent. De firma Van Coillie trad op als algemeen aannemer en een zekere Delmulle als hoofdingenieur. Ten slotte werkte ook de jonge kunstenaar Jean-Pierre De Vynck mee, met name aan de indrukwekkende mozaïeken die bewaard bleven in de inkomhal. De Vynck realiseerde in deze periode ook gelijkaardige mozaïektableaus in andere gebouwen van de universiteit zoals het studentenrestaurant De Brug in de Sint-Pietersnieuwstraat en het Seminarie voor Experimentele Psychologische en Sociale Pedagogiek aan de Henri Dunantlaan.
In 1976 werden in opdracht van het Ministerie van Nationale Opvoeding nog plannen gemaakt voor een vierde bouwfase, door ingenieur-architect M. Hoffman. Deze uitbreiding bestond uit een L-vormige blok ter hoogte van de Kraaistraat 14-36 met in de oksel twee auditoria voor 300 personen maar dit bleef onuitgevoerd. Van 2008 tot 2018 werd het bestaande complex wel ingrijpend gerenoveerd door Abscis Architecten bvba. De gordijngevels werden hierbij volledig vernieuwd met reconstructie van de oorspronkelijke gordijngevel. Voor de invulling werd gekozen voor een ander, speels patroon van groene tinten, bestaande uit vier soorten glastypes: helder en opaal glas, licht en donker geëmailleerd.
De Ledeganck is een modernistisch universiteitsgebouw, ingeplant aan de zuidkant van de Karel Lodewijk Ledeganckstraat tot aan de 4 meter lager gelegen Kraaistraat. In de Karel Lodewijk Ledeganckstraat staat het complex tegenover de normaalschool en tussen de universitaire plantentuin in het westen, en een reeks belle-époque burgerhuizen in het oosten. Ten zuiden en zuidoosten van het gebouw (onder andere in de Kraaistraat) bevindt zich een laat negentiende eeuwse arbeiderswijk. In de Karel Lodewijk Ledeganckstraat volgt het gebouw de rooilijn, in de Kraaistraat, die enigszins schuin loopt ten aanzien van de Karel Lodewijk Ledeganckstraat, heeft het gebouw een driehoekig voorplein.
Het complex bestaat uit:
De hoogbouw, het gebouw aan de Kraaistraat en de twee grote auditoria werden gebouwd met een betonskelet bestaande uit kolommen om de 3,6 m en vooraf gebogen stalen Preflex-balken met een grote overspanning. Deze constructiemethode liet bij de hoogbouw en het gebouw aan de Kraaistraat toe om de planindeling makkelijk aan te passen. Ook de gordijngevel (opgebouwd volgens een raster van 90 op 90 cm) was volledig vrij in te vullen met glas of sandwichpanelen. De consequent volgehouden maatvoering van de gordijngevel had bovendien een symbolische functie: ze veruitwendigde de wetenschappelijke functie. Enkel voor de galerijen op de eerste verdieping aan de Karel Lodewijk Ledeganckstraat en de Kraaistraat werd dit raster niet gevolgd. De uitkragende luifel van de hoogbouw had een praktische functie doordat hieraan een rail was bevestigd voor een toestel om de gevel te kuisen maar door de associatie met een klassieke kroonlijst geeft dit het gebouw ook een meer verheven uitstraling. Het gebouw van de biochemie en dat aan de botanische tuin zijn eveneens opgebouwd met een betonskelet maar met een traditioneel parement in Portlandsteen en zonder preflexbalken. In deze gebouwen was immers geen nood aan grote practica-zalen waar tussenkolommen zouden hinderen. Ook de blinde zijgevels van het gebouw aan de Kraaistraat zijn volledig bekleed met Portlandsteen. Met uitzondering van de auditoria – die niet zichtbaar zijn vanaf de straatzijde – worden alle volumes gekenmerkt door een plat dak en aluminium schrijnwerk.
Van het oorspronkelijke interieur bleef weinig bewaard. De trappenhuizen die zich aan de zijkanten van de hoogbouw bevinden en die door de bijna volledig beglaasde zijgevels het uitzicht bepalen wanneer het gebouw verlicht wordt, bewaren betonnen trappen met granito traptreden en vloeren en aluminium trapleuningen. Dezelfde materialen keren terug in de gang op de eerste verdieping aan de Karel Lodewijk Ledeganckstraat (met onder andere de aluminium kolommen), en in de ontvangstruimte in het verlengde van de centrale inkomhal, naast de twee grote auditoria. In die ontvangstruimte wordt een vestiaire afgescheiden door een tiental kleurrijke mozaïekpanelen die refereren aan de verschillende wetenschappen.
Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Karel Lodewijk Ledeganckstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Universiteitsgebouw Ledeganck [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/306920 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.