erfgoedobject

Rijkswachtkazerne

bouwkundig element
ID
307187
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307187

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Rijkswachtkazerne
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Tussen 1981 en 1996 bouwde de federale overheid een nieuwe rijkswachtkazerne op de plaats van het voormalige ursulinenklooster. Met hun postmodernistische ontwerp zette het multidisciplinaire bureau Groep Planning in op de herwaardering van de historische stad als leef- en werkomgeving.

Historiek

Tijdens de jaren 1980 werd bij archeologisch onderzoek van het bouwblok begrensd door de Baaisteeg, Erpelsteeg, Ridderstraat en Ursulinenstraat prehistorisch materiaal teruggevonden, evenals resten uit de hoge middeleeuwen (een houten gebouw op de hoek van de Ridderstraat en de Baaisteeg, en twee gebouwen in Doornikse kalksteen aan de Ridderstraat). Die middeleeuwse bebouwing verdween waarschijnlijk nadat de ursulinen in 1665 een klooster stichtten op dit bouwblok. Bij het binnenvallen van de Fransen werd dit klooster opgeheven en droeg men de gebouwen over aan de administratie van registratie en domeinen, die het in uitvoering van het Keizerlijk Decreet van 9 april 1811 aan de provincie afstond. Die zette het gebouw in als rijkswachtkazerne. Tussen 1981 en 1996 werden deze voormalige kloostergebouwen gesloopt en vervangen door een volledige nieuwe rijkswachtkazerne met zes woningen en acht studio’s (in totaal 7.700 m2) in opdracht van het Ministerie van Openbare Werken (meer bepaald de dienst Oost-Vlaanderen van de Regie der Gebouwen). Het ontwerp was van het multidisciplinaire bureau Groep Planning met medewerking van de ingenieursbureaus Riessauw (stabiliteit) en Ingenium (technieken). De plannen bij de bouwvergunning uit 1986 werden getekend door Jan Tanghe, destijds voorzitter van Groep Planning, en ook Paul Lievevrouw was als ontwerper nauw betrokken bij het ontwerp.

Beschrijving

Het complex neemt het volledige bouwblok in beslag tussen de Baaisteeg, de Ridderstraat, de Ursulinenstraat en de Erpelsteeg. Het is symmetrisch (gespiegeld op de lange as die evenwijdig loopt met de Baaisteeg en de Erpelsteeg van zuidwest naar noordoost) met uitzondering van twee kleine terugsprongen aan de rooilijn, centraal aan de Baaisteeg en in het zuidwesten aan de Erpelsteeg. Die terugsprongen bieden ruimte voor groen – elk van de vier straatwanden heeft een groenzone – en voor privacy, lichtinval en een zekere differentiatie van het geheel. In opstand wordt de symmetrie verder doorbroken doordat het volume op de hoek van de Baaisteeg en de Ursulinenstraat een halve bouwlaag meer telt dan dat aan de Erpelsteeg.

De bebouwing langs de Baaisteeg en de Erpelsteeg vormt in combinatie met twee centrale, dwarse volumes een grote vierkante binnenkoer en twee kleinere voorkoeren waarvan de noordwestelijke voorkoer aan de Ridderstraat volledig open is en de hoofdingang vormt van de rijkswachtkazerne. Rond de zuidwestelijke koer aan de Ursulinenstraat bevinden zich de rijkswachterswoningen. Deze koer wordt afgesloten van de straat door twee flankerende volumes en een poort die wel een visuele verbinding met de straat mogelijk maakt. Ook de bebouwing aan de Erpelsteeg en Baaisteeg bevat (beperkte) doorkijken naar de centrale binnenkoer. Rond die binnenkoer bevindt zich de eigenlijke kazerne met zijdelingse toegangen voor dienstwagens onder overdekte portieken aan de Erpelsteeg en de Baaisteeg. Het zuidwestelijke, dwarse volume bevat de parkeerruimte en cafetaria.

De architectuur is afgestemd op de historische omgeving. Zo tellen de gebouwen langs de Baaisteeg en Erpelsteeg slechts twee bouwlagen, de dwarse volumes en het gebouw op de hoek van de Ursulinenstraat en de Baaisteeg, tweeënhalve, drie of drieënhalve bouwlagen. Alle bouwvolumes hebben schilddaken, soms van verschillende hoogte en snijdend, met uitzondering van twee afgeplatte tentdaken aan de Ridderstraat. Alle daken zijn bedekt met gepatineerd zink.

Het gevelbeeld is homogeen qua materiaalgebruik (geschilderd glad pleisterwerk met blauwe hardsteen voor de plint en in de massa gekleurd beton voor het lijstwerk) maar gevarieerd qua opbouw. Hiervoor werd gebruik gemaakt van verschillende elementen uit de architectuurgeschiedenis, op een hedendaagse, postmoderne wijze gestileerd. Horizontaal worden de gevels geleed door een eenvoudige kroonlijst, bij de hogere bouwvolumes aangevuld met een cordonlijst boven de tweede of derde bouwlaag, en door een verzorgd uitgetekende, ruime en verspringende plint, occasioneel onderbroken door keldervensters. Tussenin worden de gevels verticaal geleed met lisenen, soms met een heel eenvoudige, rechthoekige bekroning en steeds met een geprofileerd hardstenen voetstuk ter hoogte van de plint. Hier en daar zijn deze lisenen breder en worden ze opgedeeld door de ingewerkte waterafvoeren, verbreden ze tot muurvlakken of worden ze op de begane grond vervangen door eenvoudige zuilen.

De ingangen zijn vaak verdiept met flankerende eenvoudige ronde zuilen. Daarnaast bevatten de gevels regelmatig smalle, tweezijdige en dubbelhoge insprongen, gesloten of geopend met één of meerdere smalle vensters. De hoeken van de bouwvolumes bevatten eveneens verdiepte, schuine gevelvlakken (eventueel met smalle vensters) of zijn volledig afgeschuind en blind. Ook de vensters zijn meestal verdiept en hebben in de massa gekleurde, betonnen omlijstingen met doorgetrokken onderdorpels. De meeste vensters zijn rechthoekig met uitzondering van enkele vierkante vensters net onder de kroonlijst, en segmentboogvormige exemplaren boven de ingangen. Het schrijnwerk (voornamelijk T-ramen of tweedelige ramen met tussendorpel) is uitgevoerd in groen geschilderd hout. De muuropeningen op de begane grond aan de Baaisteeg en Erpelsteeg worden deels ingevuld met metalen tralies en de groenzones aan die straten zijn afgezet met eenvoudig decoratief metalen hekwerk op een blauwhardstenen plint, aan de Erpelsteeg met een segmentboogvormig poortje. Ook de grotere metalen poorten zijn segmentboogvormig of bevinden zich onder een blind segmentboogvormig muurvlak, aansluitend bij de vorm van de vensters boven de ingangen.

Bespreking

De rijkswachtkazerne in de Ridderstraat kan bestempeld worden als een exponent van het postmodernisme in Vlaanderen, zoals in 1995 gedefinieerd door Hilde Heynen. Zij omschrijft dit als een ontwerpstrategie die ook bij het grote publiek aansluiting trachtte te vinden door de integratie van herkenbare en vertrouwde motieven. In Vlaanderen en meer algemeen in Europa wordt dit postmodernisme ook geassocieerd met de herwaardering van de historische stad. Ook Groep Planning hanteerde de vrijheid die het postmodernisme bood om een architectuur te realiseren die inspeelde op de omgeving. Die omgeving is vaak, zoals in het geval van de rijkswachtkazerne in Gent, de 19de-eeuwse neoclassicistische burgerlijke stad. In tegenstelling tot vele andere bureaus die in deze periode een postmoderne strategie hanteerden als betekenisloos decor, slaagden de ontwerpers van Groep Planning er volgens Heynen in om met hun gebouwen bij te dragen aan een kwalitatieve publieke ruimte door in te spelen op de contextuele kwaliteiten van de omgeving en door aandacht te besteden aan functievermenging, de verhouding privé-semipubliek-publiek, wandelroutes en publieke pleintjes. Dit zijn inderdaad kwaliteiten die expliciet aanwezig zijn bij de rijkswachtkazerne in de Ridderstraat.

Typisch voor de realisaties van Groep Planning uit de jaren tachtig is dat men architectuur niet beschouwde als een geïsoleerd object maar als een onderdeel van en middel tot herwaardering van de ruimere omgeving, veelal de stad. Bij de kazerne in Gent slaagde men daar naar eigen zeggen in door in te werken op de band tussen gebouw, bouwblok en openbare ruimte door middel van de voorpleinen, de doorkijken via de binnenplaatsen, en het articuleren van de verschillende bouwvolumes. Een ander streven dat heel wat projecten van Groep Planning uit die periode typeert en dat ook opgaat voor deze kazerne is de zoektocht naar een zekere monumentaliteit die aangepast is aan het openbare karakter en de representatieve functie; de poging om de instellingen een gepast aangezicht te geven. Bij de kazerne in Gent vond men een geslaagd evenwicht tussen het uitstralen van een zekere autoriteit door de toepassing van onder andere symmetrie, traliewerk en neoclassicistische vormprincipes, en meer uitnodigende accenten zoals groenzones, doorkijken, kleine variaties in de bebouwing, een kwalitatieve detaillering en een levendig coloriet (in de massa gekleurd beton en groen geschilderd schrijnwerk).

  • Stadsarchief Gent, private bouwaanvragen reeks G12, 1986/567.
  • CHOAY F., LIEVEVROUW P. e.a. 1997: Groep Planning, Verweven als leidraad 1966-1996, Brugge, 100, 104-105 en 263.
  • DE REU P. 2014: Catalogus van de Kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent, ca. 1358-1994,
  • HEYNEN H. 1995: Het postmodernisme en de Vlaamse architectuur, Vlaanderen 44, 341-346.
  • S.N. 1988: Vondstmeldingen 1. Baaisteeg-Ridderstraat, Stadsarcheologie, Bodem en monument in Gent 12.1, 24-26.

Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Rijkswachtkazerne [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307187 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.