De Gordaalmolen, ook Spaans Huis genoemd, was in oorsprong een dwangmolen van de hertogen van Brabant, gelegen in het gehucht Goordaal; de oudste vermelding dateert van 1324 maar het huidige uitzicht is het resultaat is van een verbouwing in 1533. Bij het begin van het tweede millennium stond de molen er vervallen bij; in 2011 werd de molen gerestaureerd.
Historiek
Goordaal was in de vroege middeleeuwen een gehucht van Tervuren, waarvan het kapittel van Sint-Goedele te Brussel de tienden ontving. 'Goor' betekent moerassig en de benaming Goordaal verwijst aldus naar de vallei van de Voer, de waterloop die de energie voor de aanwezige molen, de zogenaamde Gordaalmolen, leverde. Het gehucht was relatief klein en gelegen ten noordoosten van de toenmalige Warande die op dat ogenblik slechts tot aan de molen reikte. Naast de molen omvatte het gehucht ook het Goordaalhof naar de eerst gekende eigenaar Jan Van Goordaal (1334). Dit hof kwam in de 15de eeuw in handen van de heren van Rotselaar, waardoor het van toen af Rotselaarhof werd genoemd.
Vandaag is de Voer opgenomen in het tracé van de parkvijvers; de molen verloor zijn oorspronkelijke functie. De huidige Zeeslagvijver is een overblijfsel van de voormalige molenvijver. De benaming Spaans Huis is relatief nieuw en komt pas voor op prentkaarten uit het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw.
De oudste vermelding van de molen dateert uit 1324. De molen was de dwangmolen van de hertogen van Brabant voor de inwoners van Tervuren en Duisburg. Hier moesten ze hun koren laten malen en cijns betalen aan de hertog. De jaarlijkse rekeningen voor onderhoud, herstellingen en verbouwingen van het gebouw en de molenconstructie, uitgevoerd tussen 1403 en 1794, bleven bewaard in een bundel die ook de rekeningen voor de werken aan het hertogelijk kasteel bevat. Daarnaast bestaat er een grondplan van 1515 waarop de functie van de verschillende ruimten is weergegeven. Het huidige uitzicht zou dateren uit de 16de eeuw; ten tijde van Karel van Lorreinen in de 18de eeuw had de molen een industriële functie maar nadien viel de bedrijvigheid stil; via Leopold II kwam de molen in handen van de Belgische Staat; hij werd nog bewoond tot in 1960 maar vanaf 1981 stond hij leeg en raakte in verval; op het ogenblik van de restauratie in 2011 waren een aantal muren ingestort, ramen en deuren waren verdwenen en het interieur was leeggehaald.
Beperkt archiefonderzoek van de hoger aangehaalde bronnen, aangevuld met archeologisch onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van de restauratie en een studie van de bestaande opstand, laten toe diverse bouwfases te onderscheiden:
Eerste fase (14de-15de eeuw
In de eerste fase bestond het molenhuis uit een rechthoekig volume (8,8 x 9,2 meter) in vakwerkbouw op een kalkzandstenen stoel en afgedekt met een strodak; de toegang gebeurde vermoedelijk via de zuidkant. Over het molenmechanisme in deze periode zijn geen gegevens gekend.
Tweede fase
Vóór 1515 werd het volume aan de oost- en zuidzijde uitgebreid met een woonkamer, keuken en stal. Tegen de oostgevel van de woonvleugel werden nog twee stallen aangebouwd. Het rad bevond zich tegen de noordgevel van de molen. Het geheel was nog steeds in vakwerk op een kalkzandstenen stoel.
Derde fase
In 1533 werd de vakwerkmolen vervangen door een stenen constructie, waarbij kalkzandsteen werd gerecupereerd van de afbraak van de donjon van het hertogelijk kasteel. De woonvleugel werd ingekort zodat de zuidelijke muur in het verlengde van de zuidmuur van het molenhuis kwam te liggen. In de oostelijke wand werd een schouw aangebracht. Eén venster in de noordgevel en twee in de oostgevel zorgden voor de verlichting van de nieuwe woonvleugel. Eronder lag een overwelfde bakstenen kelder. Tegen de zuidelijke muur van het molenhuis werd een stal heropgebouwd. De koe- en varkensstal tegen de oostelijke wand werden afgebroken en vervangen door twee kleinere stalruimten ten oosten van de nieuwe stal. Vensters en deuren waren nagenoeg alle voorzien van een omlijsting van geprofileerde blokken van kalkzandsteen.
Voor de wateraanvoer was er een ondergronds natuurstenen kanaal dat aansloot op de noordwestelijke hoek van het molenhuis; de molen zelf was van het middenslagtype. Uit deze periode dateren ook de resten, vermoedelijk van een afdamming die deel uitmaakte van de stuwvijver, die werden aangetroffen op 8,5 meter ten westen van het molenhuis.
Vierde fase (eind 18de eeuw)
De twee stallen werden afgebroken en vervangen door een nieuwe stal tegen de oostgevel. In het molenhuis en het woonhuis werden nieuwe moerbalken ingebracht. De woonkamer wordt door een muur in twee gelijke delen verdeeld, de kelder en de schouw van de oude woonkamer verdwijnen en in de noordelijke woonkamer wordt een nieuwe schouw aangebracht.
Vijfde fase
In de zuidelijke kamer werd een halfondergrondse kelder met opkamer gemaakt, waardoor twee derde van de ruimte werd ingenomen. In het molenhuis werd langs de scheidingswand met het woongedeelte een dwarsgang aangebracht. Door deze ingreep werd de ruimte in het molenhuis aanzienlijk beperkt, wat mogelijk het gevolg was van het verdwijnen van de industriële molenfunctie (vermoedelijk tweede helft 18de eeuw).
Zesde fase (tweede helft 19de of begin 20ste eeuw)
De opkamer werd afgebroken en de kelder opgevuld. In het molenhuis werd een oost-west gerichte muur geplaatst die de ruimte opdeelt. Tegen de zuidgevel werd een atelier aangebouwd, tegen de oostgevel een toilet en berging.
Beschrijving
De Gordaalmolen is samengesteld uit twee tegen elkaar gebouwde rechthoekige volumes in traditionele bak- en zandsteenstijl, elk met kopgevels met trapgevelbekroning en afgedekt met een leien zadeldak. Het bredere westvolume fungeerde als molenhuis, het oostvolume als woonhuis. In tegenstelling tot de trapgevel aan de noordkant is de zuidgevel van het woonhuis bekroond met een puntgevel met muurvlechtingen. De natuurstenen onderbouw met druiplijst werd aan de noordkant verhoogd ter hoogte van het verdwenen waterrad.
In de noordgevel van het molenhuis zijn een rechthoekig betralied keldervenster, twee rechthoekige vensters met negblokken en hogerop een latere lichtopening aanwezig. In de corresponderende gevel van het woonhuis zijn sporen bewaard gebleven van kruisvensters die bij de jongste restauratie opnieuw geopend werden en een klein zoldervenstertje. In de oostgevel van het woonhuis zijn een opnieuw geopend kruisvenster op de verdieping en sporen van twee rechthoekige vensters op het gelijkvloers aanwezig. De zuidgevel van de woning heeft latere rechthoekige vensters onder een ijzeren I-latei. In het molenhuis is er langs deze zijde een opnieuw geopende rondboogpoort en een kloosterkozijn te zien; hogerop is er een laadluik. Het molenhuis heeft een blinde westgevel.
De huidige ruimtelijke indeling is vooral het resultaat van de einde 18de- en 19de-eeuwse ingrepen.
- Onroerend Erfgoed Beschermingsdossier DB000774, Gordaalmolen of Spaans Huis (G. Paesmans, 1993).
- DE MEULEMEESTER J. & DEWILDE M. 1985: De hertogelijke watermolen te Tervuren, Archaeologica Belgica I, deel 2, 137-142.
- GEERTS P. 2006: Spaans Huis op het nippertje gered van de ondergang, Randkrant 10.4, 25.