Burgerhuis in Louis-Philippestijl volgens de bouwaanvraag uit 1856 opgetrokken in opdracht van de kolenhandelaar Henri Lecomte. Uit het bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. De reder en liberale politicus Georges Tonnelier (1853-1909) liet in 1892 over de gehele binnenplaats kantoren optrekken door de ingenieur-architect Henri Hertogs, die in 1895 een extra verdieping kregen. Tonnelier werd in 1890 voor de Liberale Partij verkozen tot gemeenteraadslid in Antwerpen, en zetelde van 1900 tot zijn overlijden als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Antwerpen in de Kamer. In 1905 liet hij het pand verbouwen naar een ontwerp door de architect Joseph Hertogs, uitgevoerd door de aannemer J.H. Bolsée, Em. Hargot & Cie. Van deze ingreep dateert het verplaatsen van de inkom naar de zijtravee. Vervolgens voerde de firma General Steam Société Anonyme de Transports meerdere verbouwingen uit, te beginnen met de mansarde-uitbouw door Joseph Hertogs in 1921 en als laatste het decaperen van de gevelbepleistering in 1957.
Voorname rijwoning oorspronkelijk met dubbelhuisopstand, van vier traveeën en drie bouwlagen, onder een gemansardeerd zadeldak (nok parallel aan de straat). De oorspronkelijk bepleisterde en beschilderde, gedecapeerde lijstgevel uit baksteenmetselwerk, rust op een pui met schijnvoegen en bewerkte plint uit blauwe hardsteen. Alle lijstwerk en ornamenten van de bovenbouw zijn uitgevoerd in witte natuursteen en blauwe hardsteen. Bij latere, respectvol uitgevoerde verbouwingen, werd het portaal verplaatst naar de linker travee en de rondboogpoort in het risaliet aangepast tot venster (1905), en de risalietbekroning verwijderd (1921). Door het decaperen van de opstand (1957) verdwenen de rozetten en de festoenen op de penanten van het middenrisaliet, en de casementen van de borstweringen achtereenvolgens met ruit- en schijfmotief, evenals deze van het hoofdgestel.
Nadrukkelijk horizontaal geleed, worden de registers gemarkeerd door zware waterlijsten, gekornist op bewerkte voluutconsoles, die in de pui zijn verrijkt met mascarons. De compositie wordt verticaal geritmeerd door fijne, gesuperposeerde colonnetten met composiet kapiteel en polygonale basis, aansluitend op de consoles. Axiaal van opzet ligt de klemtoon op het brede, gedesaxeerde, door gekoppelde colonnetten en consoles gemarkeerde middenrisaliet, dat zich op de bel-etage onderscheidt door een balkon met geajoureerde borstwering, een driehoekig pseudo-fronton en een bewerkt timpaan met schelpmotief, ranken en rolwerksleutel. Oorspronkelijk werd het risaliet geopend door een rondbogige koetspoort met rolwerksleutel en bekroond door een omlijste oculus onder een gebogen pseudo-fronton. Verder is de regelmatig geordonneerde opstand opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters in geriemde omlijsting op cordonvormende lekdrempels, het risalietvensters van de topgeleding verrijkt met oren. Een klassiek hoofdgestel met een houten kroonlijst en tandlijst, gekornist op voluutconsoles met mascaron, vormt de gevelbeëindiging. Houten vleugeldeur, vensterschrijnwerk (guillotineramen) en in de pui smeedijzeren traliewerk in beaux-artsstijl.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1856#104, 1892#1230, 1895#1158, 1905#2040, 1921#11650 en 18#36870.