Burgerhuis in eclectische stijl gebouwd in opdracht van de heer Ch.A. Dierckx, naar een ontwerp door de architect Louis Hamaide uit 1898. De bouwheer is vermoedelijk te identificeren met de meester-kleermaker Charles Dierckx (Antwerpen, 1857-Antwerpen, 1912).
Het hotel Dierckx en het aanpalende winkelhuis Heye uit 1899, behoren tot het rijpe oeuvre van Louis Hamaide, wiens carrière als architect omstreeks 1880 van start ging. Waar zijn vroege ontwerpen overwegend aan het conventionele neoclassicisme beantwoorden, past hij hier een rijk geornamenteerde neorenaissance-architectuur toe, die ook het kenmerk is van het hotel Van Peborgh-Van den Bosch uit 1900 aan de Mechelsesteenweg. Omstreeks 1905 levert de architect een bescheiden bijdrage aan de Antwerpse art nouveau, om zijn loopbaan in 1925 stijlvol af te sluiten met de Herbosch Building, een vroeg voorbeeld van art deco.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning vier bouwlagen, oorspronkelijk boven een souterrain, afgewerkt door een gebogen, leien mansardedak met belvedère van het zogenaamde “Philibert de l’Orme”-type, geflankeerd door bewerkte schoorstenen. De lijstgevel onderscheidt zich door een parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor waterlijsten en lekdrempels, en een rijk decor ontleend aan de Franse renaissance. Oorspronkelijk zwaar geblokt en mogelijk uit hardsteen, beantwoordde de begane grond met souterrain aan het schema van de enkelhuisopstand. De rondboogvensters met geblokte waterlijst boven getraliede souterrainopeningen met sluitsteen, flankeerden het rechthoekige portaal met pilasters, entablement, mascaronsleutel en een ronde oculus als bovenlicht. Een cartouchesleutel tussen gebeeldhouwde adelaars accentueerde het middenvenster; in de smeedijzeren waaier van het bovenlicht waren de initialen CAD van bouwheer Dierckx verwerkt. Axiaal van opzet, legt de compositie van de bovenbouw de klemtoon op de bel-etage, die wordt gemarkeerd door een trapezoïdale erker met wortelpilasters, schouderbogige zijlichten, een metopen-trigliefenfries op de borstwering, en in de middenas een bekronend balkon. Twee zittende bronzen, een mannenfiguur met Mercuriusstaf en en vrouwenfiguur met spinrokken, flankeren het balkon, waarvan de blinde borstwering is verrijkt met een siervaas. Zij verwijzen naar het beroep van de bouwheer, de kleinhandel in textiel. Het middenrisaliet van de hoogste twee verdiepingen wordt gemarkeerd door kolossale composiete pilasters met mascarons op de schacht. Registers van rechthoekige en schouderbogige vensters met pilasters, bewerkt entablement en geajoureerde borstwering met siersmeedwerk. De topgeleding onderscheidt zich in de zijtraveeën door tweelichten met hermpilaster en reliëfs met vaas en fabeldieren op de borstwering. Een breed uitgewerkt, klassiek hoofdgestel, opgebouwd uit een architraaf, een metopenfries met mascaroncartouche in het middenrisaliet, en een gekorniste kroonlijst op voluutconsoles, vormt de gevelbeëindiging. Geïntegreerd in de blinde attiek sluit bij het middenrisaliet een dakvenster aan, met pilasters, flankerende voluten, een entablement en driehoekig fronton met mascaron, dat wordt bekroond door een bronzen arend door de beeldhouwer Arthur Pierre. De lantaarntoren van de belvedère, oorspronkelijk met driehoekige frontons en een smeedijzeren topstuk, is verdwenen; verbouwde pui.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1898#1996.