Voorname winkelstraat in het verlengde van Centraal Station, De Keyserlei en Teniersplaats. Door de opmerkelijke en monumentale eenheidsbebouwing, de gebogen gevelwanden (voornamelijk noordelijke wand concaaf gebogen) aansluitend op het sterk gebogen tracé van de Meir en door de torenvormige hoekgebouwen aan de kant van de leien vormt ze een unieke toegang tot de oude stad met een afsluitend perspectief op een gedeelte van de noordelijke gevelwand van de Meir. In 15de, 16de, 17de en 18de eeuw echter een smalle doorgang, de "Meirsteeg", van de Meir naar de vesten (sluippoort); na het openen van de spoorlijn naar Brussel (1836) en het bouwen van een houten station op het huidige Astridplein werd het steegje een drukke verkeersverbindingsweg; in 1855 verbreed kwamen er nieuwe voorname woningen en de "Statiestraat" werd in 1867 naar de alhier wonende schilder Hendrik Leys (1815-1869) "Leysstrat" genoemd.
De 19de-eeuwse bebouwing verdween bij de verbreding in 1898 (verbreding en rechttrekken van de Meir eveneens voorzien), en de volgende jaren werd onder impuls van het stadsbestuur (zie nummer 7 borstbeelden van de burgemeester Jan Van Rijswijck, schepenen Arthur Van de Nest, Frans Van Kuyck en Arthur Goemaere) en onder leiding van stadsarchitect Alexis Van Mechelen aan beide zijden de huidige monumentale en indrukwekkende bebouwing in een totaalconcept aangelegd, enerzijds als grandioze getuige van Antwerpens welvaart (vandaar de overvloed aan ornamentatie) en anderzijds als stedebouwkundig oriëntatiepunt tussen het Centraal Station (1895-1905), De Keyserlei en Meir, slagader van de stad. Gedeeltelijk met afbraak bedreigd in 1964 werd dit uniek geheel in 1971 om zijn architecturale waarde als voorbeeld van eclectische monumentale architectuur rond de eeuwwisseling en om zijn stedenbouwkundige inbreng niet alleen als monument, maar tevens als stadslandschap in zijn geheel beschermd, waardoor revalorisatie mogelijk werd.
Ontwerp van verschillende grote Antwerpse bouwmeesters, vertonen deze woon- en winkelhuizen ondanks de bijzondere homogene totaalindruk (uniform gebruik van witte natuursteen voor de parementen, regelmatige pandenindeling, gelijke hoogtelijnen, accentueren van hoekgebouwen) toch een verrassende variatie wat betreft opbouw en decoratie: lijstgevels worden afgewisseld met weelderige puntgevels, verschillend van hoogte, de strenge neoclassicistische stijl verlevendigd met speelse neogotische barok. Meest in het oog springend is de concaaf gebogen noordelijke zijde.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent. Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)