Historiek en context
Woon- en handelspand in neo-Vlaamserenaissance-stijl naar een ontwerp door de architect Jules Bilmeyer uit 1906. Het pand maakt deel uit van een vastgoedproject op de hoek van Paardenmarkt en Rijnpoortvest, opgezet door de kerkfabriek van de Sint-Antoniusparochie, en palend aan de pastorie van de Sint-Antonius van Paduakerk. Het bestaat verder uit een imposant hoekpand met woon- en handelsfunctie en twee meer bescheiden burgerhuizen in eclectische stijl. Voor de pastorie tekende Bilmeyer reeds eind 1905 het eerste ontwerp, volgend op dat van de kerk uit 1904. Op de terreinen van kerk, pastorie en vastgoedcomplex bevonden zich voordien de 17de-eeuwse kerk en het klooster van de kapucijnen, waarvan de sloop plaats vond tussen 1903 en 1908. In het woon- en handelsgebouw zijn het inkomportaal en de vestibule van de vroegere “Bewaarschool Sinte Maria” geïntegreerd, een parochiale kindertuin, die een achterliggend schoolgebouw tussen kerk en pastorie betrok.
Het vastgoedproject van de kerkfabriek van de Sint-Antoniusparochie behoort tot het latere oeuvre van Jules Bilmeyer, die actief was van 1877 tot zijn overlijden in 1920. Hij startte zijn loopbaan in associatie met Joseph Van Riel, een succesvol partnerschap dat meer dan twee decennia stand hield tot het overlijden van Van Riel in 1898. Tot hun gemeenschappelijk oeuvre behoren de Heilig-Hartbasiliek uit 1875-1878 te Berchem, de jezuïetenkerk Onze-Lieve-Vrouw van Gratie uit 1877-1881 aan de Frankrijklei, en enkele beeldbepalende woningcomplexen in de wijk Zurenborg zoals “Carolus Magnus” uit 1897 aan de Cogels-Osylei. Uit zijn latere carrière, die Bilmeyer vanaf 1898 in eigen naam voortzette, dateren behalve de in 1906-1910 gebouwde Sint-Antonius van Paduakerk, onder meer het Pensionnat du Sacré-Coeur uit 1905-1914 in de Lamorinièrestraat en het franciscanessenklooster uit 1910-1914 in de Lange Kongostraat.
Architectuur
Met een gevelbreedte van vier traveeën, omvat de rijwoning drie/vier bouwlagen onder een complex zadeldak (nok parallel aan de straat, leien). De in- en uitgezwenkte topgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, verlevendigd met blauwe hardsteen voor de plint en witte natuursteen voor speklagen, waterlijsten, reliëfs, postamenten, frontons, sluit-, kraag- en dekstenen. Het rechthoekige schoolportaal met naambord, driehoekig fronton en kruis, wordt geflankeerd door een verbouwde winkelpui met zijportaal, waarvan de I-balk en hoekpilasters bewaard zijn. Nadrukkelijk horizontaal geleed door geprofileerde waterlijsten, beantwoordt de bovenbouw aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters, op de eerste verdieping geflankeerd door pilasters, op de tweede gevat in rondbogige spaarvelden met diamantkopsleutel. Beide worden bekroond door groteskenreliëfs met een leeuwenkop of vaas. Een fries met halve bollen markeert de overgang naar de tweeledige geveltop, met voluten, overhoekse pinakels of postamenten en siervazen. Met een vierlicht in de eerste en een tweelicht in de tweede geleding, wordt deze bekroond door een gebroken driehoekig fronton op consoles, een topstuk en een gebogen fronton.
Volgens de bouwplannen beslaat de winkel de begane grond, geflankeerd door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal van de huurkwartieren op de verdiepingen, en de vestibule van de kindertuin.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1906#742.