Geheel van twee volgens spiegelbeeldschema gekoppelde burgerhuizen in art-nouveaustijl, gebouwd in opdracht van de heer De la Motte, naar een ontwerp door Jacques De Weerdt uit 1909, uitgevoerd in 1910. Voor De la Motte ontwierp De Weerdt in 1911 nog een burgerhuis in art-nouveaustijl op het perceel Marialei 19, dat niet werd uitgevoerd. De architect realiseerde alleen al in de De Marbaixstraat vermoedelijk zestien individuele bouwprojecten, waarvan drie voor eigen rekening, goed voor in totaal vierentwintig panden. In hetzelfde bouwblok leverde hij ook meerdere ontwerpen voor percelen aan de Lange Lobroekstraat.
De woningen De la Motte zijn representatief voor het oeuvre van Jacques De Weerdt uit de periode vanaf omstreeks 1905 tot aan de Eerste Wereldoorlog. In nauwelijks tien jaar tijd realiseerde de architect alleen al op het toenmalige grondgebied van de stad Antwerpen meer dan honderd panden, overwegend in art-nouveau- of neorococostijl, vaak van eenzelfde standaardtype. Deze architectuur is herkenbaar aan de voorkeur voor natuursteen als parement, de vloeiende lijnvoering, de plastische volumetrie en het sierlijke smeedijzer in zweepslagstijl. Begonnen als tekenaar in dienst van de Belgische Spoorwegen vóór de eeuwwisseling, liep zijn carrière tijdens de minder productieve jaren 1920 ten einde.
Met een gevelbreedte van elk twee traveeën omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een plat dak. Opgevat als één symmetrisch gevelfront, heeft de lijstgevel een parement uit roomkleurige Silezische brikken in kruisverband, met gebruik van witte natuursteen voor de puilijst, speklagen, balkons, lekdrempels, archivolten, waterlijsten, kraagstenen en steigergaten, op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst, legt de compositie de klemtoon op het twee traveeën brede en hoger opgetrokken middenrisaliet. Dit laatste wordt boven de gekoppelde inkomdeuren gemarkeerd door een lisene met een cartouche en kapiteel, en op de tweede verdieping door een drielicht met een polychroom mozaïekpaneel van een vrouwenfiguur in het middenluik, gesigneerd: "EUG. TANKE BORGERHOUT". Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rondboogdeuren en vensters met waterlijsten en individuele lekdrempels. De brede zijtraveeën onderscheiden zich door tweelichten op begane grond en tweede verdieping, en een venster met Frans balkon en smeedijzeren borstwering op de eerste verdieping. Polychrome mozaïekpanelen op de borstweringen van het middenrisaliet verbeelden gevleugelde engelenkopjes met guirlandes. Het art-nouveau-karakter berust op de profilering, lijnvoering en vormgeving van de waterlijsten, gebogen lekdrempels met spuwers en het smeedwerk. Een gebroken, klassiek hoofdgestel met een houten kroonlijst op deels gekoppelde consoles, gekoppeld in de zijflanken (vernieuwd in het linker pand) vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur met siersmeedwerk en een deel van de vensters met typische roeden is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies.
De gespiegelde plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, in de achterbouw geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc. De eerste verdieping biedt ruimte aan drie slaapkamers en een terras, de tweede verdieping aan twee kamers en een ‘kabinet’.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1909#2123 (De Marbaixstraat) en 1911#1507 (Marialei).
- VANHOVE B. 1978: De art-nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven verhandeling Rijksuniversiteit Gent, 93.