Burgerhuis in art-nouveaustijl gebouwd in opdracht van Martin Blaanbeen, naar een ontwerp door de architect Jan Jacobs uit 1906.
De woning Blaanbeen maakt deel uit van het vroege oeuvre van Jan Jacobs, die omstreeks 1900 zijn debuut maakte als architect, en zich vóór de Eerste Wereldoorlog liet opmerken met woningen in sobere art-nouveaustijl. Het gebouw is verwant met de woning Jansen uit 1907 aan de Arthur Goemaerelei. Uit deze periode dateren ook meerdere landhuizen in Engels geïnspireerde cottagestijl, zoals de “Eikenhoeve” en het “Hof ter Vijvers” te Kapellen. Tijdens de jaren 1920, aanvankelijk in associatie met de architect Paul Smekens, ontwikkelde Jacobs een stijlvolle, zakelijke art-decostijl, waarvan het appartementsgebouw "Résidence La France" aan de Jan Van Rijswijcklaan en het kantoorgebouw Compagnie Nationale d’Eclairage aan de Louiza-Marialei als meest representatieve voorbeelden gelden. Vanaf de jaren 1930 zette de architect, die vermoedelijk tot in de jaren 1950 actief bleef, de stap naar een meer uitgesproken modernisme. Een belangrijk aandeel in zijn architectuurproductie betreft gebouwen voor infrastructuur en nijverheid.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel heeft een parement uit witte Silezische brikken in kruisverband, met gebruik van witte natuursteen voor hoekblokken, kraagstenen en waterlijsten, en blauwe hardsteen voor de plint en lekdrempels. Met een smeedijzeren Frans balkon in de middenas van de eerste verdieping, beantwoordt de opstand aan een axiaal opzet. Verder regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van achtereenvolgens getoogde, rechthoekige en rondbogige muuropeningen, de vensters op gebogen lekdrempels met spuwer, en in de topgeleding geaccentueerd door spitse waterlijsten op doorgetrokken imposten. Markante gevelbekroning door middel van een kleurrijke sgraffitofries met zonnebloemen, die doorloopt over de boogzwikken. Deze is gevat tussen uitgelengde en getrapte postamenten op kraagstenen, die de houten kroonlijst met consoles dragen. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en de vensters met typische roeden in het bovenlicht is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Vermoedelijk beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht, geflankeerd door keuken, pomphuis en wc in de achterbouw.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1906#1314.