erfgoedobject

Hulpgevangenis/Arresthuis

bouwkundig element
ID
72854
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/72854

Juridische gevolgen

Beschrijving

De hulpgevangenis werd in 1866-1869 gebouwd als arresthuis. De bijnaam 'hulpgevangenis' kreeg het arresthuis pas op het einde van de 19de eeuw om het te onderscheiden van de centrale gevangenis aan de Geldenaaksevest. De hulpgevangenis bewaart nog tal van oorspronkelijke 19de-eeuwse interieurelementen, voornamelijk in een neogotische vormgeving.

Historiek

Tijdens de Franse periode was een arresthuis ingericht in de Brusselsepoort van de eerste stadsmuur, en was er een bijkomend arresthuis in de Savoyestraat. Het arresthuis verhuisde tijdens de Hollandse periode naar de Diestsepoort en bleef er ook na de Belgische onafhankelijkheid gevestigd. De ongezonde leefomstandigheden in de Diestsepoort bleken echter onverenigbaar met de hervorming van het Belgische gevangeniswezen door Edouard Ducpétiaux (1804-1868), waardoor de bouw van een nieuw arresthuis zich opdrong.

De ministeriële beslissing voor de bouw van een nieuw arresthuis in Leuven werd genomen in 1864. Eind 1865 volgde de openbare aanbesteding van de bouw van het arresthuis. Architect was François Derre uit Brussel, ook verantwoordelijk voor de bouw van de gevangenissen van Dendermonde, Gent, Hasselt, Doornik en Sint-Gillis (Brussel). Aannemer De Vestel werd aangesteld als uitvoerder van de werken. Vooraleer de bouw aan te vatten werden eerst de terreinen ten noorden van de Maria Theresiastraat verkaveld. Naar de plannen van stadsarchitect Edward Lavergne werd in 1866 de Justus Lipsiusstraat doorgetrokken en de Nobelstraat aangelegd, en werd binnen het nieuw gecreëerde bouwblok het terrein van het arresthuis afgebakend. Vanaf 1868 was het nieuwe arresthuis gedeeltelijk in gebruik. De officiële ingebruikname volgde op 1 mei 1869. Het arresthuis van de Diestsepoort werd afgebroken in 1872-1873.

Het gevangenisgedeelte van het volledig onderkelderde arresthuis werd centraal op het terrein ingeplant. Volgens het Pennsylvania-systeem werden drie vleugels met afzonderlijke cellen in Y-vorm geschikt rondom een achthoekige centraalbouw. De lange zuidoostelijke vleugel (vleugel A) was bestemd voor mannelijke veroordeelden, de westelijke vleugel (vleugel B) voor mannelijke beklaagden en de noordelijke vleugel (vleugel C) voor vrouwelijke beklaagden en veroordeelden. Het mannengedeelte telde 204 cellen en 28 afzonderingscellen, het vrouwengedeelte 31 cellen en zes vertrekken voor verpleging. In de aanbouw tegen de noordelijke dwarsgevel van vleugel C verbleven de zuster-bewakers van de vrouwelijke gevangenen. Bovenaan in de centraalbouw was de kapel ingericht. Het administratief gedeelte van het arresthuis strekte zich uit langs een centrale as tussen de centraalbouw en de ingang aan de Maria Theresiastraat. Het poortgebouw bevatte de woningen van de twee gevangenisdirecteuren – in het oude gevangenisregime werd de permanentie van het gevangenisbestuur afwisselend verzekerd door twee directeuren. Tussen het poortgebouw en de centraalbouw was het volume met de dienstingang ingeplant.

Tijdens de jaren 1990 werd een gedeeltelijke, meerfasige renovatie van het arresthuis ondernomen. De twee mannenvleugels (vleugels A en B) werden gerenoveerd in 1994. De cellen werden aangepast aan hedendaags leefcomfort, waarbij de oorspronkelijke vensters werden vergroot. In 1999-2000 werd tussen vleugel B en het gebouw van de oude dienstingang een nieuwe administratieve vleugel gebouwd. De vrouwenvleugel (vleugel C), waar tot 1966 vrouwelijke gedetineerden verbleven, is nog steeds in onbruik, samen met de annex van de zusters die de vrouwenvleugel bewaakten. Vandaag herbergt de hulpgevangenis voorlopig en definitief veroordeelden, alsook veroordeelden met psychische problemen.

Beschrijving

Situering

Het ommuurde complex van het arresthuis wordt ingesloten door de Maria Theresiastraat in het westen, de Justus Lipsiusstraat in het noorden en de Arnould Nobelstraat in het oosten. Aan de zuidzijde wordt het complex begrensd door de bebouwing aan de Jozef II-straat. De toegang tot het arresthuis verliep oorspronkelijk via het poortgebouw aan de Maria Theresiastraat, sinds de renovatie in de jaren 1990 via een nieuw inkomgebouw in de zuidwestelijke hoek van de ommuring. Centraal in de muur aan de Maria Theresiastraat bevindt zich het poortgebouw. De poort geeft uit op een achthoekige inkomhal met aan de noord- en zuidzijde de twee directeurswoningen van het arresthuis. Achter het poortgebouw staat het vierkante volume van de vroegere dienstingang die via een korte gang in verbinding staat met de achthoekige centraalbouw van het gevangenisgedeelte. Op de achthoek sluiten de drie vleugels aan. Tegen de noordelijke dwarsgevel van vleugel C is het verblijf gebouwd van de zusters die instonden voor de bewaking van de vrouwenvleugel. Het bijgebouw aan de oostzijde van vleugel C bevat thans de wasserij. Het administratief gebouw tussen de oude dienstingang en vleugel B werd toegevoegd in 1999-2000.

Poortgebouw

Het poortgebouw bestaat uit een centrale, achthoekige inkomhal, geflankeerd door de twee voormalige directeurswoningen met tuin. Het neo-Tudor exterieur van het poortgebouw wordt getypeerd door een decoratief gebruik van kantelen, trapgevels, achthoekige siertorens met schietgaten, Tudorbogen en kruisvensters met ingeschreven spitse vierlobben. Het materiaalgebruik wordt gekenmerkt door het contrast tussen oranje baksteen voor de doorlopende muurpartijen en blauwe hardsteen voor de plint, hoekkettingen en venster-, deur- en poortlijsten.

De gevel van het poortgebouw aan de Maria Theresiastraat bestaat uit een terugwijkende centrale poorttravee en de drie traveeën brede straatgevels van beide directeurswoningen. De centrale poort en het venster erboven zijn gevat in een spaarveld met Tudorboog. De poorttravee wordt afgesloten door valse mezekouwen in blauwe hardsteen en een kanteel met het wapenschild van de provincie Brabant. De flankerende siertorens hebben een ronde basis met wachthokjes onder spitsboog. De achthoekige bekroning van de siertorens zet aan op een lijst in blauwe hardsteen. De straatgevels van de directeurswoningen zijn twee bouwlagen hoog en drie traveeën breed. Het middenrisaliet van de straatgevels wordt bekroond door een trapgevel op spaarboog. De uiterste traveeën worden bekroond door sierkantelen. De drie traveeën brede tuingevel van de zuidelijke directeurswoning heeft dezelfde uitvoering maar is zonder middenrisaliet; de noordelijke directeurswoning bezit een vooruit springend torenvolume. In de directeurswoningen bleven enkele oorspronkelijke interieurelementen bewaard (gestucte moulures tegen het plafond, dubbele deuren).

Centraalbouw

Via de volledig gerenoveerde oude dienstingang bereikt men de centraalbouw die de drie gevangenisvleugels bedient. De centraalbouw bestaat uit een octogoon en een eveneens achthoekige omgang. De gelijkvloerse en eerste verdieping van de omgang stemmen overeen met de volledige gelijkvloerse verdieping van de octogoon. De tweede verdieping van de omgang geeft uit op de voormalige kapel in de eerste verdieping van de octogoon. De buitengevels van de omgang worden in de twee onderste bouwlagen doorbroken door getoogde vensters. De bovenste bouwlaag is uitgewerkt als een trapgevel met centraal roosvenster. Het neogotische maaswerk bestaat uit vijf oculi met ingeschreven vierpassen. Bovenop de flauwe zadeldaken van de omgang prijkt de met een tentdak overdekte kapel. Ter hoogte van de roosvensters in de bovenste bouwlaag van de omgang loopt een passerelle met neoclassicistisch getinte balustrade.

De wanden van de gelijkvloerse verdieping van de octogoon hebben een drieledige opstand. De onderste doorgangen met Tudorboog geven uit op de gelijkvloerse verdieping van de omgang; de bovenste doorgangen met Tudorboog en de bovenlichten met drie ingeschreven lancetten geven uit op de eerste verdieping van de omgang. Het achtdelige ribgewelf van de gelijkvloerse verdieping van de octogoon zet aan op schalken met gestucte consoles en kapitelen. De stucversiering op de sluitsteen van het ribgewelf is een mengvorm van neoclassicistische en neogotische florale motieven. Waar de octogoon aansluit bij de drie vleugels is de drieledige opstand vervangen door een hoge doorgang in Tudorboogvorm. Centraal in de gelijkvloerse verdieping van de octogoon is het oorspronkelijke kijkplatform bewaard gebleven. De natuurstenen vloerplaten worden gedragen door een neogotisch ijzeren onderstel, opgebouwd uit acht slanke zuilen en gordelbogen met open maaswerk (oculi met driepassen) in de zwikken. Het kijkplatform bedient de vertrekken op de eerste verdieping van de omgang, en de onderste passerelles van de gevangenisvleugels A en B. De vroegere vrouwenvleugel (vleugel C), waar niet mannelijke cipiers maar zusters instonden voor de bewaking, is afgesloten van de octogoon. De balustrade van het kijkplatform in de octogoon en van de passerelles in de drie vleugels heeft dezelfde neoclassicistische vormgeving als de balustrade aan de buitenzijde van de centraalbouw.

De vertrekken op de gelijkvloerse verdieping van de omgang worden bediend door een gang die de verbinding vormt tussen het administratief gedeelte, de octogoon en de gevangenisvleugels. De vertrekken op de eerste verdieping beslaan de volledige diepte van de omgang. Troggewelven vormen de overdekking van de vertrekken in de omgang. Zij rusten op gordelbogen op de begane grond en op ijzeren zuilen op de eerste verdieping. In de door roosvensters verlichte vertrekken op de tweede verdieping van de omgang volgden gevangenen de mis die werd opgedragen in de kapel op de eerste verdieping van de octogoon. Thans zijn deze ruimten onder meer in gebruik als bibliotheek en kapel. De spitsboogopeningen die zicht verleenden op het altaar in de octogoon zijn gedicht. Drie van de vier roosvensters bevatten nog het oorspronkelijke gekleurde brandglas.

De voormalige kapel op de eerste verdieping van de octogoon heeft haar oorspronkelijke neogotische interieur volledig bewaard. Onderaan de wanden van de achthoek bevinden zich de gedichte spitsboogopeningen naar de vertrekken op de tweede verdieping van de omgang. Bovenaan steken telkens twee spitsboogvensters met maaswerk in ijzeren roeden. Het achtdelige ribgewelf is een bepleisterde en geverfde houten structuur, gedragen door schalken met consoles en kapitelen. De stucversiering van de kapitelen, consoles en van de sluitsteen van het gewelf is dezelfde als in de gelijkvloerse verdieping van de octogoon. De oker geverfde wanden van de kapel zijn rond de vensters en op de schalken en ribben van het gewelf versierd met een voegenschildering.

De drie gevangenisvleugels

De gevangenisvleugels zijn drie bouwlagen hoog, overdekt door een flauw zadeldak. De dwarsgevels worden beheerst door een sterk uitspringend middenrisaliet, geflankeerd door gekanteelde hoektorens met valse schietgaten. Centraal in het middenrisaliet is een groot spitsboogvenster met maaswerk aangebracht, daarboven drie valse schietgaten. De onversierde langsgevels bevatten slechts de getoogde celvensters. De binnenindeling van de gevangenisvleugels is intact: een open middengang over de volledige hoogte van de vleugel, met per bouwlaag cellen aan weerszijden van de gang. De cellen worden bediend door passerelles, per verdieping verbonden door loopbruggen die de open middengang overspannen. De schragen van de passerelles hebben open neogotisch maaswerk (oculus met driepas), terwijl de balustrades neoclassicistisch getint zijn. De passerelles van de eerste verdieping staan in verbinding met het kijkplatform in de octogoon. Metalen spiltrappen met open vierpassen in de stootborden verzekeren de verticale circulatie tussen de passerelles. De middengang wordt overdekt door een bakstenen tongewelf met verglaasde vakken. Tijdens de renovatie in de jaren 1990 werden in de vleugels A en B de passerelles verstevigd met verankerde stijlen, werden de vloeren vernieuwd en de wanden herschilderd. De bakstenen kelders van de gevangenisvleugels herhalen de bovengelegen binnenindeling: een brede middengang onder tongewelf met aan weerszijden kleinere kelders gescheiden door gordelbogen. In de zadeldaken van de drie vleugels worden de houten kepers gedragen door een metalen dakkap. De spanten bestaan uit nokstijlen verbonden met trekstangen. Die zijn scharnierend bevestigd aan de spantbenen en worden gestut door gietijzeren zuilen.

  • Leuven, Stadsarchief, Modern Gemeentearchief, 9123: Prisons – Maisons d’arrêt cellulaire – Construction – Aquaduc Boulevard du Canal.
  • Leuven, Stadsarchief, Bulletin Communal, 1864.
  • VAN EVEN E. 1895: Louvain dans le passé et le présent, Leuven: 304-306.

Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hulpgevangenis/Arresthuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/72854 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.