is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Woning Max Rooses
Deze vaststelling is geldig sinds
Burgerhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl, volgens de bouwaanvraag uit 1878 opgetrokken in opdracht van Max Rooses.. Uit het bouwdossier vallen de architect noch aannemer af te leiden, maar het ontwerp wordt toegeschreven aan stadsbouwmeester Pieter Dens. Als conservator van het Museum Plantin-Moretus, had Rooses in 1876-1877 nauw samengewerkt met Dens, onder wiens leiding “de Gulden Passer” aan de Vrijdagmarkt was gerestaureerd en heringericht. Het gevelontwerp is bovendien nauw verwant met enkele van de negen politiecommissariaten die de stadsbouwmeester tussen 1875 en 1879 tot stand bracht. Het gevelontwerp wijkt af van de uitgevoerde toestand, door een rechthoekige erker met afdak op de eerste verdieping, en een rijker dakvenster met voluten, fronton en obelisk in Florisstijl.
In 1885 liet Max Rooses op de achter aanpalende percelen Tuinbouwstraat 2-6 een vastgoedproject van drie gekoppelde burgerhuizen bouwen door de aannemer Petrus Joannes Rooses, vermoedelijk een familielid. Voor het uitbreiden van de woonvertrekken op de begane grond met de veranda in 1890, engageerde hij dan weer de architect Charles Dens, neef van Pieter Dens.
Max Rooses (Antwerpen, 1839-Antwerpen, 1914), die naam maakte als kunsthistoricus, literair criticus en liberaal publicist, speelde daarnaast een vooraanstaande rol als progressistisch liberaal en combattief flamingant. Hij promoveerde in 1863 tot doctor in de Wijsbegeerte en Letteren aan de universiteit van Luik, en bracht vervolgens wetenschappelijke studies uit over de geschiedenis van de Zuid-Nederlandse letterkunde. Zijn onderwijsloopbaan bracht hem in Namen en Gent, waar hij zijn echtgenote Lucia Van Geert ontmoette, de dochter van de gefortuneerde Antwerpse tuinbouwkundige Karel van Geert (Antwerpen, 1817-1896). Rooses werd in 1876 benoemd tot eerste conservator van het Museum Plantin-Moretus, dat pas door de stad Antwerpen was aangekocht. Tot zijn belangrijkste kunsthistorische publicaties behoren de Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool uit 1879 en het bekroonde Rubens’ Leven en Werken uit 1903. Max Rooses was verbonden aan de Liberale Vlaamsche Bond, het Willemsfonds en de vrijmetselaarsloge Les Elèves de Thémis, en behoort tot de medeoprichters van De Nieuwe Gazet. Verder lag hij mee aan de basis van de vernederlandsing van het officiële middelbaar onderwijs via de wet Coremans-De Vigne uit 1883, en van de Gentse universiteit via de Vlaamsche Hoogeschoolcommissie.
Als stadsbouwmeester, een functie die hij vervulde van 1 juli 1863 tot eind 1884, speelde Pieter Dens een voortrekkersrol in de verspreiding van de neo-Vlaamserenaissance-stijl in Antwerpen. Tot de vroege toepassingen behoren de politiecommissariaten uit de jaren 1875 tot 1879. Tijdens zijn ambtsperiode verrezen in Antwerpen van zijn hand onder meer de verdwenen Vlaamse Schouwburg aan de Kipdorpbrug, het oude Slachthuis aan de Lange Lobroekstraat, en een twaalftal scholen met als belangrijkste het Koninklijke Atheneum aan de Franklin Rooseveltplaats en de Middelbare Meisjesschool in de Lange Leemstraat. Waar een sobere, robuuste baksteenarchitectuur, het exclusieve gebruik van rondbogen, en het verzaken aan overtollige ornamenten zijn vroege ontwerpen kenmerkten, evolueerde zijn stijl vanaf midden jaren 1870 naar een meer decoratief, door de neorenaissance beïnvloed eclecticisme.
De voorname rijwoning met dubbelhuisopstand en een gevelbreedte van vijf traveeën, omvat drie bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, leien). Voor het parement van de lijstgevel is rood baksteenmetselwerk in kruisverband toegepast, verankerd door smeedijzeren sierankers in de vorm van gebundelde roosjes, naar de naam van de bouwheer. Van witte natuursteen is gebruik gemaakt voor de frontispice van de inkomtravee, speklagen, waterlijsten, kruiskozijnen, kraag- en dekstenen, en van blauwe hardsteen voor de geprofileerde plint. Axiaal-symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de middenas, die hoger oploopt in een getrapt dakvenster. Deze wordt gemarkeerd door de over drie bouwlagen oplopende frontispice met het inkomportaal, gesuperposeerde orden en een frontonbekroning, in de stijl van Hans Vredeman de Vries. Het rondboogportaal met leeuwenkopsleutel, waterlijst, imposten en casementen in de zwikken, is gevat tussen pilasters met wortelmotief en een entablement op gegroefde voluutconsoles. Op de eerste verdieping wordt het rondboogvenster met waterlijst, voluutsleutel, imposten en tondi in de zwikken, geaccentueerd door Dorische pilasters met gegroefde schacht, een balustrade en een entablement. Het rondboogtweelicht met waterlijsten, imposten en tondi van de tweede verdieping, wordt omlijst door composiete pilasters, een balustrade en driehoekig fronton met topstuk. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit verkleinende registers van kruiskozijnen met druiplijst en ontlastingsboog, op de bovenverdiepingen verbonden door waterlijsten. Een gebroken houten kroonlijst met tandlijst op consoles waartussen casementen vormt de gevelbeëindiging. Het getrapte dakvenster van vier treden met schouderstukken, een overhoeks topstuk en smeedijzeren bekroning, wordt geopend door een rondboogvenster met sluitsteen, waterlijst en imposten. De houten inkomdeur met paneelwerk en smeedijzeren waaier en het vensterschrijnwerk zijn bewaard, evenals de gietijzeren voetschraper. Verdwenen zijn de twee afgesnuite dakkapellen.
De plattegrond wordt opgedeeld door de centrale inkom en gang over de volledige diepte van het pand, die rechts wordt geflankeerd door de spreekkamer en de traphal met bovenlicht. In de linkerflank bevinden zich het salon, de eetkamer en de in 1890 toegevoegde veranda gebruikt als werkkamer. Deze drie vertrekken hebben een rijk gelambriseerd interieur in neo-Vlaamserenaissance-stijl, met een iconografisch programma dat verwijst naar het humanisme, de rederijkers en de kunsten uit de 16de en 17de eeuw. Voor het decor deed Max Rooses in 1882 beroep op de Gentse kunstschilder Gustave Den Duyts, leidend ontwerper van de historische stoet voor de herdenking van de Pacificatie van Gent in 1876. Hij signeerde het Antwerpse stadswapen op de lambrisering tegenover de schouw. Een tapijtcyclus ingewerkt boven de lambrisering verbeeldt taferelen uit het Reinaert-epos, waaraan Rooses zijn eerste, in 1865 gepubliceerde verhandeling opdroeg.
Het salon is versierd met spreuken en deviezen, waaronder de lijfspreuk “VRANK EN VRY” van de volksdichter Theodoor Van Rijswijck. De vier plafondcassetten zijn gewijd aan de beeldhouwkunst (Quellin en Cornelis Floris), de schilderkunst (Rubens en Jordaens), de graveerkunst (Edelinck en Pontius) en de letterkunde. Gewijd aan Apollo, dragen de plafondcassettes polychrome decoraties die verwijzen naar de negen muzen Kalliope, Clio, Polyhymnia, Euterpe, Terpsichore, Erato, Melpomene, Thalia en Urania. Op de lambrisering zijn vergulde sauriërs afgebeeld. In de veranda uit 1890 draagt de schouw het embleem van het Plantijnse huis, de passer, en verder bestaat het decor uit kleurrijke trofeeën die verwijzen naar de gilden en ambachten. Achteraan in de gang, bevat het bovenlicht van de tuindeur glas-in-loodramen met roosjes, naar de naam van de bouwheer.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Provinciestraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hotel Max Rooses [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7474 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.