is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kapel Onze-Lieve-Vrouw Troosteres der Bedrukten
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Kapel Onze-Lieve-Vrouw Troosteres der Bedrukten
Deze bescherming is geldig sinds
De kapel werd opgericht door Pieter en Jan Peenres, nadat ze uit de gevangenis in Stokkem verlost waren; waarschijnlijk hebben deze feiten te maken met het beleg van de burcht van Stokkem in 1361. Hier had Godfried van Dalenbroeck, de aangewezen erfgenaam van de laatste graaf van Loon, Diederik van Heinsberg, zijn leger samengetrokken om weerstand te bieden aan prins-bisschop Engelbert van der Marck, die het graafschap voor zichzelf opeiste. De prins-bisschop trok persoonlijk met een grote troepenmacht naar Stokkem en belegerde het kasteel, dat na 27 dagen werd ingenomen. Waarschijnlijk werden een aantal aanhangers van Godfried van Dalenbroeck in het kasteel zelf opgesloten, wat het geval moet geweest zijn met de gebroeders Peenres van Opitter. Zij hadden de belofte gedaan een Onze-Lieve-Vrouwkapel te bouwen als ze behouden zouden terugkeren. De broers stierven vóór de kapel voltooid was. Een aantal personen verenigden zich om het gebouw verder af te werken: Cornelius en Pieter Sondegoets, Jacobus de Sarto, en Leonard Sondegoets, zoon van Pieter. Zij doen in 1426 of 1427 een aanvraag om de kapel te laten wijden. Patronaat en tienden waren in handen van de abdij van Averbode. Tijdens de Franse tijd was de kapel elf jaar gesloten, ze ging in 1808 weer open.
Het oorspronkelijke gebouw was een driebeukig kerkje van waarschijnlijk vier traveeën, en een koor van twee rechte traveeën met vlakke sluiting, gebouwd in overgangsstijl romaans/vroeggotisch. Circa 1500 wordt het huidige, gotische koor gebouwd, aansluitend bij het oorspronkelijke, vlakke koor; mogelijk dateren ook de gewelven van het schip uit deze periode. Op een bepaald moment schijnt te kapel te groot of bouwvallig geworden te zijn: de beide zijbeuken worden afgebroken en de rondboogvormige scheibogen met het mergelstenen afbraakmateriaal opgevuld; ook één of twee westelijke traveeën verdwenen. Het is niet duidelijk wanneer dit gebeurde: logisch zou zijn deze ingreep te plaatsen bij de bouw van het huidige koor, waardoor koor en middenschip van de oude kapel het nieuwe schip gingen vormen van de toenmalige kapel. Sommige auteurs dateren de verbouwing 1661 en plaatsen ze in de verfraaiingscampagnes van de kapel door pastoor Nicolas Reymers (1639-1680). Hij was het die de bedevaart naar de kapel sterk bevorderde. Waarschijnlijk in 1742 werden de westelijke travee en de westelijke gevel met baksteen gerestaureerd, en werd een laag, bakstenen portaal tegen de westelijke gevel aangebouwd; mogelijk is de hogervermelde afbraak van één of twee westelijke traveeën ook in deze periode te situeren, evenals de merkwaardige rondboogvormige vensters van het koor, die moeilijk als gotisch kunnen beschouwd worden. De kapel werd gerestaureerd in 1907 door architect V. Lenertz (Leuven). Restauratie in 1928 door architect K. Gessler (Maaseik). Bij deze restauratie werd het schip opnieuw met één mergelstenen travee in westelijke richting verlengd, op de plaats van het bakstenen portaal. In deze bijgebouwde travee werd een portaal ondergebracht met een vlakke, houten zoldering; het oorspronkelijke, bepleisterde tongewelf van de oorspronkelijke westelijke travee werd eveneens door een houten zoldering vervangen. Het portaaltje in de noordgevel van het koor werd terug opengemaakt. Bovendien dateert al het maaswerk der vensters van deze restauratiecampagne. In 2000-2003 restauratie door architect E. Martens (Maaseik).
De plattegrond beschrijft een thans éénbeukig schip van vier traveeën en een koor van twee rechte traveeën met driezijdige sluiting; de westelijke travee fungeert als portaal. Mergelstenen gebouw op een sokkel van Maaskeien; een kleine ijzerzandstenen muurpartij in de noordgevel. Zadeldaken (leien). Dakruiter op de oostelijke travee van het schip. Geprofileerde mergelstenen kroonlijst. In elke zijgevel bleef één van de mergelstenen rondbogen bewaard van de arcade die vroeger de scheiding vormde tussen midden- en zijbeuken, in de noordgevel nog voorzien van de imposten. In elke gevel een steunbeer tussen de derde en vierde travee. De twee westelijke travee hebben elk een hoog geplaatst, klein spitsboogvenster; in de zuidelijke gevel vervangt het tweede van deze vensters een getoogd, venstertje uit de eerste helft van de 18de eeuw; de twee oostelijke traveeën hebben grote spitsboogvensters; mergelstenen omlijsting met dito maaswerk (1928); de westelijke travee van de noordzijde is blind. De westgevel, in zijn geheel daterend van 1928, is een puntgevel, voorzien van een getoogd portaal in een geprofileerde, spitsboogvormige omlijsting, voorzien van een druiplijst; erboven een roosvenster met mergelstenen maaswerk; in de geveltop een smal spitsboogvenster met driepasmotief. Het koor heeft steunberen van drie geledingen, de twee oostelijke voorzien van gesculpteerde reliëfs, sterk gerestaureerd: één met voorstelling van een bisschop (Sint-Norbertus?), de twee andere met niet geïdentificeerde personages. Omlopende druiplijst. Onder de dakrand een mergelstenen rondboogfries op consooltjes in de vorm van maskers, waarboven een fries met dambordpatroon. Het koor is voorts boven de plint voorzien van een hardstenen waterspuwer voor ablutiewater en, in de westzijde onder het venster, van een rondboognis met offerblok. Spitsboog- en rondboogvensters in een geprofileerde omlijsting. In de rechte koortravee aan noordzijde een smalle rondboogdeur in een licht uitspringende, mergelstenen omlijsting met twee kalksteenblokken; erboven een gestileerd bloemmotief, en hierboven een sterk gerestaureerd reliëf van een niet geïdentificeerd personage.
Mergelstenen interieur. De twee westelijke traveeën voorzien van een vlakke houten zoldering (1928), de twee oostelijke traveeën van een kruisribgewelf met doorlopende topnerf op mergelstenen colonnetten. Gelijkaardige overwelving van het koor, met straalgewelf boven de sluiting. Spitsboogvormige scheiboog tussen koor en schip. De brede rondboog tussen de tweede en derde travee is de scheiboog van het oorspronkelijke koor uit de tweede helft van de 14de eeuw. De meest westelijke travee fungeert als portaal met erboven een doksaal, en met toegang tot het schip via een spitsboogportaal en twee spitsboogvensters. De wanden van het oude koor zijn voorzien van brede, getoogde spaarnissen. In de wanden van de westelijke travee zijn de gedichte rondbogen van de scheidingsarcade tussen de middenbeuk en de thans verdwenen zijbeuken zichtbaar.
schilderij Tenhemelopneming van Maria, doek, altaarstuk hoofdaltaar, Caes (Weert), (18de eeuw); schilderij Genezing der zieken door Onze-Lieve-Vrouw, doek (midden 17de eeuw); schilderij Verering van het beeld van Onze-Lieve-Vrouw, doek (midden 17de eeuw). Gekleed Onze-Lieve-Vrouwbeeld, gepolychromeerd hout (19de eeuw). Tot in 1662 bevond zich in de kapel het retabel dat thans opgesteld staat in de Sint-Trudokerk.
Hoofdaltaar, portiekaltaar, gemarmerd hout (tweede helft 17de eeuw); het tabernakel is gedateerd 1662. Biechtstoel, eik, gedateerd 1767. Communiebank, geschilderde eik (eerste helft 18de eeuw). Preekstoel, eik (eerste helft 17de eeuw). Glasraam met fragmenten van oude glasramen (16de eeuw), gerestaureerd door K. Gessler (Maaseik) in 1928, met blazoenen van Gerard Mewen, kanunnik van Sint-Lambertus en graaf Jan van Horne.
Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Opitter
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kapel Onze-Lieve-Vrouw Troosteres der Bedrukten [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/86041 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.