Geografisch thema

Opitter

ID
14578
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14578

Beschrijving

Voor het eerst vermeld in 1143 als Itera. Opitter is een Kempische gemeente, gelegen in het traditionele landschap Vlakte van Bocholt. De steilrand, die de scheiding vormt tussen het Kempisch Plateau en de Vlakte van Bocholt is in de gemeente zeer duidelijk: het is een circa 20 m hoog niveauverschil dat de westelijke grens van de gemeente vormt. Opitter ontstond zoals de meeste Kempische nederzettingen als een rivierdalnederzetting, in dit geval op een valleiwand van de Itterbeek. Deze stroomt van west naar oost door het centrum van de gemeente. Op de westelijke grens, bij de Pollismolen, vloeit de Eetsevelderbeek met de Itterbeek samen, en monden uit in de Vlakte van Bocholt, waarbij op de rand van het Kempisch Plateau een vrij brede vallei ontstond. Het grondgebruik in de beekvalleien wordt van oudsher gekenmerkt door vochtige beemden als hooi- en weiland gebruikt. Tot 1940 werd het merendeel van de valleien op deze manier in cultuur gebracht. Na de Tweede Wereldoorlog raakten veel van de hooilanden in onbruik; ze werden aangeplant met populieren, verruigden tot rietlanden of evolueerden terug tot elzenbroekbossen of laagvenen. Op de hogere valleiflanken en de plateaurand komen oude loofbossen en recentere naaldhoutbossen voor. Het historische akkerareaal, zoals aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77) bevond zich ten noorden en ten zuiden van de centraal gelegen Ittervallei, aan de voet van de steilrand. Deze oorspronkelijke graanakkers worden nu gebruikt voor intensieve rundveehouderij en, in mindere mate, hokdieren, met bijhorend grasland en voedergewassen als bodemgebruik.

De zuidwestelijke grens van de gemeente was tot midden 19de eeuw niet duidelijk: hier bevond zich, op het Kempisch Plateau, het heidegebied Bruyere d'Op Itteren (Ferrariskaart, 1771-77), een deel van de grote Gruitroderheide, een gemene bezitting van de omliggende dorpen, waarvan de eigendomstoestand zeer oud moet zijn, en opklimmen tot de stichting van de verschillende dorpen. Hoewel de gronden feitelijke bezittingen van de heren waren, werd het een soort verworven recht van de dorpelingen er gebruik van te maken, en nog later werden zij als werkelijke eigendommen van deze gemeenten beschouwd. Een grensafbakening is reeds bekend van 1390; op dat ogenblik verbonden de drie dorpen, waarover deze heide zich uitstrekte, Gruitrode, Neeroeteren en Opitter, zich ertoe de Gruitroderheide te behouden en te beschutten tegen al wie hen het bezit ervan zou betwisten, en elkaar hierin hulp te bieden indien nodig. In een streek met weinig vruchtbare gronden waren deze heidegebieden van vitaal belang voor de bewoners: zij dienden als weidegebieden voor het vee, en leverden allerlei materialen voor veevoeder en brandstof.

Op het grondgebied van de gemeente werd neolithisch materiaal gevonden. Opitter behoorde, zeker vanaf de 13de eeuw, tot het domein van de graven van Loon. In 1200 werd Opitter in leen gehouden door Balduinus, een ministeriaal ridder van de graaf van Loon. Een ander ministeriaal, Michiel van Rothem had eveneens rechten in leen in Opitter, onder meer het gehele of gedeeltelijke patronaatsrecht van de kerk, dat hij in 1279 overmaakte aan de abdij van Averbode. De abdij van Averbode bezat verscheidene goederen in Opitter, onder meer in Solt. De heerlijkheid was achtereenvolgens in handen van de families van Lieck (15de eeuw), van Mewen (1511), van Horion (1522), Dans (1665), Raes de Scrip (1683), Panis (1710), de Kellens (1758) en Vissers (1777).

De schepenbank van Opitter, die ook bevoegd was voor het aangrenzende Tongerlo, ressorteerde onder het Oppergerecht van Vliermaal. De zittingen van de schepenen hadden beurtelings in Opitter en Tongerlo plaats.

Onder Opitter ressorteerde een leen van het graafschap Loon, met name een molen en een laathof; in 1388 staat Gerard van der Hallen dit leen af aan Sybertus van Kessel. Dit laathof groeide uit tot de residentie van de heren van Opitter met kasteel. Ander leen- en laathoven waren: het laathof van Heyendael of Eyendael in Roren, een gehucht in het noordoosten van de gemeente, behoorde oorspronkelijk waarschijnlijk aan de familie Nuyens van Heyendael; het kwam in 1729 samen met het Parckenshof en het hof van Wassenberg onder Bree in het bezit van de familie de Borman; het laathof of erfmeierij van Mossis, dat zijn naam ontleent aan de familie Mossis of Mossas, kwam eind 16de of in de 17de eeuw in het bezit van de familie Das van Bree, later verkocht aan de familie de Borman; de grafsteen van Mathias Das († 1590) bevindt zich vóór de kerk van Bree; onder dit hof ressorteerden onder meer het Schillinxhof en het Thielenhof in Roren, en het Eertjeshof, eigendom van Hendrik van Mewen; het laathof van Evenbeul was eigendom van de abdij van Averbode; mogelijk is het laathof Everleer hiermee te identificeren; het laathof Op Gen Huys met molen, een leen van de leenzaal van Kuringen; het laathof van Hinnisdael, genoemd als ondergerecht van de hoofdbank van Vliermaal, geen andere gegevens bekend; het laathof Horion, genoemd als ondergerecht van de hoofdbank van Vliermaal; het laathof Herckenrode; het laathof Movis-over-de-Beek; het laathof Wijshaegen. De laathoven Horion, Heyendael, Everleer, Wijshaegen, Herckenrode en Movis-over-de-Beek, worden nog vermeld in 1792, wanneer zij door Thomas Vissers, heer van Opitter worden verheven voor de leenzaal van Kuringen. Vanaf de 14de eeuw waren er met de Vier Crispelen (Bree, Beek, Gerdingen en Reppel) conflicten over het gebruik van gemene heidegronden in het Hasselterbroek, die gedocumenteerd zijn vanaf 1359 en duurden tot 1732. Voor de militaire geschiedenis en de historische gebeurtenissen verwijzen wij naar de gemeente-inleiding van Bree. In de slag van Sint-Nikolaasdag 1648 verloor Opitter 11 mannen. De Sint-Trudokerk was waarschijnlijk een stichting van de graven van Loon, die de tienden in leen gaven aan één van hun ministerialen. Vanaf de 13de eeuw waren patronaatsrecht en tienden in het bezit van de abdij van Averbode, die tot eind 18de eeuw steeds een norbertijn als pastoor aanstelde. De kerk had de rang van quarta capella. Een klein gedeelte van de tienden was verdeeld over verschillende eigenaars, onder meer de abdij van Herkenrode. In de 17de eeuw had de abdij van Averbode de helft van de tienden, de andere helft was in het bezit van de pastoor. Eind 14de eeuw werd een Onze-Lieve-Vrouwekapel opgericht, die steeds een belangrijk bedevaartsoord was. Opitter was tot in de 20ste eeuw steeds een Kempisch landbouwersdorp. Er functioneerden oorspronkelijk vier watermolens op de Itter: de Pollismolen, één van de voormalige banmolens van Bree, de Kasteelmolen, de Slagmolen en een molen nabij de pastorie, de Pastorymolen, voor het eerst vermeld in 1388, thans verdwenen. In het centrum bevindt zich een kleine brouwerij. In de tweede helft van de 20ste eeuw evolueerde Opitter tot een forensengemeente. Het inwonersaantal nam na 1945 drastisch toe, onder meer door het oprichten van sociale woonwijken en verkavelingen. In 1970 werd de wijk Solt met Sint-Antoniuskapel, ten zuidoosten van de kern, van Gruitrode bij Opitter gevoegd. Het centrum van Opitter wordt gevormd door het Itterplein. Ten zuidwesten hiervan lag het kasteel van de heren van Opitter. Hiervan rest alleen het park Itterdal, in Engelse landschapsstijl, met merkwaardige boomsoorten en een vijvercomplex, gevoed door de Itter. Oppervlakte: 805 ha.

  • Hoeven en molentocht: Opitter en Tongerlo .
  • BAUWENS-LESENNE M., Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen), (Oudheidkundige repertoria, Reeks A: Bibliografische repertoria; 8), Brussel, 1968, pagina 280.
  • BEHETS J. - GRAUWELS J., De Keurboeken van het Graafschap Loon en het omliggende: einde 16de-einde 18de eeuw, 1981-82.
  • CUPPENS H. - SMET W., Limburgse watermolens. Molens op de Aabeek-Bosbeek en Itterbeek, Sint-Niklaas, 1980.
  • GERITS T.J., Zwervend langs Averbodes bouwkundig erfgoed, Averbode, 1974, pagina's 6-7.
  • GEUKENS B., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Limburg. Kanton Bree, Brussel-Sint-Truiden, 1977.
  • GOOLE F., De grote lenen in het Kwartier Maaseik-Stokkem en Bree, in Maaslandia, Rekem, 1984, pagina 63.
  • GRAUWELS J., De aartsdiakonale visitaties van het dekenaat Maaseik (1646-1726), (Het Oude Land van Loon, 38, 1983, pagina's 179-182).
  • GUFFENS T., Stam Domen, Opitter.
  • JANSSEN de LIMPENS K.J.T., Leen- en laathoven in de Maaslandse territoria voor 1795, Maastricht, 1974, pagina's 130-131.
  • LIERDE M. VAN, Opitter, Hasselt, 1985.
  • MAAS P.J., Une forme germanique de la propriété collective dans le Limbourg, Hasselt, 1905.
  • MAAS P.J., Geschiedenis van Neeroeteren, Roeselare, 1905-06.
  • MAES S.F. - DREESEN J., De geschiedenis van Bree. De parochie, de oude kloosters, Heverlee, 1946 .
  • MAES S.F., De geschiedenis van Bree. De gemeente van de oudste tijden tot aan de Franse revolutie, 1952, .
  • MANDERS J. - VERHEIJEN M., Koren op de molen. Langs de Itter, Echt, 1992, pagina's 59-80.
  • MOONS J., De Herkenrodeabdij en haar domein op het einde van het Ancien Régime, (Limburg-Het Oude Land van Loon, 2001).
  • NOELMANS S., Opitter: dorpsmonografie, Hasselt, 1986.
  • PEETERS H., Het kanton Bree tijdens de Franse revolutie, Bree, 1985.
  • REMANS A., Vreselijke St-Nikolaasdag 1648 in de Meeuwerheide, (Limburg, 47, 1968, pagina's 129-139).
  • SMETS W., Langs de Itter in Limburg, (Hartenvier, 6, 1986).
  • WEERD H. VAN DE, Het landdekenaat Eyck. Opglabbeek en Neerglabbeek. Opitter, (Limburg, 6, 1924-25, pagina's 13-20).
  • WIT J. DE, Bree rekent af met een stukje verleden. Vrienden en vijanden van het kasteel, (De Grimburger, 1, (11), 1984, pagina's 46-48).

Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Bruggenwachterwoning

  • Omvat
    Grensstraat (Opitter)

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve Veltmanshof

  • Omvat
    Itterplein

  • Omvat
    Kapel Onze-Lieve-Vrouw Troosteres der Bedrukten

  • Omvat
    Klooster en school

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve van 1876

  • Omvat
    Pastorie Sint-Trudoparochie

  • Omvat
    Rooiermolen

  • Omvat
    Rorenweg

  • Omvat
    Sint-Antoniuskapel

  • Omvat
    Slagmolen

  • Omvat
    Vinckemolen

  • Omvat
    Watermolen Pollismolen

  • Is deel van
    Bree


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Opitter [online], https://id.erfgoed.net/themas/14578 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.