De fusiegemeente Kortemark (gerealiseerd op 01/01/1977) is centraal in West-Vlaanderen gelegen, aan de noordrand van de Westhoek. De fusiegemeente bestaande uit Kortemark, Handzame, Zarren en Werken beslaat een oppervlakte van 5.499 hectare en telt 12.029 inwoners (gegevens gemeentebestuur 31/12/2007).
Kortemark behoort tot het bestuurlijk arrondissement Diksmuide en het gerechtelijk arrondissement Veurne.
Fysisch-geografisch behoort Kortemark tot twee grotere landschappelijke regio's, enerzijds Zandig Vlaanderen en meer specifiek het Westelijk Houtland in het noordelijk deel van het grondgebied, en anderzijds Zandlemig Vlaanderen en meer specifiek de uitlopers van de "Rug van Westrozebeke" in het zuidwestelijke deel en de uitlopers van de "Rug van Hooglede" (behorend tot het "Plateau van Tielt") in het zuidoostelijke deel van het grondgebied. Centraal in het grondgebied situeert zich de zogenaamde polderintrusie van de Handzamevaart, een dallandschap dat vanuit de IJzervlakte ten westen als een smalle wig in het grondgebied binnendringt.
In het uiterste noordoosten van het grondgebied, binnen het Westelijk Houtland, wordt ook nog het "Plateau van Wijnendale" onderscheiden, dat zich als een zogenaamd erosiereliëf uitstrekt van Aartrijke (Zedelgem) over Wijnendale (Torhout) tot het gehucht "Ruidenberg-Belhutte" (Ichtegem). Deze zone correspondeert ook met de zogenaamde oude veldgebieden van Torhout, waarvan het "Wijnendalebos" op het naburige Torhout en Ichtegem een restant vormt.
De bodem is hoofdzakelijk samengesteld uit zand- en zandleemgronden uit het Eoceen (40 tot 70 miljoen jaar oud). De polderintrusie van de Handzamevaart omvat kleiige gronden van jongere zee-afzettingen en dekt gronden af die behoren tot het Pleistoceen (zie verder). Kortemark heeft een zacht tot plaatselijk sterk glooiend landschap met hoogteverschillen die variëren van circa vier meter boven zeespiegelniveau in de vallei van de Handzamevaart tot circa 45 meter in het noordoosten nabij de "Ruidenberg" ("Edewalle", Handzame) en het zuidwesten nabij Vla (Vlastraat, Zarren). Hoogtetoponiemen komen voor nabij "Edewalle" ("Ruidenberg") en het gehucht "Geite-Sint-Jozef" ("Hoge", Hooglede), respectievelijk ten noordoosten en ten zuiden van het grondgebied. Het reliëf neemt af ten westen van het grondgebied, respectievelijk naar de grondgebieden van Vladslo (Diksmuide), Esen (Diksmuide) en Diksmuide toe. De beekstelsels met vrij smalle valleien van onder meer Colvebeek, Waterhoenbeek, Kasteelbeek, Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek, Zarrenbeek en Grijsperrebeek wateren in essentie westwaarts af naar de Handzamevaart (deelbekken van de IJzer). Bossen situeren zich in het noordoosten nabij "Edewalle".
De geologische afzettingen uit de tertiaire en kwartaire periode zijn van rechtstreeks belang voor de bodemgesteldheid. Het substraat wordt gevormd door subhorizontale, oorspronkelijk zwak naar het noordwesten hellende, mariene tertiaire lagen (zogenaamde "formaties van Gent en Tielt"). Gedurende de laatste IJstijd wordt door overheersende noordwestenwinden niveo-eolisch zandig en lemig materiaal aangevoerd en op de tertiaire lagen afgezet, die ondertussen aan de erosie blootgesteld waren geweest, zodat hun oppervlaktereliëf gewijzigd was. In de daarop volgende perioden worden de beekdalen (waaronder de Handzamevallei) gedeeltelijk opgevuld en bedekt met een veenpakket, onder invloed van een geleidelijke en toenemende vernatting.
Aan deze veengroei komt een einde door de overstromingen vanuit zee in het laatste millennium voor en het eerste millennium na onze tijdrekening, waarbij het zoute zeewater het achterland binnendringt via getijdengeulen en gebruik makend van bestaande waterlopen (onder meer Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek). Deze mariene overstromingen nemen toe in intensiteit aan het einde van de Romeinse tijd en het begin van de vroege middeleeuwen (zie verder). Aan de basis hiervan ligt in de eerste plaats de toenemende vernatting en het stijgen van de zeespiegel, maar het is waarschijnlijk dat ook de onstabiele politieke situatie een rol heeft gespeeld, door bijvoorbeeld slechter onderhoud van dijken en kustverdediging.
De overstromingen brengen niet alleen zout water in het binnenland, maar ook aanzienlijke hoeveelheden sediment. Op grote delen van het overstromingsgebied worden kleiige pakketten afgezet die als een deken over het landschap komen te liggen. De getijdengeulen zelf worden veelal met een meer zandig substraat gevuld. Deze geleidelijke opslibbing zorgt ervoor dat de schorre- en slikgebieden geleidelijk worden opgehoogd met een natuurlijk sediment en op die manier na verloop van tijd niet meer overstromen en opnieuw toegankelijk worden voor bijvoorbeeld bewoning, in de loop van de middeleeuwen.
Deze mariene invloed en de aanwezigheid van geulen spelen een determinerende rol in de leefwereld van de toenmalige mensen, zoals onder meer blijkt uit de lokalisatie van de dorpskernen van Handzame en Werken. Deze zijn gelegen op de droge oever van het overstromingsgebied, op een plek met directe toegang tot de (wellicht nog actieve) getijdengeul.
De omgeving van Kortemark is een van oudsher bewoond gebied, getuige de talrijke archeologische vondsten. De lokale bevolking houdt er aanvankelijk een rondtrekkend bestaan op na, waarbij ze overleeft van het verzamelen van planten, vruchten en van jacht en visvangst. Getuige hiervan zijn de talrijke vuurstenen voorwerpen die werden aangetroffen bij de opgravingen op de "Hoge Andjoen" te Werken (zie inventaris Werken).
Omstreeks 4.000 voor Christus doet vervolgens geleidelijk aan de landbouw zijn intrede in Vlaanderen en schakelt de bevolking over van een rondtrekkend naar een sedentair bestaan, waardoor onder meer erven en hoeven ontstaan. Ook ontstaan soms uitgestrekte grafvelden waarop soms grafmonumenten worden opgetrokken, veelal in de vorm van grafheuvels. Hoewel van deze grafheuvels op vandaag niets meer te zien is in het landschap, zijn via luchtfotografie meerdere circulaire sporen waargenomen in zowel Handzame, Kortemark als Zarren, die worden geïnterpreteerd als het restant van de gracht die om een grafheuvel werd aangelegd. Zelfs na duizenden jaren laten dergelijke sporen zich aflezen in de bodem!
In de Bronstijd en de IJzertijd wordt de streek redelijk intensief bewoond door kleinschalige landbouwgemeenschappen, die er voornamelijk een zelfvoorziend bestaan op na houden. Het valt te betwijfelen of deze gemeenschappen deel uitmaken van een groter en georganiseerd "volk" of stam, ook al schrijft de Romeinse veldheer Julius Caesar in zijn "De Bello Gallico" (50 of 40 voor Christus) dat de streek werd bewoond door de stam van de Menapiërs.
Het noorden van Gallië wordt na de Gallische oorlogen (58-51 voor Christus) toegevoegd aan het Romeinse rijk. De lokale bevolking mengt zich geleidelijk aan met de Romeinse beschaving en onze streken worden overspoeld met importproducten, als gevolg van de integratie in een markteconomisch systeem. De Gallo-Romeinse periode kent een ongekende rust en bloei door de "Pax Romana" in de 1ste en 2de eeuw na Christus, die voor rust en stabiliteit zorgt.
Door een gebrek aan systematisch archeologisch onderzoek is er weinig zicht op de aard en dichtheid van de Romeinse bewoning in deze streek. Van een aantal wegen of tracé's is evenwel gekend dat ze waarschijnlijk een Romeinse oorsprong hebben. Zo gaat de Steenstraat (grondgebied Handzame en Werken) terug op een weg uit de Romeinse periode die Kassel (Noord-Frankrijk) via Brugge met Aardenburg (Nederland) verbindt.
Vanaf de 3de eeuw na Christus komt aan deze rust een einde, onder impuls van invallen van Germaanse volkeren en door een politiek minder stabiel tijdperk, waarbij de soldatenkeizers elkaar in een hoog tempo opvolgen. Getuige van deze onstabiliteit is de vondst van 102 munten uit de tweede helft van de 3de eeuw in Werken. Deze munten worden wellicht in de grond verstopt door een bewoner uit angst voor plunderingen, met als bedoeling om de munten op een later tijdstip opnieuw op te delven. Om één of andere reden slaagt deze bewoner niet in zijn bedoeling, waardoor de schat pas op het einde van de 19de eeuw wordt aangetroffen.
In de loop van de vroege middeleeuwen ontstaan vele, kleine nederzettingen aan de rand van overstromingsgebieden. Zo is Handzame ("handas hamma") ontstaan op een landtong in het inundatiegebied van "Hand". Wellicht in de 11de eeuw bevindt zich hier een haventje of losplaats waar schepen van middelgrote tonnenmaat bij hoogwater kunnen aanleggen. Het gehucht "Aarsgat" op de grens tussen Handzame en Kortemark, net ten zuiden van de Handzamevaart/ Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek, zou hiermee verband houden. De kooplieden voor de Torhoutse jaarmarkt varen over de IJzerkreek naar Handzame en trekken vandaar te voet naar Torhout waar ze onder meer het Vlaamse laken kopen. Vandaar brengen ze hun goederen terug naar het economisch niet onbelangrijke Handzame, waar hun bewaakte schepen op de Vlaamse lakenvracht wachten. In een bevelschrift van circa 795 door Lyderyck II, forestier van Vlaanderen, wordt de Handzamevaart "de rivier de Rura" genoemd.
Bron: BAERT S. & VANNESTE P. in samenwerking met CREYF S., DEVOOGHT K., GHERARDTS F. & MOEYKENS S. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kortemark, Deel I: Deelgemeenten Kortemark en Handzame, Deel II: Deelgemeenten Werken en Zarren, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL40, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Baert, Sofie; Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kortemark [online], https://id.erfgoed.net/themas/13279 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.