Tussen Boterstraat en De Montstraat. Tot voor de Eerste Wereldoorlog De Montstraat genoemd, zijnde het noordelijk gedeelte van de huidige gelijknamige straat.
Eertijds vestigingsplaats van verschillende religieuze instellingen. Circa 1535 tot 1670, het refugiehuis van de abdij van Lo aan de oostelijke straatzijde; in 1672 betrokken door de ongeschoeide karmelieten die er na een zware brand (1698) een nieuw klooster bouwden (1704-1714). In 1572, oprichting van het groot seminarie door Martinus Rythovius, de eerste bisschop van Ieper, op de hoek bij de huidige Seminariestraat, toen Haegedoornstraat genaamd. 1755, start van een nieuwe bouw volgens gravure en foto respectievelijk van 1840 en 1911, een hoog bakstenen "type"-seminariegebouw met drie vensterregisters, getypeerd door het gebruik van lichtere bakstenen voor de classicistische afwerking van de muuropeningen. Afschaffing van het seminarie door Jozef II (1786); resulterende 19de-eeuwse schoolfunctie voor het gebouw, onder meer rijksmiddelbare school van 1851 tot aan de Eerste Wereldoorlog. Vanaf 1594 tot 1783, het klooster van de arme klaren, bij Sanderus (1640) afgebeeld met kapel recht tegenover de Seminariestraat.
Tot voor de Eerste Wereldoorlog, lokalisatie van het pleinbeluik zogenaamd "Patershovetje" achter de westelijke straatwand, en tevens toegankelijk vanuit de Tempelstraat. Wederopbouw grosso modo met behoud van het vooroorlogse straattracé en de pandenindeling. Tevens nog herkenbare aanleg van het vroegere "Patershovetje" thans bebouwd met garages; toegang ter hoogte van nummer 18. Behouden vestigingsplaats van het klooster der karmelieten, met inname van de oude seminariegronden; resulterende kloosterinplanting nagenoeg over de hele oostelijke straatzijde. Voorts, dominerende woonfunctie met middelgrote en grote burgerwoningen. Een winkelhuis volgens opschrift zogenaamd .In den wever. (nummer 30).
Historiserende wederopbouwarchitectuur uit het begin van de jaren 1920; wellicht geen reminiscenties aan de vooroorlogse gevelwanden. Basisconcept: breedhuizen van twee à drie bouwlagen onder zadeldak - onder meer geknikt- of mansardedak (mechanische pannen, leien), vaak in combinatie met een topgevel. Eén diephuis: nummer 12. Bouwmaterialen: baksteen; plinten of sokkels van Atrechtse zandsteen en arduin. Cementbepleistering bij nummer 28.
Zogenaamde "wederopbouwstijl" met eclectische vormentaal gedomineerd door stijlelementen ontleend aan gotiek en lokale renaissancestijl zie trapgevels meestal ter bekroning van risalieten (onder meer nummer 46) of dakvensters, en "traditionele" bouwonderdelen als korf-, tudor- of rondbogige vensternissen (nummers 3, 5 - kloostervleugel -, 8, 10, 16, 20), Brugse travee (nummer 12), kruiskozijnen van simili en/of Euvillesteen (nummer 8) of van hout (nummer 3, 20), belijnende druiplijsten, en aflijnende baksteenfriezen (nummers 4, 6,8, 10). Nummer 20 als uitgesproken imitatieve variante op de lokale renaissancestijl zie onder meer de trapgeveltop verfraaid met aediculavenster. Andere inspiratiebronnen: het lokale 18de-eeuwse halsgeveltype zie nummer 22, enigszins ook de empirestijl zie nummer 28, en de neobyzantijnse - neoromaanse vormentaal, bijvoorbeeld de karmelietenkerk. In het algemeen, typerende "gezochte" diversiteit- ook in de eenheidsbebouwingen (bijvoorbeeld nummer 14-20) - echter opvallend binnen de perken van de historische bouwstijlen; resulterende architecturaal verzorgde gevelwanden.