erfgoedobject

Park van het Kasteel Mariadal

landschappelijk element
ID
134152
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134152

Juridische gevolgen

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Centrumpark: witte paardenkastanje
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Mariadal
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Kasteeldomein Mariedal, op heden gemeentelijk park van circa 5 hectare met twee vijvers, in 1938 ontstaan uit de samenvoeging van het hof Ter Meeren en het pachthof van Ophem, twee landschappelijke kasteeldomeinen met vijvers uit het einde van de 19de eeuw; pinetum van 1962; recente heraanleg met verharding van paden en oevers.

Het 'Centrumpark' in de vallei van de Kleine Beek, aan de zuidrand van het centrum van Zaventem, verenigt twee historische domeinen: het kasteel ter Meeren voor het westelijke gedeelte, en het kasteel 'Val Marie' (Mariadal), ooit het pachthof van Ophem, voor het oostelijke gedeelte.

Het kasteel ter Meeren, zo genoemd naar het geslacht uit Sterrebeek dat het tijdens de late middeleeuwen in haar bezit had, wordt in een verkoopakte van 1766 omschreven als een wel gelegen 'speelgoed' met hovingen, stallingen, remisen, toren, vijver, neerhof en duifhuis. Maar op de Ferrariskaart (1771-1775) is van hovingen weinig te merken. De Primitieve kadasterkaart van 1829 toont een beeld van het complex dat sterk afwijkt van dat op de Ferrariskaart. In de kadastrale legger (1831) wordt een onderscheid gemaakt tussen het 'kasteel' met een L-vormige plattegrond en, eraan vastgebouwd en uitkijkend over de vijver, de bijna gesloten pachthoeve waar twee percelen moestuin (samen bijna 60 are) bij aansluiten. De legger suggereert daarenboven rond de vijver ('vijver van vermaek') een landschappelijke aanleg van bijna 2,5 hectare – een combinatie van stroken weiland met 'lustgrond' (ambtelijk synoniem voor een losse, informele aanleg). De toenmalige eigenaar, François Héberlé, afkomstig uit de Elzas, bezat ook een groot deel van de vallei stroomafwaarts tot aan de Woluwe, inclusief een watermolen. Op de oudste stafkaarten valt van Héberlés park echter weinig te bespeuren. Pas op de kaart van 1912 wordt een bescheiden patroon van slingerende paden afgebeeld – een pad rond de vijver en een lus naar het kasteel – en in de kasteelvijver verschijnt een eilandje, dat via een metalen boogbrug met het 'vasteland' verbonden was. Foto's van rond 1900 geven een beeld van een riant landschappelijk park, dicht beplant met struikmassieven en bomen (onder meer treurwilgen en Italiaanse populieren), met scherp afgestoken wandelpaden, rijen schijncipressen en canadapopulieren als scherm langs de noordelijke oever van de vijver (de dorpshuisjes aan de overkant werden blijkbaar niet voldoende pittoresk geacht) en een boothuisje onder een strodak op de zuidelijke oever bij het kasteel. Het eilandje was getooid met een rond lindeprieel.

Het kasteel zelf was omkaderd met in halve bollen gesnoeide laurierboompjes in houten kuipen. De 'cour d'honneur' (met schandpaal!) ten westen van het kasteel werd van de straat gescheiden door hekwerk op een laag muurtje met als kegeltorentjes verklede hekpijlers.

Het hierboven beschreven landschappelijk park (iets meer dan 2 hectare, vijver incluis) werd waarschijnlijk aangelegd in opdracht van Gabrielle Van den Eynde, gehuwd met ex-officier Alphonse Carpentier, die rond 1900 eigenares werd. Het kasteel, een sobere, witgepeisterde, neoclassicistische villa met een schilddak, werd toen ook weggestopt achter een neomiddeleeuwse voorbouw in plaatselijke zandsteen met ronde torens, kantelen en kloosterkozijnen – een heraankleding die niet op onverdeelde bijval kon rekenen ("un avant-corps à tourelles et à crénaux, qui lui donne un aspect déconcertant" volgens A. Cosyn) en evenmin een lang leven beschoren was. Ter Meeren werd in 1924 verkocht. De nieuwe eigenaar, paardenfokker Clement Peten uit Velm bij Sint-Truiden, sloopte het kasteelcomplex en verkocht onmiddellijk daarna de westelijke helft van het domein aan de industrieel François Coppin, stichter van de 'Tanneries de Saventhem', die in 1937 op de plek van het kasteel een geitenleerfabriek ('Capra') liet optrekken; later werd dit een chocoladefabriek (Van Houtte). Het oostelijke gedeelte van het domein werd verkocht aan Paul Gonze, inspecteur bij het Bestuur van Waters en Bossen, eigenaar van het aanpalende kasteel Mariadal. De nieuwe grens tussen de eigendommen werd in de vijver door een dijk gemarkeerd (zie de stafkaart van 1930).

Het pachthof van Ophem (ook het pachthof Beckx genoemd), eveneens genoemd naar de laatmiddeleeuwse eigenaars, aan het einde van de 18de eeuw voor korte tijd eigendom van de avonturier Frederik Romberg (zie ook het domein Drie Fonteinen te Vilvoorde en het kasteel Beaulieu te Machelen), werd in 1896 aangekocht door archeoloog Emile De Munck, samen met bijna 18 hectare omliggende landbouwgrond en een in 1864, naar ontwerp van Gustave Saintenoy gebouwde hoeve. Deze hoeve werd vanaf 1905 aan Franse dominicanessen verhuurd, vandaar de naam 'Frans klooster'. De noordelijke vleugel van het oude pachthof werd 'gecastelliseerd' in neotraditionele stijl – baksteenmetselwerk doorspekt met witte zandsteenlagen, witte zandsteen ook voor de steigergaten, een ronde traptoren met een spits kegeldak, een leien zadeldak tussen getrapte puntgevels, ramen met kruiskozijnen – en de vijver, die tot in de late 18de eeuw aan de hoeve paalde, werd opnieuw uitgegraven. De Munck doopte zijn landgoed 'Val Marie' (Mariadal). Het landschappelijk park, aanvankelijk beperkt tot de beplanting rond de vijver, circa 1 hectare 25 are, werd later in westelijke richting uitgebreid tot 3 hectare 19 are. In 1920 werd Mariadal zonder het 'Frans Klooster' verkocht aan de genoemde Paul Gonze.

In 1937-1938 werden beide domeinen eigendom van de gemeente. De nieuwe bestemming als gemeentepark bracht een niet aflatende stroom van voorzieningen mee (openluchtzwembad, speeltuigen, sporthal met cafetaria). Het kasteel Mariadal bood van 1937 tot 1947 onderdak aan een rijksmiddelbare school; in 1988 werd het in gebruik genomen als 'cultureel ontmoetingscentrum'. De voormalige geitenleerfabriek werd omgevormd tot gemeentelijk magazijn en werkplaats en werd recentelijk gesloopt. Tijdens de oorlog werden naar verluidt talrijke bomen gekapt, maar een vijftigtal oude bomen hebben het overleefd: diverse tamme kastanjes (Castanea sativa), groenen en bruine beuken (Fagus sylvatica, F. s. 'Atropunicea'), platanen (Platanus x hispanica), gewone en Noorse esdoorns (Acer pseudoplatanus, A. platanoides) en Oostenrijkse dennen (Pinus nigra subsp. nigra) en vooral de monumentale paardenkastanje (Aescu­lus hippocastanum), die vanuit wetenschappelijke hoek bijzondere aandacht kreeg en in 1953 werd beschermd als 'landschap'. Zijn opmerkelijke stamomtrek (bijna 5 m) is niet zozeer een gevolg van de ouderdom, dan wel van het feit dat het om een laagvertakt exemplaar gaat. Een groot aantal van deze oude bomen werd echter beschadigd (veelal de stamvoet) of verminkt (amputatie van gesteltakken).

Vermeldenswaardig is de wat verwaarloosde verzameling naaldbomen aan de rand van het domein ten zuiden van het kasteel Mariadal. Het pinetum 'Esperanza' werd in 1962 aangelegd door de plaatselijke tuinbouwvereniging 'Flora'. Langs met steenbrokken afgebakende paden werd een uitgebreide collectie naaldbomen aangeplant, onder meer wierookcipres (Calocedrus decurrens), westerse levensboom (Thuja occidentalis), cephalotaxus (Cephalotaxus harringtonia), Kaukasische spar (Picea orientalis), diverse cultivars van Californische schijncipres (onder meer Chamaecyparis lawso­niana 'Wisselii') en fijnspar (Picea abies 'Nitida' en 'Pendula') – geen echte zeldzaamheden maar 'mérite un détour'.

In 2001 werd onder de noemer 'Herstructureringswerken' de heraanleg van het Centrumpark naar ontwerp van het plaatselijke studiebureau A. Wauters ingezet. De 'zachte' landschappelijke structuur van het 19de-eeuwse park werd daarbij als het ware in hardsteen, kasseien en betonklinkers ingevroren. Het bogensjabloon en de passer hebben vermoedelijk een belangrijke rol gespeeld in het proces van de vormgeving. De oevers van de vijver van ter Meeren werden met soms breed uitlopende, soms uitstulpende en met stenen bollen versierde terrassen afgezoomd; wortelzones van oude bomen werden met muurtjes ingekaderd; de vijver werd verlevendigd door een ballet van hoog opspuitende fonteinen en de hellingen door trappartijen en terrassen; de meeste paden werden verhard met betonklinkers.

Merkwaardige bomen (opname 25 juli 2003)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.

  • 7. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 383
  • 9. hangende zilverlinde (Tilia petiolaris) 375
  • 15. Oostenrijkse den (Pinus nigra subsp. nigra) 344
  • 20. witte paardenkastanje (Aesculus hippocasta­num) 486 (100)
  • 24. gewone plataan (Platanus x hispanica) 426
  • 33. witte es, cultivar (Fraxinus americana 'Juglandifolia') 146
  • 35. gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) 443 – merkwaardige 'plankwortels'
  • 37. gewone plataan (Platanus x hispanica) 402
  • 49. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 442
  • Kadasterarhief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Zaventem, art. 133 nrs. 13-22.
  • Kadasterarhief Vlaams-Braban, Oude kadastrale legger 212A Zaventem, art. 224, nrs. 225-234 en 246-253, art. 1322 en art. 2085.
  • Kadasterarhief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Zaventem 1865 nr. 13, 1896 nr. 12, 1903 nr. 6, 1926 nr. 61 en 1927 nr. 28.
  • CHARELS E. & LAUWERS J., Zaventem: zijn watermolens, zijn Sint-Martinus, zijn luchthaven, Zaventem, Vriendenkring Trappeniers, 1979, p. 34-37 en 117-127.
  • COSYN A., Autour du Saventerloo, I, Saventhem, p. 41-46 in Bulletin officiel du Touring-Club de Belgique, 30(2), 1924.
  • DE MAEGD C., Bouwen door de Eeuwen heen – arrondissement Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 796.
  • MICHEL E., Le maronnier (Aesculus hippocastanum L.), in Les Naturalistes belges, 33(7-8), 1952, p. 105-113.
  • VANNOPPEN H., De geschiedenis van Zaventem, de industrie­gemeente van Midden-Brabant, Zaventem, Gemeentelijke Culturele Raad, 1981, p. 189-190, en p. 362-363.

Bron: DENEEF, R., 2009. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Ten noordoosten van Brussel: Kampenhout, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel, Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Vannoppen, Henri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Mariadal

  • Omvat
    Witte paardenkastanje in Centrumpark

  • Is deel van
    Hector Henneaulaan


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het Kasteel Mariadal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134152 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.