Historiek
Niet georiënteerde driebeukige kruiskerk in neoromaanse stijl, na een uitgebreide reeks voorontwerpen, uiteindelijk op 25 november 1841 aangevat naar ontwerp van architect Louis Roelandt (Gent). Wijding 25 november 1844. Van 1853 tot 1870 schilderden G. Guffens (Hasselt) en J. Swerts (Antwerpen) het interieur met symbolische taferelen. Voor de opbouw der voorgeveltoren werden eveneens verschillende plannen getekend, zodat pas in 1849 begonnen werd met de uitvoering van het ontwerp van architecten Louis Roelandt en diens schoonzoon L. Van Overstraeten. In 1860 was ze opgetrokken tot de hoogte van de wijzerplaten. Pas in 1896 is de toren voltooid naar ontwerp van architect Jules Goethals (Aalst). Hij verving onder meer het torenkapje door een vergulde koepel waarop een monumentaal madonnabeeld (6 meter hoog) ontworpen door Frans Van Havermaet (Sint-Niklaas) en uitgevoerd in vergulde koperplaat door L. Van Rijswijck (Antwerpen).
Beschrijving
Driebeukige pseudobasilicale kruiskerk van gekantrechte Gobertangesteen. Benedenkerk van drie traveeën met half ingebouwde voorgeveltoren; brede rechthoekige transeptarmen van anderhalve travee; rechthoekig koor geflankeerd door twee ondiepe zijkoren; rechthoekige sacristieën in de oksels. Voorgeveltoren op rechthoekig plattegrond met rondbogig portaal voorzien van uitgewerkte archivolten; ruim, rondbogig tweelicht op doksaalhoogte; erboven, radvenster. Vierkante klokkenkamer met gekoppelde rondbogige galmgaten en geflankeerd door korte luchtbogen met koepelbekroning. Verjongende uurwerkgeleding met omlopende balustrade en polygonale hoektorentjes, reikend tot aan de voet van de vergulde koepel met madonna. Benedenkerk per travee gemarkeerd door lisenen, bovenaan met elkaar verbonden door een rondboogfries met hardstenen kraagstenen (sommige gehistorieerd). Rondboogvensters identiek aan doksaalvenster. Transeptarmen en koor eveneens met lisenen, fries en rondboogvensters.
Interieur
Volledig gepolychromeerd interieur met rondzuilen op hoge, achtkantige sokkel en bekroond door een composiet kapiteel afgeleid van het kubuskapiteel; rondbogige scheibogen; stenen kruisribgewelven. Viering met ontdubbelde zuilen met griffioenkapiteel; stergewelf, centraal doorbroken door een lantaarntoren.
Mobilair
Muurschilderingen: de "Verlosser in het Oud Verbond" (patriarchen boven de zijbeukvensters); hoofdmomenten der Verlossing (Boodschap, Zeven Weeën van Maria, passietuigen, Verrijzenis: hoogaltaar en zijwanden); de evangelisten (glasramen) en de kerkvaders (kruisbeuk); de toepassing na de Verlossing (het doopsel: doopkapel; de heiligmakende genade: kapel der bekering van de Heilige Paulus); de middelen tot verlossing (gebedsteksten: op verschillende plaatsen; gewijde muziek: rond het doksaal).
Beelden: Heilig Hart van Jezus, Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes, Heilige Catharina, Heilige Jozef (1874, J.B. Van Biesbroeck); Heilige Barbara, Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën, Calvarie, Piëta (respectievelijk 1875, 1875, 1878, 1903, Frans Van Havermaet). Kruisweg van koper (1920, O. Mauquoy, naar ontwerp van G. Guffens, 1877).
Meubilair: voornamelijk ontworpen door architect Louis Roelandt; hoogaltaar (retabel, 1846, G.J. Geefs; tombe, 1878, Jozef Janssens) met wandschilderij "Onze-Lieve-Vrouw verheerlijkt in de hemel"; Onze-Lieve-Vrouwealtaar (1849, naar ontwerp van L. Van Overstraeten en Louis Roelandt) met Heilig Hart van Maria, toevlucht der zondaars" (J. Swerts); Heilige Corneliusaltaar (1856, naar ontwerp van Theodoor Janssens) met schilderingen van J. Swerts; preekstoel (1876, naar ontwerp van architect J. Brunyenne, met beeldhouwwerk van Frans Van Havermaet).
- ALBERDINCK THIJM J.A., De muurschilderingen van G. Guffens en J. Swerts besproken ter gelegenheid der tentoonstelling hunner kartons in de Kon. Akademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, Amsterdam, 1861.
- Peintures murales exécutées a l'église Notre-Dame de Bon Secours à Saint-Nicolas (Waes) par M.M. G. Guffens et J. Swerts, Sint-Niklaas, 1870.
- G.V.S., De Onze-Lieve-Vrouwekerk te St.-Niklaas, in Toerisme in Oost-Vlaanderen, 10/3, 1961, p. 54-55.