Ruime kruiskerk te midden van de dorpskom, met aan de zuidzijde een gekasseide parking en aan de noordoostzijde een plantsoentje waarin onder meer de vroegere schandpaal en twee arduinen grensstenen met inscripties "Staeten Bodem" en "S'coning Bodem".
Historiek
Circa 1220 wordt de romaanse kerk vervangen door een grotere, in gotische stijl, met drie beuken, middentoren en vlak gesloten koor. Deze wordt in 1548 merkelijk verruimd door toevoeging van transeptarmen, zijkoren en een uitgebreid hoofdkoor. Na een grote brand in 1592 en belangrijke herstellingen in 1612, 1613 en 1629 brengt men in 1651 de noordelijke zijbeuk onder één dakhelling met de middenbeuk. In 1686 wordt de zuidelijke zijbeuk afgebroken en vervangen door een veel hogere; ook voegt men er een nieuwe sacristie aan toe. In 1767 en in 1769 overwelven de gebroeders Jacob en Frans Schoonvliet de benedenkerk. Hierna volgen verschillende verminkingen: 1804 afkappen van de hogelkapitelen en bezetten van de zuilen; 1828 en 1835 dichtmetselen van de koorvensters. In bouwvallige toestand geraakt en te klein geworden, volgt in 1897 een vergroting en grondige restauratie in de oorspronkelijke stijl door architect Jules Goethals (Aalst) (de plannen van architect Edmond Serrure werden reeds in 1871 verworpen).
Beschrijving
Driebeukige kruiskerk van zes traveeën met achtkantige vieringtoren en drie oostelijke koren van drie traveeën met polygonale apsis. Tegen het zuidkoor leunt een rechthoekige sacristie aan. Ronde traptoren in zuideroksel van transeptarm en koor.
Basilicale kerk van baksteen met verwerking van natuursteen aan plint, steunberen en venstertracéring. Toren van gekantrechte zandsteen. Benedenkerk met voor de lijn van de zijbeuken uitspringend portaal met polygonaal torentje naar het doksaal. De travee van de zijbeuken zijn elk afzonderlijk gevat onder een zadeldakje. Kleine vierkante aanbouw (portaaltje) tegen de vierde travee aan weerszijden; tegen de tweede noordelijke travee een polygonale doopkapel.
De zijbeuken, transeptarmen en koren bezitten ruime spitsboogvensters; de middenbeuk gekoppelde spitsbogige bovenlichten. Typische geprofileerde kraagstenen van baksteen onder de kroonlijst. Achtkantige vroeggotische vieringtoren op vierkante basis. Spitsbogige galmgaten onder de waterlijst die over de penanten loopt. Afgeronde kraagstenen onder de ingesnoerde naaldspits. In de buitenmuur van het Noordelijke zijkoor, twee bewaarde kruiswegpanelen van terracotta.
Interieur
Interieur met hardstenen zuilen voorzien van hogelkapitelen; spitsbogige scheibogen met platte band geflankeerd door twee rolstaven. Bakstenen kruisribgewelven met zandstenen ribben.
Mobilair
Vijf neogotische altaren (1898, J. Goethals); biechtstoelen (respectievelijk 1742, Adriaan Nijs, 1793, Jan Thierens en J.B. De Mol, 1840, neogotisch); communiebank (eerste kwart van de 18de eeuw, A. Nijs); doopvont (1834); preekstoel (1847, J. Bouwens).
- ANNAERT F.J., Stekene en zijne kerk, Gent, 1898.
- VANDENBUSSCHE C.-VERSCHRAEGEN H., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische Bedehuizen, provincie Oost-Vlaanderen, Kanton Gent, VII, p. 61-65.