is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Instituut voor Lichamelijke Opvoeding
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Instituut voor Lichamelijke Opvoeding: cafetaria, conciërgewoning en omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Instituut voor Lichamelijke Opvoeding: gymnasium
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Instituut voor Lichamelijke Opvoeding
Deze vaststelling was geldig van tot
Het Instituut voor Lichamelijke Opvoeding, gevormd door het Gymnasium, de cafetaria annex conciërgewoning en de sportterreinen zijn een enige materiële getuige van het onderwijs in lichamelijke opvoeding aan de Katholieke Universiteit Leuven, dat ontstond in de schoot van de faculteit geneeskunde, officieel opgericht werd op het einde van de jaren 1930, en op het einde van de 20ste eeuw uitgroeide tot een volwaardige faculteit. Stuwende kracht achter het Instituut was Professor Pierre-Paul De Nayer, directeur van het instituut vanaf 1939, sinds 1940 hoogleraar en vanaf de tweede helft van de jaren 1930 tot het midden van de jaren 1970 prominent aanwezig in het sportgebeuren in Vlaanderen en België.
Het Instituut voor Lichamelijke Opvoeding ligt aan de Tervuursevest, vlakbij de Grote Spuye (Ministerieel Besluit van 19 oktober 1998) en aan het uiteinde van het Arenbergpark (Ministerieel Besluit van 23 december 1980), waar eerder al de Speciale Scholen voor Ingenieurs (1926-1931, E. Goethals) en het Instituut voor Landbouwkunde (1938, Kanunnik R. Lemaire en F. De Lange) opgetrokken werden. Zoals het bouwprogramma oplegde, werden de gebouwen van het Instituut voor Lichamelijke Opvoeding (Gymnasium, conciërgewoning en cafetaria) vlakbij de vest ingeplant, aan de stadszijde, terwijl de sportterreinen meer in het park werden aangelegd, met maximaal behoud van de toen bestaande aanplanting. Hierdoor werd een geleidelijke overgang van bebouwde zone naar parkzone gerealiseerd. Hoewel het Instituut later uitgebreid werd met achtereenvolgens een sporthal, een zwembad en een fitnesszaal, bleef de oorspronkelijke context bewaard, namelijk onderricht in lichamelijke opvoeding in de overgangszone tussen stad en park.
De faculteit Bewegingsleer en Revalidatiewetenschappen is de jongste faculteit van de K.U.Leuven en vond haar oorsprong in het laatste kwart van de 19de eeuw, in de sportbeleving van studenten tijdens hun vrije tijd. De oprichting in 1880 van een schermvereniging en de "Boating Club des Etudiants de Louvain" - een roeiclub naar het model van die van Oxford en Cambridge -, luidde het begin in van de officiële georganiseerde studentensport in Leuven, die geleidelijk aan evolueerde naar geïnstitutionaliseerd sportonderricht – de colleges sportgeneeskunde - in de schoot van de faculteit Geneeskunde. Het zou nog duren tot 1904 vooraleer de studenten het vooruitzicht kregen op een eigen locatie voor sportbeoefening en -onderricht, en wel dankzij de Hertog van Arenberg die hiertoe een gedeelte van zijn park in Heverlee ter beschikking stelde.
In 1937 vroeg rector Monseigneur Ladeuze aan de toen nog jonge Pierre-Paul De Nayer (1906-1996) om, in het spoor van de universiteiten van Gent, Luik en Brussel, de colleges sportgeneeskunde uit te breiden tot een leerstoel voor studies in de lichamelijke opleiding, en de bouw van een sportinstituut te begeleiden. Pierre-Paul De Nayer begon na zijn opleiding aan de faculteit geneeskunde zijn universitaire loopbaan in het fysiologielabo van professor J.P.Bouckaert, waar hij als assistent onderzoek verrichtte naar spier-visco-elasticiteit en het werkingsmechanisme van insuline. In 1932 werd De Nayer werkleider fysiologie, in 1937 docent en in 1940 hoogleraar. Vanaf de tweede helft van de jaren 1930 tot het midden van de jaren 1970 speelde De Nayer een cruciale rol in het sportgebeuren in Vlaanderen en België en genoot zowel nationale als internationale erkenning, enerzijds als oprichter en directeur van het Leuvense Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en zijn vrouwelijke tegenhanger, de Katholieke Centrale School voor Opleidsters (het zogenaamde Parnas-instituut in Brussel, opgericht in 1939), anderzijds als voorzitter tal van Sportfederaties, waaronder de Belgische Katholieke Turnbond (BKT), de Fédération Internationale Sportive de l’Enseignement Catholique (FISEC) en het Nationale Sportverbond van het Vrije Onderwijs (NSVO).
De Nayer nam zijn opdracht om een sportinstituut op te richten serieus en reisde Europa rond om sportinstellingen te bezoeken, onder andere ook de Olympische infrastructuur in Berlijn. Hij werkte een gedetailleerd bouwprogramma uit voor het nieuwe instituut en werkte nauw samen met de aangeduide ontwerper, professor Emile Goethals (1886-1951), toen hoogleraar in architecturale en stedenbouwkundige compositie, burgerlijke architectuur en bouwwetgeving. In 1942 kon De Nayer de Academische Overheid overtuigen binnen de faculteit Geneeskunde een "School voor opleiders" in te richten, waar men het diploma van Licentiaat in de Lichamelijke Opvoeding kon behalen. Het groeiende succes van het Instituut voor Lichamelijke Opvoeding zorgde algauw voor een uitbreiding van het curriculum en leidde tot het ontstaan van de richting Kinesitherapie; in 1952 als specialisatie voor licentiaten Lichamelijke Opvoeding en in 1961 als aparte studierichting met twee kandidaturen, twee licenties en de mogelijkheid tot doctoreren. De stijging van het studentenaantal en de uitbreiding van het curriculum noodzaakten ook een uitbreiding van de gebouwen. In 1969 werd daartoe een nieuw, door C. De Vadder ontworpen complex met een sporthal, laboratoria, een bibliotheek, etc. in gebruik genomen, dat naast de Dijle, te midden van de sportterreinen werd ingeplant en later naar De Nayer genoemd werd. In 1976-1977, het jaar dat voor het eerst meisjes toegelaten werden vanaf de eerste kandidatuur, werd het Instituut voor Lichamelijke Opvoeding afgesplitst van de faculteit geneeskunde. Het instituut was vanaf dan een autonoom instituut in de subgroep Medische Wetenschappen. Het kreeg in 1994 de facultaire status met drie departementen: Sport- en Bewegingswetenschappen, Kinesiologie en Revalidatie-wetenschappen. In 2004 werd de Faculteit voor Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie (FLOK) omgedoopt tot FaBeR, Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen. Het Instituut voor Lichamelijke Opvoeding (1938) werd ontworpen door Emile Goethals (1886-1951), die in 1908 het diploma van ingenieur-architect behaalde aan de universiteit van Leuven en stage liep bij zijn vader, Jules Goethals (1855-1918). Het door Goethals ontworpen Instituut voor Lichamelijke Opvoeding - gevormd door een gymnasium, een conciërgewoning, een cafetaria en sportvelden - werd ingeplant aan de noordelijke rand van het Arenbergpark, aan de Tervuursevest en vlakbij de Grote Spuye. In zijn ontwerp werd Goethals gevraagd rekening te houden met drie belangrijke factoren: het Gymnasium, de conciërgewoning en de cafetaria moesten duidelijk van elkaar gescheiden zijn en toch in de nabijheid liggen van de brug aan de Dijle, de inplanting van het Gymnasium moest afgestemd worden op de oriëntatie van de zon zodat er van 's morgens tot 's avonds voldoende lichtinval was, en het beboste karakter van het terrein moest zoveel mogelijk gerespecteerd worden. Het Gymnasium diende tevens vlakbij de sportvelden te liggen, en in het gebouw werden de "wetenschappelijke ruimten" (bureau van de directeur, bibliotheek, laboratoria en leslokalen) best gescheiden van de "sportruimten" (gymzaal, schermzaal, bokszaal, zwembad, kleedkamers en medische ruimtes). Goethals vertaalde het eisenprogramma voor het Gymnasium naar een functioneel en strak symmetrisch concept: een gebouw met aan de voorzijde (zuidoost) een drie bouwlagen hoog hoofdvolume voor toegang, circulatie en de zogenaamde "wetenschappelijke ruimten", en aansluitend daarachter het volume voor de "sportruimten", gedomineerd door de twee bouwlagen hoge gymzaal die aan weerszijden, onder de "lichtbeuk", geflankeerd wordt door de kleedruimtes.
De bouwwerken werden aangevat in 1938 en het complex werd plechtig ingehuldigd in 1939. Het Gymnasium bleef tot op heden grosso modo in zijn oorspronkelijke staat bewaard, met uitzondering van de tot kantoren omgebouwde kleedkamers naast de sporthal, en van het zwembad in de kelderverdieping, dat op het einde van de jaren 1980 in onbruik geraakte en door de aanbouw van een nieuw en groter zwembad recentelijk "herbestemd" werd tot practicumlokalen.
De site van het Instituut voor Lichamelijke Opvoeding strekt zich uit in de noordoostelijke hoek van het Arenbergpark en is toegankelijk via de Tervuursevest, via de brug over de Dijle. Een brede, ietwat afhellende geklinkerde weg leidt naar een centraal plein dat aan weerszijden geflankeerd wordt door het Gymnasium en de cafetaria. De in 2003 gebouwde fitnesszaal sluit het plein optisch af en vormt tevens, door zijn inplanting op betonnen pijlers, de "poort" naar de sportvelden. Een geasfalteerde weg leidt tussen twee gegroepeerde tennisvelden naar de centrale atletiekpiste, de voetbal- en, basketbal velden, etc...
In rode baksteen en beton opgetrokken Gymnasium op rechthoekige plattegrond, met een naar het zuidoosten gericht hoofdvolume van elf traveeën, een souterrain en drie bouwlagen onder een plat dak, en een daarop aansluitende, twaalf traveeën tellende en twee bouwlagen hoge sporthal onder licht hellend zadeldak, die aan de lange zijden geflankeerd wordt door éénlaagse, nu tot kantoorruimte omgebouwde kleedkamers.
De gevels zijn sterk horizontaal geleed door de registers van nagenoeg vierkante vensters met kantelramen, door betonnen lateien en lekdrempels, en door de sterk uitkragende dakrand. De voorgevel wordt gekenmerkt door trapsgewijs verspringende gevelvlakken en een centrale toegangspartij, voorafgegaan door een brede, monumentale trap tussen bakstenen muurtjes, en getypeerd door een brede betonnen luifel die de drieledige toegang overspant en op de verdieping uitgewerkt is als balkon met metalen reling en vlaggenmasten. De toegang, voorafgegaan door een brede, monumentale trap tussen bakstenen muurtjes, wordt gemarkeerd door een vijf traveeën brede betonnen luifel die op de verdieping uitgewerkt is als balkon met metalen reling en vlaggenmasten. Boven het centrale balkonvenster prijkt een datumsteen in witte natuursteen waarop het wapen van het Instituut (de Alma Mater met ineengevlochten Olympische ringen onder het opschrift "SUB PENNIS EIUS SPERABIS") en de stichtingsdatum "19/39".
De noordoostelijke gevel wordt getypeerd door de bijna volledig beglaasde, twaalf traveeën brede "lichtbeuk" van de sporthal met de daar onder uitgebouwde kleedkamers, en door de langgerekte vensters in de traptravee van het hoofdvolume. De zuidwestelijke gevel van het gymnasium is haast identiek aan de noordoostelijke gevel, doch is aan het zicht onttrokken door de bouw van het zwembad (1990, ingenieursbureau ESSA) en de recente fitnesszaal (2003, Lootens & Poponcini).
De naar het noordwesten gekeerde achtergevel van de sporthal telt twee bouwlagen boven een souterrain, en vier tussen hoekrisalieten gevatte traveeën. De vensters in de tweede bouwlaag bevatten figuratieve voorstellingen van verschillende sportdisciplines in veelkleurig glas in lood. Het wit geschilderde oorspronkelijke houten schrijnwerk – voorzien van een roedeverdeling in de lichtbeuk van de sportzaal en de vensters van de trappenhuizen - bleef, voor zover zichtbaar, overal bewaard.
Tweeledig grondplan dat gevormd wordt door het "wetenschappelijke volume" enerzijds en de langgerekte sportzaal anderzijds. De planindeling wordt gedomineerd door de centrale sporthal, op de begane grond voorafgegaan door een tochtportaal en een brede hall die toegang geeft tot de sportzaal, de traphallen aan weerszijden van de sporthal en de tot burelen omgevormde kleedkamers. Op de eerste verdieping geven de burelen in het "wetenschappelijke volume" uit op een centrale hal/vergaderruimte die door middel van een volledig beglaasde wand zicht biedt op de sporthal, de omlopende galerij en de tribune achteraan in de sportzaal. De derde verdieping is voorbehouden voor kantoor- en vergaderruimte. In de kelderverdieping zijn kleedruimten, sanitair, en practicumlokalen ondergebracht.
Nagenoeg alle ruimten in het zogenaamde "wetenschappelijke volume" en de trappenhuizen zijn voorzien van cementtegelvloeren en -plinten en hebben veelal beglaasde houten (vleugel)deuren. In de sporthal (lokaal 00.03) bleef ogenschijnlijk de oorspronkelijke sportinfrastructuur bewaard (sportramen, omlopende galerij met vaste houten banken tussen de vensterdammen, publiekstribune met houten klapbankjes,...), evenals vier polychrome, door Lou Asperslag (1893-1949) ontworpen glasramen die op realistische wijze verschillende sportdisciplines verbeelden (atletiek, toestelturnen, balsporten, en watersporten).
De cafetaria annex conciërgewoning van het Instituut voor Lichamelijke Opvoeding is opgevat als een éénlaags, L-vormig gebouw in landelijke stijl, met links de woning van de conciërge en rechts de cafetaria. Het gebouw, opgetrokken in rode baksteen rond een betonnen structuur, wordt gekenmerkt door rechthoekige vensters met roedeverdeling en betonnen lateien - in de cafetaria heden over de gehele gevel vervangen door brede vensterpartijen.
Bron: Beschermingsdossier DW002289
Auteurs: Verloove, Claartje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Arenbergpark
Is deel van
Tervuursevest
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Instituut voor Lichamelijke Opvoeding [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/209162 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.