is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap De Ronde Put en omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
De Ronde Put bevindt zich te midden van een oud cultuurlandschap met loof- en naaldbossen en kleinschalige landbouwpercelen en vormt een relict van het grootgrondbezit met landbouw, bosbouw en later ook jacht. De verschillende stadia van de veranderingen die het landschap onderging zijn er nog te merken: de loofbosontginning en vorming van heide en akkers; het droogleggen van moerassen en herbebossing van heide tijdens de 18de eeuw en de uitbating van een veenmoeras.
De Ronde Put behoort tot het ‘Domein der Kempen’ in het oosten van de provincie Antwerpen, eertijds eigendom van Prins Karel. Het gebied wordt grosso modo begrensd door de Hoge Moer en de autosnelweg E34 in het noorden, de abdij van Postel met het bijhorend bosgebied en oude cultuurlandschap in het oosten, de rijksweg Retie - Postel (N123) in het zuiden en het kanaal Turnhout - Dessel in het westen.
De Ronde Put bestaat uit een oostelijke en westelijke put, gescheiden door een middendijk. In het noordwesten bevindt zich de rechthoekige Lange Linneput. In de landbouwzone ter hoogte van deze put bevinden zich een afvoerbeek van de Ronde Put, een ijzerkleurig beekje dat ontspringt in de Lange Linneput, een 2,5 tot 3 meter brede greppel die evenwijdig loopt met het Kempens Zijkanaal (de afvoerbeek en het kleine beekje monden hierin uit) en talrijke afvoergrachten van de landbouwgronden.
Dit Vlaams Natuurreservaat bestaat uit een open plas en overgangen van droge naar natte heide met verschillende verlandingsstadia. Noordelijk wordt de plas begrensd door oude dennenbossen op een microreliëf van stuifzanden. Ten westen van de Ronde Put, tot aan het Kempisch Kanaal, liggen grotere open graslanden met natte depressies en de heraangelegde Lange Linneput. De Kommiezenheide in het zuiden werd grotendeels bebost.
De gemiddelde hoogte varieert van 28,75 meter +TAW in het westen tot 32,50 meter +TAW in het oosten van het gebied. De Ronde Put met omgeving bevindt zich op een nauwelijks te onderscheiden kam, die slechts op weinig plaatsen hoger is dan 30 meter +TAW die in het oosten van de provincie Antwerpen en in het noordwesten van Limburg de waterscheiding vormt tussen het Schelde- en Maasbekken. Over een breedte van 2 tot 5 kilometer vertonen de op deze kam gelegen gronden slechts een zeer zwakke en bovendien in alle richtingen verlopende helling. Als gevolg hiervan wordt de afwatering bemoeilijkt en vormen zich talrijke kleine, besloten kommen waarin hoogveenvorming optreedt. Het reliëf is vlak, behalve in de duincomplexen waar het iets geaccidenteerd is. Dit gebied helt af in westelijke richting. Het oostelijk deel behoort tot het brongebied van de Zwarte Nete, die via de Kleine Nete tot het Scheldebekken behoort.
Volgens de tertiair-geologische kaart primeren in dit gebied de witte grove kwartszanden met lignietlagen van de Formatie van Mol (plioceen, 5,3 tot 2,6 miljoen jaar geleden). Deze afzetting werd tijdens het pleistoceen (2,6 miljoen tot 10 000 jaar geleden) bedekt door dekzanden bestaande uit niveo-eolisch materiaal of tijdens het holoceen (10 000 jaar geleden tot heden) door stuifzanden. De meeste stuifzanden, onder andere de Hoge Heide en de Kommiezenheide, werden genivelleerd, in cultuur gebracht of bebost. In de lager gelegen delen, zoals De Moeren of de Ronde Put, vormde zich veen.
De Ronde Put en omgeving omvat hoofdzakelijk podzolbodems van zand of lemig zand (matig droge tot (matig) natte zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont of matig droge tot matig natte lemig zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont) met (genivelleerde ) duinformaties ten noorden (de Hoge Heide) en ten zuiden (de Kommiezenheide) van de Ronde Put en gronden op venig materiaal rond deze plas.
De Ronde Put en omgeving vormt dankzij zijn uitgestrektheid en ongereptheid één van de interessantste gebieden van de Kempen omwille van de afwisseling van droge heide, grove dennen, elzenbroekstruweel en oude bossen.
De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) geeft de Ronde Put weer als oligotroof tot mesotroof water en vermeldt errond de aanwezigheid van rietvegetatie, gagelstruweel en vochtige tot natte dopheidevegetatie. Het zuidelijk deel van de Ronde Put wordt van de Kommiezenheide en de Zwarte Putten gescheiden door een beek. De Kommiezenheide, ten zuiden van de Ronde Put, bestaat uit eiken-berkenbos, aanplanten van grove den met ondergroei van bomen en struiken en een naaldhoutaanplant (geen grove den) zonder ondergroei. In dit deelgebied komen een monumentale beukendreef naar de Rijksweg Retie - Postel en een zeer oude zomereikendreef voor. Errond bevinden zich loofhoutaanplanten (exclusief populier), weilanden met sloten en/of microreliëf met relicten van halfnatuurlijke graslanden en verruigd grasland met verspreid bomenrijen met dominantie van berk en houtkanten met dominantie van zomereik. In het noorden van het gebied komen eiken-berkenbos, aanplanten van grove den met ondergroei van bomen en struiken, venig berkenbos, gagelstruweel, eiken-berkenbos en oligotroof elzenbos met veenmossen voor. De Hoge Heide is een oud cultuurlandschap op heuvelachtig terrein (voormalige landduinen). De aangeplante dennenbossen vormen de noordelijke grens van dit gebied.
De combinatie van open water met natte vegetaties, oud bos en weilanden maakt van de Ronde Put met omgeving een aantrekkelijk gebied voor water- en prooivogels, waarvan enkele zeldzame exemplaren in het gebied broeden. Ook insecten, vlinders, reptielen en amfibieën gedijen hier goed.
Ten tijde van de bescherming (1993) werd in dit gebied de aanwezigheid van de bruine kiekendief, levendbarende hagedis, groene en bruine kikker, konijn, haas, muskusrat, ree, eekhoorn, vos, otter en bunzing vastgesteld. In de waterlopen en de plassen werden baars, blankvoorn, karper, rietvoorn, snoek en zeelt waargenomen.
De relatieve ongereptheid van Postel is hoofdzakelijk te danken aan het feit dat het gebied lange tijd in handen bleef van een zeer gering aantal grootgrondbezitters, waarvan Prins Karel, de abdij van Postel en de familie van Broqueville de belangrijkste zijn. Het land werd steeds gebruikt voor landbouw, bosbouw en later ook voor de jacht. Vanaf de 12de eeuw domineerde de abdij van Postel het gebied. In die periode onderging het landschap globaal volgende veranderingen: loofbosontginning, vorming van heide en akkers en drooglegging van moerassen.
De herbebossing van de heide (voornamelijk met grove den) had vooral plaats tijdens de 18de eeuw, onder meer gestimuleerd door het edict van Albrecht en Isabella van 1617 en het decreet van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk in 1722. Vanaf de late middeleeuwen tot in de helft van de 19de eeuw werden sommige veenmoerassen uitgebaat ten hoeve van de brandstofvoorziening.
De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft de Ronde Put weer op de door de Hollanders betwiste grens van het toenmalig Groothertogdom Brabant met Holland. De Ronde Put maakt deel uit van enkele grote, onbegaanbare moerassen, die zich vooral in noordelijke richting uitstrekken en te midden van een uitgestrekte heidegebied liggen. Dit heidegebied loopt van Arendonk - Retie tot de abdij van Postel. In de omgeving van de abdij van Postel, bestaande uit boomgaarden, loofbossen, enkele naaldbossen, drassige weiden en akkers, ontspringen twee riviertjes waarvan één dwars door de Ronde Put loopt. Langs het moeras loopt ook een weg in zuidelijke richting.
Volgens de kaart van Vandermaelen (1846-1854) maakt de Ronde Put deel uit van een groot moerascomplex dat doorloopt in noordwestelijke richting tot aan het kanaal Turnhout - Dessel (“Gemal Put”, “Schoonjans Put”) en in de noordelijke richting tot in Nederland (“Hoogmoer”). Ten noorden en ten zuidwesten ligt een uitgestrekt heidegebied, aansluitend op de “Rethische Goor Heyde” ten westen van het kanaal. In het zuidoosten zijn een loofbos en drassige weiden aansluitend op het cultuurland van de abdij in het oosten weergegeven.
Op de kaart van het Institut Cartographique Militaire (1890) heeft de Ronde Put ongeveer haar huidige vorm gekregen, met afwatering naar het kanaal Turnhout - Dessel en een middendijk, met een strook heide langs de noord- en zuidzijde en met enkele grote turfkuilen. In het noorden, noordwesten en zuidwesten worden de naaldbossen van de “Hoogheide”, “Gemulput” en “Komisse Heide” aangeduid.
De bossen van de Lange Linneput en de Hoge Heide zijn op het moment van de bescherming (1993) ongeveer 70 jaar oud. Die van de Kommiezenheide zijn op dat moment bijna een eeuw oud. De veenderij van de Ronde Put werd nog volledig uitgebaat tot in het interbellum. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeurde de uitbating op kleinere schaal. Ten tijde van de bescherming waren de oude petgaten nog zichtbaar wanneer de westelijke plas werd drooggelegd door de Provinciale Visserijcommissie.
De Moeren en het Hoogmoer ten noorden van de Ronde Put vormden tot de jaren 1960 het laatste stuk hoogveen van de Kempen. Dit hoogveengebied moest wijken voor landbouwontginning en de aanleg van de autosnelweg E34. Het gedeelte van de Moeren in Nederland is nog bewaard gebleven. Langs de greppels zijn nog enkele relicten van het hoogveen te vinden.
Auteurs: Meesters, Ludo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Abdij van Postel en de Ronde Put
Is deel van
Mol
Is deel van
Retie
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Ronde Put en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300112 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.