is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Garden City Elsdonk
Deze vaststelling is geldig sinds
Karakteristieke tuinwijk in Engelse cottagestijl, gebouwd omstreeks 1923-1924 naar ontwerp van architecten Hippoliet en Jules De Vos, in opdracht van de Antwerpsche Maatschappij van Goedkoope Woningen. De wijk omvat zo’n 279 woningen en voormalige winkelhuizen, en strekt zich uit op het grondgebied van Edegem en Wilrijk (Antwerpen).
De wijk Elsdonk verwijst naar een aanzienlijk bos van de Antwerpse Sint-Michielsabdij dat sinds de vroege 14de eeuw in deze streek gevestigd was en stand hield tot de 17de eeuw. Van een zogenaamde "Elsdonkhove" welke uitgroeide tot kasteel op Wilrijks grondgebied, was er voor het eerst sprake in 1376. Op Edegems grondgebied ontstond bij de Struisbeek een neerhoeve. Het gebied werd pas in de vroege 20ste eeuw verkaveld, toen de laatste erfgenaam van het kasteel stierf en de gronden werden overgedragen aan de gemeente. De maatschappij "Garden City du Nouveau Parc d'Anvers" nam in 1913 het initiatief tot verkaveling en kreeg hierbij toestemming om een aantal straten aan te leggen op Wilrijks grondgebied. Aan de Sterrenlaan, ter hoogte van de kruising met de Struisbeeklaan bevond zich sinds 1914 de Garden City Vélodroom. Deze velodroom werd heropend na de Eerste Wereldoorlog in 1919, maar kende geen lang leven en werd vanaf 1925 geleidelijk afgebroken. In de vroege jaren 1920 werd het westelijk deel van de kasteelgronden geschonken aan bouwmaatschappij Elsdonk. Het kasteel werd in 1922 verkocht en in 1928 gesloopt. Het oostelijk deel werd in functie van de huisvestingsnood na de Eerste Wereldoorlog overgedragen aan de Antwerpsche Maatschappij van Goedkoope Woningen die er een tuinwijk zou realiseren.
De Garden City Elsdonk is het tweede huisvestingsproject van de Antwerpsche Maatschappij van Goedkoope Woningen (vanaf 1949 zogenaamd De Goede Woning, sinds 2008 gefusioneerd tot Woonhaven Antwerpen). Deze plaatselijke bouwmaatschappij werd vlak na de oprichting van de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken in 1919 gesticht door werklieden van het gemeentebestuur van Antwerpen, met als doel gezonde woongelegenheden op te richten voor de aangeslotenen. Als eerste wapenfeit realiseerde de Antwerpse Maatschappij voor Goedkope Woningen het bekende wooncomplex Strauss City aan de Haantjeslei. Volgend op het succes daarvan vatte de maatschappij het plan op om in de rand van Antwerpen een model-tuinwijk te realiseren. Eind jaren 1920 volgde het laatste complex voor de Tweede Wereldoorlog aan de Twee Netenstraat. Deze drie belangrijke sociale woningbouwwijken werden allen ontworpen door de Antwerpse bouwmeesters de Gebroeders Hippoliet en Jules De Vos.
De Garden City Elsdonk is voor het grootste deel gelegen op het grondgebied van Edegem en deels op grondgebied van Wilrijk, tussen het Fort 5, de nv Gevaert, de Parklaan en de Sterrenlaan. De tuinwijk neemt een terrein in van circa negen hectare, dat deel uitmaakte van het vroegere kasteeldomein. De Antwerpse Maatschappij nam een volledig uitgerust wegennetwerk over, met brede met bomen beplante avenues. Binnen deze structuur plande ze haar prestigieuze tuinwijk in, waarvoor de bouwaanvraag in 1922 werd goedgekeurd. Het oorspronkelijke aanlegplan voorzag 260 woningen en 19 winkelpanden, verdeeld over zes woningtypes (types A tot F) en met in totaal 298 logementen. De woningen werden gerealiseerd in één bouwfase onder leiding van aannemer Huygels (Antwerpen) en waren voltooid omstreeks 1924. De maatschappij stimuleerde van bij aanvang ook de verkoop van woningen.
De tuinwijk werd verder uitgebreid omstreeks het midden van de jaren 1920. Naamloze maatschappij Elsdonk, die vertegenwoordigd werd door hetzelfde bestuur als de Antwerpsche Maatschappij van Goedkoope Woningen, was verantwoordelijk voor de uitbreiding ten oosten van de Parklaan, namelijk de bouwblokken begrensd door deze as, de Leroylaan, de toenmalige Jesperslaan (heden Prins Boudewijnlaan) en De Burletlaan, evenals het bouwblok begrensd door de Zwanenlaan, Meerlenlaan, Woudlaan, Sterrenlaan en Beeckmanslaan. De gebroeders Hippoliet en Jules De Vos ontwierpen eveneens de 60 woningen die hier werden gebouwd en gekoppeld waren tot ruime tweewoonsten in het groen. De overige gronden werd door maatschappij Elsdonk verkocht en privaat bebouwd met villa’s.
Naast de verschillende winkels die in de wijk waren voorzien, groeide de behoefte naar een eigen kerk en school. In 1926 werd de kapelanie gevestigd en in 1927 werd een kerk opgericht naar ontwerp van Vandendaele. De school werd geopend in schooljaar 1927-28. In het kader van de Brusselse wereldtentoonstelling van 1935, werd omstreeks 1930-33 een verbindingsweg tot Antwerpen gerealiseerd, namelijk de Prins Boudewijnlaan. Aan deze laan werd in 1933-1934 één van de meest opmerkelijke realisaties van het westdeel van de wijk gebouwd: de Résidence Elsdonck naar ontwerp van Léon Stynen.
Garden City Elsdonk vormt een uiterst kenmerkend en goed bewaard voorbeeld van een tuinwijk naar Engels model.
Het inplantingsplan van de tuinwijk diende rekening te houden met de bestaande situatie van (water)wegen en het tracé van het fort. Ook wilde de huisvestingsmaatschappij het aantal woningen – en aldus de huurgelden – maximaliseren. Hierdoor ontstond een relatief dens bebouwde wijk, waarbij de huizen werden gekoppeld en ingeplant op overwegend diepe, smalle percelen. Deze dichtheid wordt echter gecompenseerd door de aanwezigheid van enkele brede, beboomde lanen (bijvoorbeeld de Parklaan), het voorzien van private, voorheen consequent omhaagde voor- en achtertuinen, de zin voor perspectief en een levendige afwisseling in de straatbeelden door verspringingen van de rooilijn. Ook typisch voor de tuinwijkgedachte is het benutten van tussenruimte in binnengebieden als openbare ruimte, groenzones en speelpleinen. Het grootste toenmalige Speelplein is heden hernoemd tot Armand Preud’hommeplein. Ook de in het binnengebied van een bouwblok gelegen Wattiezplaats beschikte oorspronkelijk over een speelplein. Deze semipublieke ruimtes zijn toegankelijk via (voetgangers)wegen, die eveneens een toegang vormen tot de private achtertuinen. In de andere bouwblokken waren eveneens voetgangerswegen voorzien, maar zijn ze heden niet langer bewaard. Een ander kenmerkend element binnen het gevarieerde stratenpatroon is de pleinvormige verbreding van de Pastoor Moonslaan, meer bepaald de Parantplaats. De open ruimtes bepalen niet enkel het visuele karakter van de wijk, maar dienden eveneens het gemeenschapsleven in de wijk te stimuleren. Ondanks individuele aanpassingen van voortuinstroken, is het eenheidsbeeld van de wijk herkenbaar bewaard. Meerdere straten bewaren eveneens de karaktervolle bestrating met granietkasseien in waaiervorm.
Het pittoreske karakter van de tuinwijk, ontstaan vanuit de inplanting en groenaanleg, wordt versterkt door de architecturale vormgeving van de woninggroepen in cottagestijl. Typisch binnen de tuinwijkgedachte is de koppeling van een beperkt aantal woningtypes tot gevarieerde ensembles, doch meestal symmetrisch. Het streven naar een beperking van de financiële middelen leidde tot serieproductie en een gebruik van lokale materialen. Hierdoor ontstond een architecturale eenheid op vlak van materialiteit. De variatie in detaillering van de types, evenals de private aanleg van de tuinen, verhoogde de individualiteit van de bewoners en de levendigheid van het straatbeeld. Dit werd versterkt door verspringingen van de rooilijn binnen de woninggroepen zelf. Oorspronkelijk hoopte de maatschappij, in lijn met de Engelse tuinwijkgedachte, dat de verscheidenheid in types eveneens zou bijdragen tot een vermenging van sociale klassen, de creatie van een gemeenschapsgevoel en een verhindering van sociale problemen.
Hoewel bespaard werd op de bouwkosten, werd toch gestreefd naar een hoog comfort. Alle woningen waren voorzien van water-, elektriciteits- en gasleidingen. Ook hygiëne was een belangrijk aandachtspunt binnen het ontwerp, want zich veruitwendigde in een aandacht voor een goede verluchting van elke kamer en de aanwezigheid van daglicht, bekomen door een weloverwogen schikking van de vensteropeningen.
De bebouwing in de tuinwijk bestaat overwegend uit bakstenen rijhuizen van twee bouwlagen (types A en B), gevat tussen gelijkaardige hoekhuizen (type C) of monumentalere hoekhuizen van drie bouwlagen (type D), eventueel voorzien van winkels (type F). De winkelhuizen waren gesitueerd op hoeken van straten, terwijl de hoekwoningen van types C of D voorkwamen op de hoeken met de wegen tot de binnengebieden. De rijen beschikken hoofdzakelijk over drie tot twaalf eenheden. Een uitzondering hierop zijn de tweewoonsten van type E. De oorspronkelijke eenheid in materiaalgebruik, namelijk bakstenen parementen in combinatie met assesteen, verlevendigd op de bovenverdiepingen met gecementeerde en beschilderde gevelvelden, banden en als hoekkettingen en horizontale en verticale banden uitgewerkte assestenen, is verstoord door individuele aanpassingen, doch herkenbaar bewaard. De gevels worden horizontaal geleed door plinten in assesteen en door geaccentueerde bakstenen (pui)lijsten of door bakstenen rollagen. Het oorspronkelijke schrijnwerk met kleine roedeverdeling en beluikte benedenvensters, is quasi volledig vernieuwd.
Types A & B. Deze types zijn het meest frequent aanwezig in de wijk, namelijk 191 rijwoningen. Beide types zijn qua gevel relatief identiek, op uitzondering van een venster naast de deur bij type A. Ze zijn opgevat als eenvoudige rijhuizen van twee bouwlagen onder een pannen zadeldak. De aandacht voor hygiëne is aanwezig in het voorzien van vensteropeningen in elke kamer, evenals het situeren van het toilet buiten de woning.
Type C. De 27 hoekwoningen van dit type worden gekenmerkt door een sterke volumewerking, waarbij de inkom vormgegeven is als een volume van één bouwlaag, waardoor de traphal bijkomend verlicht kon worden. De voorgevel wordt gemarkeerd door een driezijdige erker onder een leien schilddakje.
Type D. In de wijk kwamen ook 16 grotere hoekwoningen voor van type D, namelijk met drie bouwlagen, waardoor er ruimte was voor vijf slaapkamers. Deze woningen zijn voorzien van een volumewerking met risaliet onder een afgewolfd schilddak.
Type E. Langs smalle straten met ondiepe percelen, zoals de Garden Citylaan, werd geopteerd voor tweewoonsten, die vanuit economisch oogpunt minder rendabel waren. De 26 woningen van type E zijn uitgewerkt als symmetrische koppelwoningen, centraal geaccentueerd door uitspringende volumes van twee keer twee traveeën onder uitgewerkte topgevels. De risalieten zijn verlevendigd door een decoratief reliëf in het metselwerk.
Type F. Het laatste type van de wijk omvatte 19 winkelhuizen. Dit type was opgevat als een monumentaal hoekhuis van drie bouwlagen onder een pannen schilddak, zonder voortuin. De voorgevel was steeds uitgewerkt als een gecementeerde tuitgevel, verlevendigd met decoratieve muurvlechtingen in zichtbaar metselwerk. De hygiënische bezorgdheid veruitwendigde zich in een door daglicht verlichte traphal. Oorspronkelijk waren de benedenvensters overluifeld door een leien schilddak. Door renovaties van winkelhuizen tot meergezinswoningen met twee appartementen met eigen toegangsdeuren, vonden wijzigen plaats aan de muuropeningen op de gelijkvloerse verdieping.
De planindeling is ondanks de variatie in types, relatief gelijkaardig. Volgens de bouwplannen omvatten de eengezinswoningen telkens op de gelijkvloerse verdieping een hal, drie kamers, namelijk een spreekkamer, een woonkamer en een wasplaats, evenals een toilet, en op de bovenverdieping drie slaapkamers. Type D beschikt nog over twee bijkomende slaapkamers op de tweede verdieping. Alle woningen beschikten eveneens over een zolder en over een kelder voor proviand en kolen. De winkelhuizen beschikten over twee wooneenheden. Op de gelijkvloerse verdieping bevond zich volgens de plannen een winkel, woonkamer, wasplaats en toilet, terwijl de drie slaapkamers gesitueerd waren op de tweede verdieping. Op de eerste verdieping bevond zich een kleinschalig appartement met woonkamer, wasplaats, toilet en twee slaapkamers. Sommige winkelhuizen ondergingen renovaties door sociale huisvestingsmaatschappij Woonhaven, bijvoorbeeld Pastoor Moonslaan 1 en Parklaan 153. In die gevallen werd de wasplaats op de gelijkvloerse verdieping opgeofferd voor een tweede toegang, en wijzigde de planindeling ingrijpend.
Deze wijk werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde toegekend (top van de selectie).
Garden City Elsdonk bezit een hoge stedenbouwkundige en architecturale waarde als voorbeeld van een relatief grote tuinwijk naar Engels model. Bepalende erfgoedelementen op stedenbouwkundig vlak zijn de circulatiepatronen (gevarieerd stratenpatroon met een grote esthetiek en voetgangerswegen tot binnengebieden), de inplanting van de volumes (gekoppelde woningen met variatie in rooilijn), de aandacht voor openbare ruimtes en de private en publieke groenaanleg. Het pittoreske eenheidsbeeld wordt versterkt door de kenmerkende architectuur, namelijk getypeerd door een eenheid in materialiteit, coloriet en stijl, in combinatie met een vormelijke variatie tussen verschillende types op het vlak van volumewerking, detaillering en afwerking. De tuinwijk vormt zo een karakteristiek geheel met een sterk gemeenschapsgevoel en voorzien van voormalige winkelhuizen en in de nabije omgeving andere collectieve voorzieningen. Ondanks renovaties en aanpassingen van parementen en muuropeningen is het oorspronkelijke eenheidsbeeld herkenbaar bewaard.
Auteurs: Van Herck, Karina; Wylleman, Linda; Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Garden City Elsdonk [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301729 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.