Archeologische nota
Het ontstaan van Veurne als stad ligt in de inplanting van een vluchtburcht op een verzande zijtak van de Avekapellegeul. Historisch wordt dit gekoppeld aan de, kort voor 891 opgerichte ‘castella recens facta’, uit de Miracula Sancti Bertini. Vluchtburchten, wijkplaatsen voor de plaatselijke bevolking, zijn geïnstalleerd op initiatief van de Vlaamse graaf Boudewijn II en bedoeld om aan de impact van de Noormanneninvallen te weerstaan. De sporen van deze ronde burcht (diameter: 180 m) zijn bewaard in het stratenpatroon van de binnenstad (Noordstraat, Pannestraat, Vleeshouwersstraat, Grote Markt en Zwarte Nonnenstraat). Twee kruisende wegen, waarvan de Witte Kanunnikstraat-Zuidstraat en de Citernestraat een reminiscentie zijn, deelden het areaal op (De Meulemeester 1980).
Na het wegvallen van de dreiging van de Noormannen bleef het terrein van de vluchtburcht in eerste instantie grafelijk bezit. Veurne werd dan ook kasselrijhoofdplaats, wat de organisatie van de grafelijke administratie en de inplanting van de motte van de burggraaf meebracht (naast de huidige Grote Markt).
Belangrijk en relevant archeologisch onderzoek is in Veurne al herhaaldelijk uitgevoerd. In 1978 en 1979 werd de circulaire versterking onderzocht, de Karolingische vluchtburcht, die in de 9de eeuw tegen het Noormannengeweld werd opgericht en die het bewijs vormt dat er in de buurt belangrijke bewoning voorkwam. In dezelfde beweging werd tussen 1978 en 1981 de geschiedenis van de motte archeologisch doorgelicht (De Meulemeester 1980; De Meulemeester 1982).
- DE MEULEMEESTER J. 1980: De circulaire versterking te Veurne, Archaeologia Belgica 223, Conspectus MCMLXXIX, 109-113.
- DE MEULEMEESTER J. 1982: De grafelijke motte te Veurne, Archaeologia Belgica 247, Conspectus MCMLXXXI, 117-121.