erfgoedobject

Rusthuis- en begijnhofkapel

bouwkundig element
ID
31766
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31766

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Rusthuis- en begijnhofkapel
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Begijnhofkapel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Rusthuiskapel
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Historiek

Het begijnhof van Borgloon ontstond rondom de kapel van het Johannietershospitaal te Graethem, bij de stadspoort. Deze kapel is de begraafplaats van Lodewijk I († 1171), graaf van Loon en zijn vrouw Agnes, die tweemaal in de Sint-Servaaslegende van Hendrik van Veldeke wordt genoemd. De graftombe bleef bewaard tot circa 1860. In 1174 schenkt Agnes, weduwe geworden, het hospitaal en alle afhangende goederen aan de abdij van Villers; zij doteert het met haar gronden te Heks. Na enige tijd begonnen zich begijnen rondom het hospitaal te vestigen; in 1258 of 1259 komt er definitief een begijnhof. De abdij van Villers behoudt het patronaatsrecht van de kapel en het benoemingsrecht van de negen begijnen. In 1582 gaat dit recht over op het Sint-Lambertuskapittel van Luik. Vanaf 1500 stelt het stadsbestuur in het hospitaal een gasthuismeester aan. In 1654 worden de negen begijnenhuizen door Lorreinse troepen platgebrand bij het beleg van de stad. De begijnen herbouwen hun huizen met de inkomsten van hun prebenden en de aalmoezen van de kathedraal van Luik. Rond 1714 is het hospitaal zodanig vervallen, dat het overgebracht wordt naar de overzijde van de weg; in 1784 wordt het overgenomen door het armenbestuur van de stad. Bij decreet van 25 november 1797 komt het begijnhof onder het beheer van het Bureau van Weldadigheid. In 1802 wordt van het begijnhof een bejaardentehuis gemaakt; er verbleven toen nog vier begijnen. In 1814 wordt de kapel opengesteld voor de publieke eredienst. Tussen 1836 en 1844 wordt begonnen met de bouw van het oudemannenhuis; een vergroting had plaats tussen 1868-1872, een latere vergroting in 1891 en 1896 naar ontwerp van E. Serrure. In 1846 wordt aan dit complex een meisjesschool toegevoegd; laatstgenoemde, onder leiding van de zusters van Liefde, functioneert er slechts tot 1849, wanneer ze naar het oude brigittijnenklooster wordt overgeplaatst (zie Nieuwland). In 1911 wordt bij het ouderlingenhuis een nieuwe kapel gebouwd. Naar verluidt zou de begijnhofkapel nog enkele jaren als schoollokaal gebruikt zijn.

Van het begijnhof rest thans enkel de kapel, die deel uitmaakt van het hospitaal van het OCMW van Borgloon. Zowel op de Ferrariskaart (1771-77), als in de Atlas van de Buurtwegen (1844) wordt de kapel voorgesteld als een losstaand gebouw, omringd door enkele andere losstaande gebouwen; in de periode tussen het ontstaan van beide voorstellingen werden twee gebouwen ten oosten van de kapel afgebroken.

De romaanse kapel, in de eerste helft van de 12de eeuw opgetrokken door de johannieters, was een kleine zaalkerk van drie smalle traveeën met koor van een rechte travee en absis. Eind 12de eeuw - begin 13de eeuw wordt een noordelijke zijbeuk bijgebouwd. Uit een akte van 1259 kan men afleiden dat het hospitaal rechtstreeks aansloot tegen de westelijke gevel van de kapel. Eind 13de eeuw -begin 14de eeuw vergroten de begijnen het schip in gotische stijl. Circa 1606 worden de zijbeuken afgebroken, de boogopeningen van de middenbeuk dichtgemetseld en de westelijke gevel opgericht, na verhoging van de romaanse muren. Minstens tot in 1613 was er boven het schip een open dakstoel, terwijl het koor zeker in 1624 overwelfd was. Tussen 1624 en 1712 is er een bakstenen vloer gelegd. Er stond zeker in 1624 een dakruiter op het schip; in 1763 wordt deze als bouwvallig omschreven. Na de verwoesting door de Lorreinen in 1654 wordt de koorabsis afgebroken, de triomfboog gedicht en de nieuwe oostelijke muur versierd met stucwerk. In 1912 wordt de oude kapel gerestaureerd door P. Langerock. Opgravingen in 1969 door M. Bussels en G.V. Lux. De kapel wordt nogmaals gerestaureerd in 1975 door G. Daniëls; hierbij worden verschillende verbouwingen uit de 18de eeuw (westportaal en de rechthoekige vensters in de noord- en zuidmuur) en de verbouwingen uit de 19de eeuw (twee neoromaanse portalen in de zuidelijke gevel en het neoclassicistische stucwerk van het interieur) teniet gedaan. Recente restauratie naar ontwerp van W. De Wyngaert (Hasselt) in 1993 en volgende, waarbij de gevels geel gekaleid werden. De kapel fungeert thans als tentoonstellingsruimte.

Beschrijving

Begijnhofkapel

In zijn huidige vorm is het een zaalkerkje van zes traveeën met koor van een rechte travee met vlakke sluiting. Het romaanse gedeelte omvat het koor en de drie smalle oostelijke traveeën van het schip, opgetrokken uit silexblokken in vrij regelmatig verband. Het gotische gedeelte omvat de verhoging van het schip boven de drie romaanse traveeën, de drie westelijke traveeën, alsook de westelijke gevel, alle opgetrokken uit baksteen met verwerking van mergelsteen. Het geheel schijnt gedecapeerd. Zadeldaken (leien) over schip en koor.

Het schip is voorzien van een bakstenen westelijke gevel, afgelijnd met mergelstenen hoekbanden; lage plint van silexblokken met kalkstenen afzaat, zoals de overige, bakstenen gedeelten. Groot, mergelstenen spitsboogvenster met gotische profilering; hieronder, over de hele gevel, een geprofileerde waterlijst; het muurvlak tussen deze lijst en de plint is gevuld met ruitmotieven van gesinterde baksteen; de geveltop is verankerd en voorzien van een bakstenen rondboogvenster.

De zuidelijke gevel geeft een duidelijk beeld van de oorspronkelijke toestand: de drie romaanse traveeën, lager dan de huidige hoogte, zijn elk voorzien van een rondbooglisenen, waarbinnen een klein rondboogvenster met afgeschuinde neg; hierboven een muurvlak van baksteen. De drie gotische traveeën zijn van baksteen, op een plint zie westelijke gevel. Dit gedeelte was tot circa 1606 voorzien van een zijbeuk: hierop wijzen de twee gedichte spitsbogen van baksteen, op pijlers met mergelstenen banden; hierboven, bakstenen, spitsboogvormige bovenlichten met gerestaureerd, mergelstenen maaswerk. Zonnewijzer tussen het tweede en derde venster.

De noordelijke gevel is voorzien van een gelijkaardig gotisch gedeelte, hier in de uiterst rechtse travee voorzien van een rondboogpoortje (18de eeuw) in een kalkstenen omlijsting met imposten en sluitsteen. De romaanse traveeën zijn aangepast: in plaats van de drie rondbogige spaarvelden met venstertje, waarvan sporen resten, werden bij de bouw van de noordelijke zijbeuk eind 12de eeuw - begin 13de eeuw twee mergelstenen rondbogen geplaatst, met imposten, die bij het bepleisteren van het gebouw afgevlakt werden.

Het koor is romaans: aan beide zijden een breed rondbogig spaarveld, waarbinnen in de zuidelijke gevel een rondboogvenstertje. Recente kroonlijst op hardstenen consoles. De koorsluiting is blind; de geveltop is van baksteen (verhoging).

Sober, witgekalkt interieur met een vloer van kalkstenen tegels: houten zoldering. De doorgang van schip naar koor is thans gedicht, doch geschiedde oorspronkelijk door middel van een rondboogvormige scheiboog, nog zichtbaar in het koor. Het koor heeft eveneens een houten zoldering; mijtervormige nis in de oostelijke muur.

 

Muurschilderingen

Vrouwenhoofd (fragment), (eerste helft 14de eeuw); ensemble van verschillende personages (15de eeuw); figuratieve taferelen met engelen (15de eeuw); Kruisingstafereel met Maria, Johannes, Maria Magdalena en stichterfiguren (16de, 17de eeuw?); hieronder een oudere beschildering; in het voormalige koor: heilige abt (15de eeuw) boven de thans zichtbare voorstelling (16de eeuw?). Op de muur die thans het schip van het koor scheidt, stucwerk (18de eeuw) met voorstellingen uit het leven van Maria; links en rechts in de bovenhoeken, vier medaillons in stucwerk met de symbolen van de evangelisten.

Bij opgravingen werden de skeletten van Lodewijk I van Loon en zijn vrouw Agnes teruggevonden.

 

Mobilair

Vier grafstenen, twee in de zuidelijke wand, één in de westelijke wand en één in de vloer vóór het portaal: van Pascasia Petronella Cappaerts († 1798), weduwe van burgemeester Simon Hendricx en dochter Elisabeth, begijn; van priester Renerus Moels († 1715) en zijn nicht Maria Sheeren, begijn; van Lambert Louis Godefroid, kanunnik van de Sint-Pieterskerk te Luik († 1754) en Marie B. Godefroid, begijn; een afgesleten grafsteen.

 

Rusthuiskapel

In het verlengde van de hospitaalkapel, doch los hiervan staande, neogotische kapel met dezelfde oriëntering, naar ontwerp van P. Langerock (1909-1912). Zaalkerkje van zes traveeën onder zadeldak (leien) met dakruiter boven de tweede travee. Haaks op de oostelijke travee aan de zuidzijde, transeptarm van vier traveeën onder zadeldak. Baksteenbouw op een plint van silexblokken, met afwerking van hardsteen. Hardstenen korfboogportaal in de uiterst rechtse travee der noordzijde. Spitsboogvensters.

Bepleisterd interieur, met intact behouden, neogotische muurbeschildering. Overdekking door middel van een houten spitstongewelf op houten gordelbogen. Het transept is van het koor gescheiden door een spitsboogarcade op een hardstenen zuil; overdekking door middel van een gedrukt houten tongewelf.

 

Mobilair

Neogotisch mobilair uit de periode van de bouw van de kapel: altaar naar ontwerp van P. Langerock (1910), communiebank (thans altaar), preekstoel, biechtstoel, doksaal, kerkbanken in het transept. Neogotische glasramen.

  • Begijnhof van Loon , 't Daghet in den oosten, 14, 1989, pagina 129.
  • BERGMANS A., Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, Leuven, 1998, pagina 299.
  • BUSSELS M. - G.V. LUX, De opgravingen in en om de kapel van het gasthuis te Borgloon , Het Oude Land van Loon, 24, 1969, pagina 163-225.
  • DARIS, J., Notices., Volume IV, Liège, 1873, pagina 144, Volume 12, Liège, 1885, pagina's 162-170.
  • DARIS, J., Histoire de la ville, de l'église et des comtes de Looz, 2 delen, Luik, 1865, pagina's 2-4.
  • DE DIJN, C.G., T. FREES, en F. WITTERS, Begijnhoven in de Provincie Limburg , Kunst en Oudheden in Limburg, 2, Sint-Truiden, 1973, pagina's 6-7.
  • DRIESEN W., Bulletin, pagina's 14-15.
  • JANSSENS P., Het anthropologisch onderzoek van de beenderresten uit de gasthuiskapel te Borgloon , Het Oude Land van Loon, 24, 1969, pagina's 226-231.
  • KUBACH H. - VERBEEK A., Romanische Baukunst an Rhein und Maas. Katalog der vorromanischen und romanischen Denkmäler, Berlin, 1976, pagina's 134-135.
  • MERTENS J., Borgloon: kapel van het gasthuis , Archeologie, 1, 1979, pagina's 50-51.
  • PAQUAY J., Les paroisses de l'ancien concile de Tongres, y compris les conciles de Hasselt et Villers-l'Evêque démembrés du même concile , Bulletin de la Société d'Art et d'Histoire du Diocèse de Liège, 18, 1909, pagina's 241-243.
  • ROUWET G., Gasthuiskapel van Grathem. (Limburg Vandaag, 5 (21), 1973-74, pagina 37).
  • SMETS L., Muurschilderingen in Limburg, 1996, Rijkel, 29.
  • TIMMERS J.J.M., De kunst van het Maasland, 1971, Volume I, Assen, 60.

Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Muurschilderingen in de hospitaal- en begijnhofkapel

  • Is deel van
    Graethempoort


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Rusthuis- en begijnhofkapel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31766 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.