erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Pancratius met kerkhof

bouwkundig element
ID
39908
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39908

Juridische gevolgen

Beschrijving

Parochiekerk gewijd aan de heilige Pancratius, voor deze streek een vrij ongewone patroonheilige, verwijzende naar de link van Kraainem met Gent (zie gemeente-inleiding), waar deze heilige populair was. Beschermd als monument sinds 25/03/1938. Longitudinale kerk, centraal in de dorpskern gelegen en omringd door een deels ommuurd met gras begroeid kerkhof met enkele bewaarde grafstenen (oudste 1902). Gelegen op een verhevenheid in het terrein. Ten zuiden de hoofdingang, twee hekpijlers bekroond met een hardstenen Lodewijk XV-vaas behangen met guirlandes. Het hek, weergegeven op een tekening van 1831, is niet bewaard (tekening door P. Vitzthumb, 21 juni 1831, uit Vues de Bruxelles et environs, deel I, pl. 90). Ten zuidoosten is het kerkhof toegankelijk via een kleine hardstenen trap, waarvan de treden zijn gemaakt met een hergebruikte grafsteen.

Historiek

Reeds in de 9de eeuw kwam de parochie tot stand, en ongetwijfeld hoorde hier ook een bedehuis bij, gelegen binnen de Villa met versterking en woonhuizen. In het Cartularium van de Sint-Baafsabdij in Gent wordt Kraainem namelijk reeds in 1003 vermeld als "Crainham Villam cum Ecclesia (kerk) et mansis XXX". Toen was Kraainem echter al niet meer in het bezit van de abdij, het ging namelijk verloren aan de Graven van Vlaanderen in de loop van de 10de eeuw. De Spaanse Furie (1575-1581) had een gedeeltelijke vernietiging van de kerk als gevolg, de herstellingen duurden van 1609 tot 1661. In deze periode werd ook de huidige pastorie gebouwd (1652, Pastoorkesweg 1). In 1673 werd de kerk echter opnieuw geplunderd, ditmaal door Franse troepen, en opnieuw tijdens de Spaanse Successieoorlogen in 1711. Toen werden de parochiale registers ook verbrand, en de relikwieën van de heilige Pancratius uitgestrooid.

In 1770 werd de kerk grondig verbouwd onder leiding van architect Egide Culp, die ook de kerk van Wezembeek in 1742 verbouwde. De huidige toestand van de kerk komt grosso modo overeen met deze verbouwing. De tekening door P. Vitzthumb, van 21 juni 1831, toont de kerk inderdaad in grotendeels dezelfde toestand als vandaag. Enkel de vensters van het schip waren brede vensters onder een strekse boog, in plaats van de huidige gekoppelde rondboogvensters.

In 1896 werd er een restauratievoorstel uitgewerkt door A. Verhelle. Van het erg ingrijpende restauratievoorstel werd enkel de herstelling van de koorvensters uitgevoerd. Op de plannen "état actuel" is te zien dat de koorvensters in 1896 geen maaswerk meer hadden, en deels dichtgemetseld waren. Het lessenaarsdak van de sacristie sloot aan op het dak van het koor, zodat het venster boven de sacristie aan het zicht onttrokken was. Voorts had de bergruimte een rechthoekige plattegrond in tegenstelling tot een vierkante nu, en was het gelijkvloers van de toren in tweeën gedeeld door een diagonale binnenwand. De lichtgleuven waren gedicht, deze werden in 1928 weer opengemaakt. De doopkapel was nog niet aanwezig.

Tussen 1900 en 1906 kregen de koorvensters hun huidig uitzicht door het opnieuw plaatsen van maaswerk, deels het ontwerp van Verhellen volgend. Ook de vensters van het schip werden door de huidige neoromaanse exemplaren vervangen, deze laatste niet conform het ontwerp van Verhellen.

In de jaren 1955-1956 werden onder leiding van A. Demey de dakbedekking vernieuwd, de middenvloer vernieuwd, een reeks beperkte consolidatie- en aanpassingswerken uitgevoerd en het interieur geschilderd. In 1979 vonden er binnenschilderwerken plaats, waarbij de pilaren van hun huidige structuurverf voorzien werden. Enkele jaren later (1983) werd het koorgewelf gestabiliseerd door middel van een kruisvormig stalen frame, waaraan het gewelf als het ware opgehangen werd. In 1997-1998 werd er historisch onderzoek gevoerd, inclusief een beperkte opgraving in de kerk, met het oog op geplande restauratiewerken onder leiding van Siegfried J. Declercq. Momenteel (zomer 2010) worden restauratiewerken voor zowel interieur als exterieur voorbereid.

De kerk valt chronologisch op te delen in drie grote eenheden. Het oudste deel is de vermoedelijk 12de-eeuwse toren, het koor dateert uit de eerste helft van de 16de eeuw, en het schip (met inbegrip van de sacristie) dateert van 1770. Voorts dateren de berging en de doopkapel uit de 20ste eeuw.

Onder andere Wauters en Verbesselt menen dat de onderbouw van de westtoren teruggaat op een slottoren uit de 11de eeuw, met een vloerniveau dat zo'n 2 meter lager lag; ofwel ging het om een samengaan van woontoren (burchttoren) en kerk. Zij baseren zich op de dikte van de muren, de lichtsleuven of schietgaten, en de kapitelen die zelfs voorzichtig als pre-romaans worden omschreven; bovendien lag op deze plek de versterking van Kraainem. Hoe deze 'burcht' er oorspronkelijk uitgezien heeft is niet te achterhalen, maar op basis van de Ferrariskaart en de kadastrale kaart van Vandermaelen (1836) kan een hypothese als versterking met een opperhof-neerhofstructuur, met op het neerhof de kerk, naar voren geschoven worden (zie gemeente-inleiding).

Het door het toenmalige Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (I.A.P.) uitgevoerde archeologisch onderzoek onder leiding van S. Van Bellingen (januari 1997) pleit tegen een interpretatie als donjon. De erg diepe funderingen en de dikte van de muren kunnen in verband gebracht worden met de locatie op de flank van het heuvellichaam. Bovendien was de doorgang tussen schip en kerk reeds van bij het begin zo geconcipieerd. De datering van de toren is onduidelijk, maar wordt op basis van het beperkte onderzoek geplaatst rond het midden van de 12de eeuw. Het oorspronkelijke vloerniveau (aangestampte aarde) van de toren bevond zich volgens Van Bellingen 0.55 meter onder het huidige.

Over het uitzicht van het schip vóór de verbouwingen van 1770 bestaat onenigheid. De eerste afbeelding van de kerk in de Grondatlas van het Sint-Janshospitaal van Brussel (door Josse De Deken, 1707) toont een éénbeukig schip met zuidelijke zij-ingang, naast het nu nog bestaande 16de-eeuwse koor. Een afbeelding uit het Kaartboek van het Sint-Jansgasthuis, Deel I, 1711, blad 9, toont eenzelfde uitzicht. Deze tekening is echter duidelijk gebaseerd op bovenstaande, en kunnen we dus niet in aanmerking nemen als primaire bron. In het Caertboek van Sint-Pieters te Brussel, 1715, blad 32, is de kerk eveneens afgebeeld met een éénbeukig schip met zijingang. Op basis van deze afbeeldingen zijn Lemaire, en na hem overige auteurs (Wauters, Verbesselt,...) uitgegaan van een éénbeukig romaans schip.

Dit lijkt te worden bevestigd door de waarnemingen van restauratiearchitect J. Declercq in 1997. Deze heeft op de zolder van het schip in de oostgevel van de toren het profiel van het oudere schip, evenals de spaargaten voor de gordingen waargenomen en weergeven op zijn dwarsdoorsnede richting toren. Ook is er hier blijkbaar een nu dichtgemetseld galmgat waarneembaar. Ook op de dwarsdoorsnede richting koor heeft hij dit bouwspoor weergegeven (dus op de oostelijke binnenmuur van het schip). De architect leidt hieruit af dat het oorspronkelijke romaanse schip éénbeukig was.

Het archeologisch onderzoek van 1997 leidt voor Van Bellingen tot andere conclusies. Hij wijst erop dat het romaanse schip driebeukig was. Reeds bij graafwerken in 1955 werd dit aangetoond door de vondst van zware funderingselementen van een pijler, ter hoogte van de huidige scheiboog tussen schip en noordelijke zijbeuk. Dit werd bevestigd in de opgravingen van 1997, waarbij werd aangetoond dat de romaanse kerk quasi even breed was als de huidige, aldus Van Bellingen.

De exacte bouwgeschiedenis van de Sint-Pancratiuskerk is dus nog onduidelijk, en vraagt om verder onderzoek. Momenteel kan aangenomen dat er reeds heel vroeg, mogelijk zelfs in de 10de eeuw, een kerk was op deze plaats. Hiervan is niets bewaard. De markante toren klimt op tot de 12de eeuw, het schip dateert bijna volledig van 1770, en het koor stamt uit de eerste helft van de 16de eeuw.

Beschrijving

Georiënteerde zaalkerk met romaanse toren vermoedelijk opklimmend tot de 12de eeuw, 18de-eeuws schip en 16de-eeuws koor met neogotische aanpassingen. De plattegrond ontvouwt een driebeukig schip van twee traveeën. Uitspringende vierkante westtoren en een smaller koor van twee rechte traveeën, eindigend op een driezijdige sluiting. Sacristie en bergplaats op rechthoekige plattegrond, respectievelijk in zuid- en noordoksel van het schip en koor. Het geheel is volledig opgetrokken uit zandsteen op sokkel met aan de noordzijde kwarthol geprofileerde afzaat. Natuurleien bedaking. De markante westtoren op vierkante plattegrond (vermoedelijk 12de-eeuws) telt drie geledingen en wordt gekenmerkt door een zware zandstenen onderbouw zonder vensters, maar met lichtspleten in de dikke muren, op de hoeken zware haaks op elkaar gestelde steunberen. Deze onderbouw wordt bekroond met een omlopend natuurleien lessenaarsdak. In de zuidgevel is eind 17de, begin 18de eeuw een barokke rondboogpoort ingebracht, vermoedelijk had de toren voordien geen aparte ingang. Deur in een natuurstenen gedrukte rondboogomlijsting met pilasters met verdiepte schacht, op basement en met lijstkapiteel. Verdiepte archivolt met diamantkoppen en voluutvormige sluitsteen. Geprofileerde waterlijst eindigend op voluten. De rechthoekige eiken vleugeldeur heeft smeedijzeren beslag, in de binnenmuur zijn gaten uitgespaard voor twee sluitbalken.

De aangepaste bovenbouw van de toren, met een steunbeer tegen de noordzijde, is smaller en verjongt naar boven toe. Opvallend is dat de westgevel van deze bovenbouw niet op de muur van de onderbouw rust, maar rechtstreeks op het zware gewelf. De bovenbouw telt twee geledingen, gescheiden door een omlopende druiplijst. De onderste geleding wordt in de westgevel geopend door een vierkant venster. De bovenste, verankerde geleding wordt nogmaals doorsneden door een omlopende druiplijst, onderbroken door de rondboogvormige galmgaten. Boven de galmgaten is telkens een uurwerk geplaatst, dat de galmgaten deels aan het oog onttrekt. De toren wordt bekroond door een ingesnoerde naaldspits met sterke overkraging op houten modillons. Kruisvormige bekroning met windhaan.

Het schip (18de-eeuws) telt twee traveeën en wordt geritmeerd door gekoppelde rondboogvensters met glas in lood. Bij de aansluiting op het koor is de gevel van het schip deels gecementeerd (de zuidelijke helft). In de westgevel, ten zuiden van de westtoren, is een strook zandstenen naamstenen op een hoogte van ongeveer 3 meter ingebracht. Een steen draagt bovendien het jaartal 1770. Twee namen worden vergezeld door de titel Pastor en Drossaert. Deze namen zijn ongetwijfeld te koppelen aan de verbouwingen van 1770.

Het koor (16de-eeuws met 19de-eeuwse aanpassingen) telt eveneens twee traveeën en eindigt op een driezijdige sluiting. Het wordt geritmeerd door versneden verjongende steunberen met ertussen spitsboogvensters met neogotisch maaswerk en een omlopende doorgetrokken druiplijst, glas in lood. Het dak wordt bekroond door een klein metalen kruis.

In de zuidelijke oksel tussen koor en schip bevindt zich de 18de-eeuwse sacristie. Vierkante plattegrond onder een afgeknotte bedaking, gekoppelde rechthoekige getraliede rondboogvensters. Aan de andere zijde van de kerk de 20ste-eeuwse bergruimte, waar ook een ingang voorzien is. Voorts zelfde uitzicht als de sacristie. Beide bijbouwen worden geflankeerd door een graf van de familie Jourdain (zie Kasteel Jourdain, Kasteelweg 4-6). Tegen de westgevel, ten noorden van de toren, is de 20ste-eeuwse cirkelvormige doopkapel aangebouwd.

Interieur

De toren heeft op het gelijkvloers een kruisgewelf. Opvallend zijn hier de kwartronde natuurstenen hoekpijlers bekroond met teerlingkapitelen. De twee westelijke pijlers werden verwijderd bij de verbreding van de doorgang naar het schip, toen ook de zuidelijke toegang tot de toren werd gemaakt (eind 17de, begin 18de eeuw). Van slechts één van de vier kapitelen (in de noordwestelijke hoek) is de vroegromaanse figuratieve afwerking bewaard, bij de overige is deze verwijderd. Het gaat om een gestileerde ramskop met grote gegraveerde horens, met op de achtergrond krulmotieven. De dekplaat is voorzien van een dubbele rij ruitvormige geometrische versieringen. De vloer bestaat uit een dambordpatroon van witte en zwarte natuurstenen tegels, vermoedelijk 18de-eeuws. De ruimte is toegankelijk via de hoger vermelde poort in de zuidgevel, en via een verbrede doorgang geeft ze uit op het schip ten oosten.

De eerste verdieping van de toren is kleiner doordat de gevels meer naar binnen geplaatst zijn, en dan vooral de westgevel, die rechtstreeks op het onderliggende gewelf rust. Het kruisgewelf is ingekort aan de westzijde, hetgeen vermoedelijk wijst op een verbouwing van de westgevel. Tegen de noordgevel bevindt zich een stenen trap. De opengewerkte oostgevel geeft uit op het doksaal.

Driebeukig schip, schip en zijbeuken vlak geplafonneerd met geprofileerd lijstwerk, centraal jaartal 1770. Bepleisterde en beschilderde wanden. Rondboogarcade met zuilen met lijstkapiteel en abacus, op vierkante sokkel. De zuilen zijn afgewerkt met een moderne structuurverf, de sokkels bepleisterd. De vloer bestaat uit vierkante, zwarte Basècles-tegels.

Het koor heeft deels een kruisribgewelf en deels een straalgewelf, telkens met sluitsteen en geprofileerde natuurstenen ribben waartussen bakstenen vullingen. Later ingebrachte, gedrukte rondboogdoorgangen naar de sacristie en bergruimte, met natuurstenen omlijstingen met peerkraalvormig profiel. In het koor drie trekijzers. Halfgedichte vensters in de eerste travee.

Mobilair

Twee schilderijen op doek van Is. Berthier, tweede helft van de 19de eeuw, kopieën naar P.P. Rubens : Aanbidding der Wijzen en De Kruisdraging.

Tegen de muur gepolychromeerd houten beeld van de Heilige Pancratius uit begin 19de eeuw.

Zuidelijk zijaltaar, begin 18de-eeuws gemarmerd houten portiekaltaar toegewijd aan de Heilige Antonius Abt, afkomstig van de kerk van Onze-Lieve-Vrouw van de Zavel in Brussel. Het heiligenbeeld in gepolychromeerd hout dateert uit de eerste helft van de 16de eeuw. Noordelijk zijaltaar: gemarmerd houten portiekaltaar van Onze-Lieve-Vrouw met Kind, daterend uit het midden van de 18de eeuw. Gekleed beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind, midden 19de eeuw. Twee eiken biechtstoelen uit midden 18de eeuw. Eind 18de-eeuwse eiken preekstoel.

Orgel in houten kast, in eiken doksaalbalustrade gedateerd 1759.

Zeven in de muur ingewerkte hardstenen grafstenen (in 1955-1956 verplaatst wegens het vernieuwen van de vloer), daterend van 1655 tot 1764. Volgens het bestek van de werken aan de vloer waren er acht grafstenen.

Kerkhof

Het deels met natuursteen ommuurde kerkhof is gelegen op een hellende site. Aan de achterzijde is geen ommuring aanwezig. Die situatie bestaat reeds zeker sinds het midden van de 18de eeuw (identiek afgebeeld door graaf de Ferraris).

De hoofdingang, gelegen aan het einde van een gekasseid pad, heeft twee hekpijlers bekroond met een hardstenen Louis XVI-urnvaas behangen met guirlandes. Het hek, weergegeven op een tekening van 1831, is niet bewaard. Tijdens de laatste restauratiewerken werd een deel van de muur aansluitend bij de hekpijlers ingekort om de toegankelijkheid voor voetgangers te verbeteren. Ten zuidoosten is het kerkhof toegankelijk via een kleine hardstenen trap, waarvan de treden zijn gemaakt met een hergebruikte grafsteen.

Langs het gekasseide pad bevinden zich twee gekandelaarde lindes, gesnoeid evenwijdig aan het pad. Mogelijk gaan ze terug op een laantje van lindes langs het kerkpad als letterlijke en figuurlijke bescherming. In de 20ste eeuw werden ze overgedragen aan het buurpand met het oog op een asverschuiving van het kerkpad. Beide lindes hebben een omtrek van respectievelijk 274 centimeter en 252 centimeter op een hoogte van 150 centimeter. Ze zijn beide in goede conditie.

Op het kerkhof bevinden zich enkele verspreide 20ste-eeuwse graftekens, onder andere twee van de familie Jourdain. Ten oosten van het koor obeliskvormige hardstenen grafsteen van de familie Van Werveke, met de oudste begraving van het kerkhof: 1902.

  • Archief Sint-Pancratius-parochie: Parochie Annalen, Deel II, 1965-1973.
  • Archief Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant, dossier 3373: historische nota Sint-Pancratiuskerk, Declercq S.J., 1997.
  • LEMAIRE R. 1906: Les origines du style gothique en Brabant, première partie, Brussel, 209-212.
  • VAN BELLINGEN S. 1998: Onderzoek in de Sint-Pancratiuskerk in Kraainem, Archaeologia Mediaevalis 21 (1998), 17-18.
  • VERBESSELT J. 1972: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw deel 12, Pittem, 258, 263.
  • WAUTERS A. 1969: Histoire des environs de Bruxelles, deel III, Brussel.

Bron: THOMAS H. met medewerking van KENNES H. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Kraainem, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB11, onuitgegeven werkdocumenten.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Pancratius met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39908 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.