is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hotel de Knyff
Deze vaststelling is geldig sinds
Laatclassicistisch herenhuis gebouwd naar een ontwerp door meester-metser Pierre Jean Coreblom uit 1802. Bouwheer was Charles Joseph Xavier de Knyff (Antwerpen, 1754-1826), echtgenoot van Thérèse Vermoelen (1751-1824), die in 1822 als ridder in de adelstand werd verheven. Sinds de 15de eeuw werd het perceel ingenomen door voorname hotels, onder meer van de familie de Bosschaert; het vroegere koetshuis gaf uit in de Borzestraat. Bouwheer Charles Joseph Xavier de Knyff, was de zoon van Michel de Knyff (Antwerpen, 1720-1797) en Marie-Thérèse de Bosschaert (Antwerpen, 1717-Antwerpen, 1764). Het hotel de Knyff behoort tot het late oeuvre van de toen 75-jarige Coreblom, die datzelfde jaar het verwante hotel de Vinck tot stand bracht aan de Sint-Jacobsmarkt. Van zijn vroegere realisaties is vooral het classicistische kasteel Hof ter Linden uit 1770-1773 te Edegem bekend. De Franse architect Charles de Wailly gelaste de meester-metser in 1779 met de leiding over de verbouwing van het kasteel Rivierenhof te Deurne.
Oorspronkelijk slechts twee bouwlagen hoog, werd het hotel met een extra verdieping verhoogd naar een ontwerp door de architect Jean Baptiste Vereecken uit 1875. Opdrachtgever van deze verbouwing was Emile Van Put (Antwerpen, 1844-Lint, 1896), echtgenoot van Maria Spruyt (Temse, 1845-Hastings, 1917). Samen met zijn broer Joseph leidde hij de graanhandel J.C. Van Put & Cie, opgericht door hun vader burgemeester Jozef Cornelis Van Put (Hoboken, 1811-Antwerpen, 1877). Zelf zetelde hij van 1884 tot zijn overlijden in 1896 als katholiek senator voor het arrondissement Antwerpen. De ingreep behoort tot het vroege oeuvre van Jean Baptiste Vereecken, die vanaf midden jaren 1860 een succesvolle carrière uitbouwde in dienst van de belangrijkste Antwerpse makelaars- en bankiersfamilies. Hij ontwierp tijdens de jaren 1870 talrijke voorname herenhuizen op de meest prestigieuze locaties van Antwerpen en Berchem zoals het Stadspark en het Prins Albertpark, naast grote aantallen burgerhuizen in nieuwe wijken als het Zuid.
De Banque Auxiliaire d’Anvers liet het hotel verbouwen tot bankgebouw, naar een ontwerp door de architecten Vincent Cols en Jules De Roeck uit 1920, met smeedwerk door de kunstsmederij Lodewijk Van Boeckel uit Lier. Daarbij werd op de binnenplaats van het oorspronkelijk vermoedelijk U-vormige herenhuis, een lokettenhal met ondergrondse kofferzaal opgetrokken, en werd het interieur grondig aangepast en uitgebreid met inplanting van een nieuwe traphal. Het in 1912 opgerichte architectenbureau Cols en De Roeck had tijdens de jaren 1920 meerdere van dergelijke projecten op zijn actief, naast nieuwbouwkantoren, alle in klassiek geïnspireerde beaux-artsstijl. In deze periode maakten zij vooral naam met tuinwijken en woningen voor een bemiddeld cliënteel, aanvankelijk overwegend in traditionalistische stijl, later ook met invloeden van de art deco. Cols en De Roeck voegden in 1945 ook de huidige vierde bouwlaag toe, in opdracht van de Centrale der Werkgevers aan de Haven van Antwerpen (CEPA), die hier als sinds de vroegere jaren 1930 gevestigd was. In 2014 werd het kantoorgebouw gerenoveerd tot wooncomplex, met afbraak van de lokettenhal.
Met een gevelbreedte van zeven traveeën, omvatte de imposante rijwoning oorspronkelijk twee bouwlagen, in 1875 verhoogd met een derde, en in 1951 met een vierde bouwlaag onder een schilddak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel, met schijnvoegen op de begane grond, rust op een plint uit blauwe hardsteen. Bij de respectievelijke verhogingen werden de oorspronkelijke ordonnantie, het geveldecor en het klassieke hoofdgestel van het gebouw telkens gekopieerd. Horizontaal geleed door waterlijsten, legt de compositie de klemtoon op het poortrisaliet in de middenas. Dit laatste wordt gemarkeerd door ingediepte pilasters, een hardstenen balkon op uitgelengde voluutconsoles en geriemde vensteromlijstingen; de smeedijzeren balkonborstwering dateert mogelijk uit de bouwperiode. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters met lekdrempel. Een gekorniste houten kroonlijst op klossen, mogelijk een restant van het hoofdgestel uit 1875, destijds op consoles in het middenrisaliet, vormt de gevelbeëindiging. Fraaie smeedijzeren vleugeldeur en venstertralies met pijlpunten en lauwerkransen uit 1920, voorzien van het merkplaatje Ferronnerie d’Art L. Van Boeckel.
Vermoedelijk bleef bij de verbouwing tot bankgebouw in 1920 weinig van het oorspronkelijke interieur bewaard. Het bankinterieur door het architectenbureau Cols en De Roeck was volgens de bouwplannen georganiseerd rond de twee niveaus hoge lokettenhal van vijf traveeën, ingeplant in de as van de centrale vestibule, die zich onderscheidde door een pijlerstructuur, een galerij met smeedijzeren borstwering en een bovenlicht onder een ijzer- en glaskap. Deze werd over twee bouwlagen omringd door kantoren en de traphal met twee liften, en mondde achteraan uit op een kleine hal met bovenlicht.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Lange Nieuwstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hotel de Knyff [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5356 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.