erfgoedobject

Clarissenklooster Zonnelied

bouwkundig element
ID
56651
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/56651

Juridische gevolgen

Beschrijving

Klooster van de clarissen, ontworpen in 1957 en 1965 door architect Paul Felix (Oostende, 1913-1981) als een ommuurde - grosso modo driehoekige - harmonische entiteit te midden van een ongerept polderlandschap, nu van een later erom heen gegroeide woonwijk. In 1954 wordt architect Paul Felix (1913-1981) gecontacteerd om het verkrotte kloosterpand van de clarissen in de Oostendse binnenstad (hoek Platformstraat en Mariahofstraat, gesloopt) te renoveren. De clarissen beschikken over geen middelen; zij willen ook geen verandering of vernieuwing, maar in de eerste plaats een oplossing voor een hygiënisch probleem. Felix raadt de restauratie van het kloosterpand af; zij lijkt hem onmogelijk. Pas twee jaar later beslissen de clarissen na overleg en in samenspraak met de architect om een nieuw klooster op te trekken, het eerste gebouw in een nieuwe verkaveling; in 1965-1967 wordt het complex verruimd.

Slotklooster van baksteen en beton van 1957 met uitbreiding van 1965-1967. Pretentieloze architectuur getypeerd door een heldere constructie waarbij plan en architecturale uitwerking van binnenuit bepaald zijn: centraal gelegen kapel waarrond alle kloostervertrekken geschikt rondom binnenhoven. Een functionele aanpak die het louter utilitaire overstijgt. Eén à twee bouwlagen onder platte daken gedomineerd door het schuin lopende dak van de kapel met open klokkenhuis als centraal element van de zuidgevel aan slotzijde.

Plattegrond van 1957 bepaald door twee parallelle hoofdvleugels. Enerzijds de kapel met in het verlengde de kapittelzaal en het noviciaat; anderzijds het leefgedeelte van twee bouwlagen met de recreatieruimte, refter en keuken beneden, zesentwintig cellen op de bovenverdieping, en haaks aansluitend laag naaiatelier ten westen. Tussen beide hoofdvleugels bevinden zich de pandhoven, de infirmerie en de spreekkamers. Oostelijke uitbreiding van 1965-1967 volgens hetzelfde concept, omvat de spreekkamers en het wooncomplex van de zusters van de buitendienst; ook de keuken en de portiersloge verschuiven naar het nieuwe gedeelte.

De binnenhofjes evenals de omringende kloostertuin waarvan de muur afgezoomd met populieren, vertonen een geometrische aanleg - ontwerp M. Martens (Brugge) - die de Franciscaanse spiritualiteit weerspiegelt. Typerende rechthoekige waterpartijen onder meer gevoed met regenwater dat via een ketting vanaf de dakgoot neersijpelt.

Zuidoost-georiënteerde kapel in trapeziumvorm met korte zijde aan de kant van de bezoekerstoegang; de lange zijde - koor - sluit aan bij het slot. Originele vormgeving bepaald door "vernieuwend" concept: in tegenstelling tot de slotkloostertraditie, zusterkoor niet afgesloten van de rest van de gebedsruimte, maar opstelling van het koorgestoelte weerszijden het altaar en omgeven door een dubbele houten wand waardoor enerzijds de zusters aan het oog ontrokken zijn - voorschrift! - en anderzijds vanaf hun "ereplaats" toch volop betrokken zijn bij de liturgische viering; de tweede houten wand regelt voor de zusters de verbinding tussen kapel en slot. Ook de nu verdwenen afsluiting van het zusterkoor lag in dezelfde lijn: geen hekken van ijzer zoals gebruikelijk, maar wel een van plexiglas. Strak, ascetisch kapelinterieur met bakstenen wanden en betonnen plafond in harmonie met het witte hout afkomstig uit Rusland van de koorafsluiting en banken van zusterkoor en schip. Van "nobel" materiaal is enkel het altaar: witte, geaderde marmer. Ingepaste, abstracte glasramen van Michiel Martens; uiteenlopende technieken onder meer in de noordoostwand, het glas-in-betonraam "Zonnelied van Sint-Franciscus" afkomstig van het paviljoen "Civitas Dei" op de Wereldtentoonstelling 1958 te Brussel.

Harmonisch, "eigentijds" kunstsmeedwerk (tin) van Roger Bonduel (Brugge): tegen de koorwand opgesteld, blikvangend tabernakel - tevens expositietroon - tussen de voorstellingen van Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Franciscus; kruisbeeld van keramiek boven het altaar eveneens van laatst genoemde.

De overige kloostergedeelten getuigen van eenzelfde doordachte aanpak. Gesloten voorgevel - in aansluiting bij de kloostermuur - aan Mariakerkelaan in contrast met het voorts open en heldere karakter van het complex: zenithaal verlichte vertrekken, beglaasde kloostergangen en -ruimten in contact met de binnenhofjes en de kloostertuin. Sober interieur, zoals in de kapel gekenmerkt door bakstenen wanden en betonnen plafonds. Strak mobilair naar ontwerp van Paul Felix. Refter: U-vormig opgestelde, aan de grond geschroefde tafels met bijhorende krukjes; in de muur naar de keuken, kleine rechthoekige wand- en doorgeefkasten; later ingebrachte haarden tussen refter en recreatieruimte. Onder de trap naar het dormitorium op de bovenverdieping, ingewerkte wastafel.

Dit monasterium is het bekendste en invloedrijkste werk van Paul Felix. Het geeft een beeld van de complete woongemeenschap zoals hij ze droomde. Rond het centrale gegeven van de kerkruimte, het symbool van de hogere waarden die een gemeenschap opbouwen, zijn alle aspecten van het menselijk leven geschikt rondom binnenhoven. De architecturale uitwerking weerspiegelt het ascetisch ideaal. De architectuur is teruggebracht tot haar soberste middelen: baksteen, beton, blank grenenhout in een heldere constructie. In het kerkgebouw zelf wordt echter het alledaagse overstegen, niet alleen door middel van de opvallende vorm en schaal, maar ook in de aankleding. De samenwerking met kunstenaars als glazenier Michiel Martens en beeldhouwer Roger Bonduel speelde daarin een belangrijke rol.

  • Afdeling Ruimteijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, DW2179.
  • BEKAERT G., Hedendaagse architectuur in België, Tielt, 1995, p. 66-70.
  • BEKAERT G., DE MEYER R., Paul Felix, 1913 architectuur 1981, Tielt-Bussum, 1981.
  • FLOUQUET P.L., Le Monastère des Clarisses d'Ostende. Architecte: Paul Felix, in La Maison, XVI, 1960/5, p. 138-143.
  • DEBUYST F., Le Monastère des Clarisses d'Ostende, in Art d'Eglise, nr. 107, Ostende, 1959, p. 177-105.

Bron: CALLAERT G., DELEPIERE A.-M., HOOFT E., KERRINCKX H. & VANNESTE P. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostende, Deel IA: Stad Oostende, Straten A-M, Deel IB: Stad Oostende, Straten N-Z en wijken Haven, Hazegras, Opex, Deel II: Deelgemeenten Mariakerke, Raversijde, Stene en Zandvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL6, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Kerrinckx, Hans; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Clarissenklooster Zonnelied [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/56651 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.