De pastorie van de Onze-Lieve-Vrouwparochie werd opgetrokken in 1776-1777, vermoedelijk door architect Jan Baptist Simoens. De pastorie ligt in een deels ommuurde en deels omhaagde tuin.
Historiek
Het patronaatsrecht over de parochie hoorde toe aan de Abdij van Beaupré te Grimminge. Reeds in 1631, 1671 en 1693 is er sprake van de herstelling van de pastorie. Het huidige pand werd opgetrokken in 1776-1777, vermoedelijk door architect Jan Baptist Simoens, door de gemeenschap maar de pastoor diende ze te onderhouden.
Beschrijving
De pastorie is een dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een schilddak.
Symmetrisch dubbelhuis van vijf traveeën en twee verdiepingen onder een schilddak (leien), gevat tussen twee bijbouwen onder een geknikt lessenaarsdak (kunstleien) afgewerkt met aandak, muurvlechtingen en zandstenen schouderstukken. Datering 1777 door middel van muurankers in de voorgevel. Baksteenbouw met verwerking van arduin en van zandsteen, laatstgenoemde onder meer voor de deels behouden plint en steekboogvormige omlijste keldergaten (hergebruikt materiaal of vroegere onderbouw?). Verankerde lijstgevel, roodbeschilderd met geaccentueerde voegen. Verhoogde begane grond op een recente plint van arduin. Steekboogvensters in een vlakke arduinen omlijsting met sluitsteen. Gelijkaardige deuromlijsting. Latere vleugeldeur met sierlijk getraceerde beglaasde panelen en bovenlicht (ijzer); steektrap. Arduinen daklijst met gevelbekroning. Gelijkaardige achtergevel.
Linker- en rechterbijbouw met oculus in een zandstenen omlijsting verrijkt met vier sluitstenen; rechter achtergevel, met steekboogvenstertje in een zandstenen omlijsting.
Het pand behield de oorspronkelijke indeling. Het linker bijgebouw werd ingericht met een slaapkamer op een half verdiep. Vermoedelijk gaat het hier om de vertrekken van de meid daar er enkel toegang is via de bijkeuken. De kamer rechts van de gang werd ingericht als traphal. Beide verdiepingen zijn identiek van opbouw. De zolder telt drie getelmerkte gebinten en de kelder werd overwelfd door gordelbogen en tongewelven.
Het pand behield zijn oorspronkelijk binnenschrijnwerk. De voor- en achterdeur zijn voorzien van een fraaie kleinhoutverdeling. Op meerdere plaatsen bleef zelfs het oorspronkelijk hang- en sluitwerk bewaard. In de linker zijgevel van het hoofdvolume bevinden zich nog de oorspronkelijke deur en een getralied raam. De 18de-eeuwse trap is opmerkelijk omwille van zijn sobere uitwerking en de uitgezaagde spijlen. De gang werd in marmerimitatie geschilderd en op de vloer werd in de 19de eeuw een tapijttegelvloer gelegd. Alle kamers behielden hun origineel stucwerk. Het rechter tuinsalon is zeer opvallend door zijn aankleding. De basis (schouw en stucwerk) is 18de-eeuws, mogelijk beperkt aangepast in de 19de eeuw. De beschildering daarentegen is 19de-eeuws en werd mogelijk zelfs in een latere periode hernomen. De witmarmeren schouwmantel zelf is 19de-eeuws. Op de eerste verdieping werd een bisschopskamer ingericht. De 18de-eeuwse schouw en het stucwerk (mooi uitgewerkt rond de segmentboogvormige ramen) getuigen van deze bisschoppelijke eis tot residentie.
De pastorie is ingeplant ten noorden van de parochiekerk en bereikbaar via een steekboogvormig bakstenen ingangspoortje met eenvoudige bakstenen hekpijlers in de kerkhofmuur.
- Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DO02213, Pastorieën arrondissement Aalst (MERTENS J., 2003).
- D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5N1 (A-G), Brussel - Gent.