De dries is een grasland volledig omsloten door een weg. Aan de zuidzijde komen een aantal geknotte linden voor terwijl aan de noordzijde een aantal knotwilgen staan. Verder staan er enkele geknotte platanen en op de weide zelf enkele knotwilgen. Aan de buitenzijde van de weg is er bebouwing waaronder nog enkele hoeven in exploitatie. Op de weide zelf is er geen bebouwing aanwezig. In de zuidelijke hoek komt nog een drinkplaats voor dieren voor. Deze is evenwel sterk vervuild. Volgens de kadasterplannen zou er nog een tweede drinkplaats in de noordelijke uithoek moeten voorkomen doch deze is reeds jaren gedempt. Beide drinkplaatsen zijn op de Popp-kaart aangegeven.
D'Hulst ligt op matige gleyige zandleemgrond die vrij nat is. Aan de oostelijke zijde bevindt zich de vallei van de Boschbeek die zorgt voor de afwatering van een groot gebied, waaronder d'Hulst, in de Schelde. Het gebied zelf is vrij nat, om die reden bevindt er zich rond de dries een ondiepe gracht. D'Hulst zelf is op een hoogte ten overstaan van de beekvallei gelegen.
D'Hulst was voorheen gelegen aan de baan die het Land van Aalst met het Waasland verbond via het veer over de Schelde tussen Wichelen en Uitbergen. Door het rechttrekken van de Paepestraat vanaf de Elsbrug naar het Station te Wichelen, met de aanleg van de spoorlijn in 1847, kwam de wijk afgelegen te liggen.
Tot 1955 had de volledige weidegrond nog hetzelfde kadasternummer als op de hogergenoemde Popp-kaart. In 1955 werd hij opgesplitst in vijf percelen en in 1990 nog verder opgedeeld met drie nieuwe percelen. De weidegrond met drinkpoel is in particulier bezit en wordt nog steeds als graasland gebruikt. Rond dit grasland staan er naast enkele boerderijen verscheidene woningen.
Het toponiem Hulst komt voor in een renteboek van 1650 (De Potter en Broeckaert). In de stukken die dienstig geweest zijn voor de opmaak van een, verdwenen, landboek uit 1661-1662 staat ook de benaming d'Hulst vermeld. In 1764 worden in een verslag der straatschouwingen "den Driesch Hulst" en "den Elsbruggen Driesch" vermeld. Op de Ferraris-kaart (1777) staat op die plaats "H(ameau). Hulst" vermeld. De betekenis van het toponiem Dries is nog steeds niet duidelijk. Reeds in de 12de eeuw verstond men onder dries een met gras begroeid en met bomen beplant dorps- of gehuchtsplein in heerlijk of gemeentelijk bezit. In een opmetingsakte van 6 geminal jaar 8 (Rijksarchief Beveren - Gemeente Wichelen modern archief nummer 759) staat vermeld : "Op de Driesschen ofte gemeynten ofte soo genoemde vauge plaetsen". Dit wijst erop dat het vage, vermoedelijk weinig vruchtbare, gronden waren. Of het hier om een dries gaat die opklimt tot de middeleeuwen is in dit stadium van het onderzoek niet aan te wijzen.
Aan de buitenzijde van deze gemene gronden of driesen ontstond dikwijls een bewoningskern die in sommige gevallen uitgroeide tot een dorp. De hier behandelde "gemene grond" is landelijk gebleven, de dorpskern van de gemeente ontwikkelde zich op het noordelijke uiteinde op de rechteroever van de Schelde.
Volgens de lijst van "Gemeenten, heyden end driesschen" in de verschillende gemeenten van het Land van Aalst - 1778 - (Rijksarchief Gent - Fonds Land van Aalst - nummer 448 ), waar Wichelen deel van uitmaakte, waren er in de gemeente dertien gemene gronden met een totale oppervlakte van 15 bunder 1 dagwand en 88 roeden. Dit is erg veel, enkel de gemeente Orroir schoort hoger met achttien gemene gronden voor 12 bunder. Bij deze lijst dient wel opgemerkt te worden dat in 1778 de gemeente Schoonaarde - nu deelgemeente van Dendermonde - één geheel vormde met de gemeente Wichelen. In 1873 werd Schoonaarde een onafhankelijke gemeente. Op het huidige grondgebied van Wichelen waren er vijf zogenaamde driesen.
De zogenaamde Hulst Driesch is ook één van die vijf gemene gronden of driesen die op de kaarten, opgemaakt in opdracht van mevrouw Theresia Amelot, voorkomen. Op deze kaarten, daterend van het eind van de 18de eeuw komen naast de Hulst Driesch ook nog den Helsbrugghe driesch, den Hey driesch, den Bogaert Driesch en den Rimeir Driesch voor. Van deze vijf plaatsen is de Hulst nog het best in zijn originele vorm bewaard en vrij gebleven van bebouwing.
Tot 1821 waren deze zogenaamde driesen eigendom van de gemeente en werden zij verpacht, nadien werden ze verkocht aan particulieren. Jaarlijks werden deze "Communale goederen" verpacht. De Driesch Hulst werd in acht loten verpacht.
Momenteel is d'Hulst een landelijke bewoningskern. De Hoeve Blondeel, zogenaamd naar de laatste eigenaars, is de enige in vrij oorspronkelijke staat behouden hoeve gelegen aan d'Hulst. De overige omringende bebouwing bestaat uit enkele hoevetjes met aanwijsbare oude kern, onder meer nummer 27 met omhaagd voorerf en bakhuisje en recentere vrijstaande woningen, al dan niet in omhaagde tuinen.
- Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002034, Boerenhuis Hoeve Blondeel en Hulst (S.N., 1996).